Voorliggend Bericht is overgenomen uit tijdschrift Binnenstad 296 (jan./ febr. 2020). Hierin werd aandacht besteed aan de walmuur-vernieuwing van de Amsterdamse grachten. Nu er een grote renovatiegolf op komst is van de Amsterdamse kaden heeft dit ook impact op de bomen die daarop groeien. Aangezien deze al vanaf het begin van de zeventiende eeuw deel uitmaken van de stedenbouwkundige structuur van de binnenstad, zullen de bomen voor het grootste deel worden herplant. De beschermde, beeldbepalende bomen en bijzondere iepensoorten die vitaal zijn, zal men echter trachten te behouden.
Alleen al in de Amsterdamse binnenstad staan circa 9000 bomen in de openbare ruimte, waarvan meer dan 5000 iepen. Op de stadsplattegrond van Pieter Bast uit 1597 zien we voor het eerst bomen op de kaden verschijnen: langs de binnenzijde van de stadswal van 1585 (de huidige Herengracht) is tussen de Brouwers- en de ‘Warmoesgracht’ (Raadhuisstraat, tussen Singel en Herengracht) een regelmatige rij bomen ingetekend. Ook langs de Oudezijds burgwallen vinden we dan al enkele verspreide bomenrijen.
Bijzonder is dat bomen bij de grote zeventiende-eeuwse stadsuitleggingen van Amsterdam van meet af aan deel uitmaken van het stedenbouwkundig plan. Zij werden ook aangeplant door de stedelijke overheid. Hoewel Amsterdam weinig echte pleinen kent, is de stad geenszins benauwd van opzet. Door de gesloten bouwblokken rond ruime binnentuinen en de aanleg van grachten is de bebouwing weids gespatieerd. De grachten die de stad doorsnijden worden door bruggen geleed in zogenaamde rakken, waardoor tussen de gevelwanden en de bruggen een soort waterpleinen ontstaan. De bruggen en bomenrijen op de kaden omlijsten deze pleinen als galerijen. De breedte van deze galerijen is min of meer gelijk aan de breedte van de kavels, waardoor op ruimtelijk niveau een soort kleinste maatstaf ontstaat, die de ruimte maat en schaal geven. Afgaande op de plattegrond van Baltasar Florisz en de Burgerwijkkaartjes bedroeg de onderlinge afstand van de bomen ongeveer anderhalve kavelbreedte.
De bomenrijen maken dus deel uit van het stedenbouwkundige ontwerp voor de grachtengordel en de Jordaan. Dit was destijds in de hele wereld uniek en is op grote schaal nagevolgd, ook buiten Nederland. In de zeventiende eeuw werden in de stad niet alleen iepen, maar ook linden en abelen aangeplant. Van deze bomen was de iep de sterkste: door zijn kronkelige wortelgestel versterkte hij bovendien de kaden.
De ‘Belgica’
De oudst bekende cultuurvariëteit of gekweekte iepvorm is de oud-Hollandse iep (Ulmus x hollandica ‘Major’), een kruising tussen de veld- en de bergiep (Ulmus minor x Ulmus glabra). Deze iepenselectie werd, onder meer vanwege de grote bladvorm, al vanaf de zestiende eeuw gekweekt en in 1689 door stadhouder Willem III vanuit Nederland in Engeland geïntroduceerd, maar is nu in Amsterdam niet meer te vinden. Een andere selectie van de Hollandse iep, de Ulmus x hollandica ‘Belgica’, die vanaf het einde van de zeventiende werd gekweekt, bleek over een rechtere stam te beschikken en sloeg in Amsterdam zo goed aan, dat de linden, die aanvankelijk langs de grachten waren aangeplant in de loop van de achttiende eeuw op grote schaal door deze iepen zijn vervangen. Behalve een rechte stam heeft de ‘Belgica’ een zeer fijne, uitwaaierende takstructuur en enigszins afhangende takken, die soms bijna het water raken.
In de Eerste Wereldoorlog bleek dat de ‘Belgica’-iepen vatbaar zijn voor de door een schimmel veroorzaakte en de iepenspintkever verspreide iepziekte, waardoor ze vanaf circa 1940 niet meer zijn aangeplant. Ondanks het feit dat de Belgica’s door de iepziekte zijn getroffen, staan er nog steeds honderden langs de Amsterdamse grachten. Mede vanwege het feit dat dit vaak de oudste en grootste bomen zijn, is de Belgica nog steeds de meest beeldbepalende iep. De oudste Belgica’s langs het water vinden we onder meer op het Stationsplein – geplant in 1889, na oplevering Centraal Station – en langs de Nieuwe Herengracht – een ‘gekandelaberd’ exemplaar uit 1891. Op de Keizersgracht voor de Onze Lieve Vrouwekerk staat een rijtje circa honderd jaar oude Hollandse iepen met opvallend bochtige stammen van een onbekende selectie, waar onlangs stekken van zijn genomen. Op plaatsen waar de iepziekte toesloeg, werden de Belgica’s veelal vervangen door de wat stakerige Huntingdon-iepen (Ulmus x hollandica ‘Vegeta’, 1746) en later ook door de ‘Commelin’ (gekruist 1940 / uitgegeven 1960) en de ‘Groeneveld’ (1941/1963). Toen bij de tweede iepziektegolf begin jaren ’70 bleek dat deze kruisingen evenmin goed tegen iepziekte bestand waren, heeft men nieuwe selecties van de oud-Hollandse iep uitgegeven, met even oud-‘Hollands’ klinkende namen als de ‘Dodoens’ (1954/1973), ‘Plantijn’ (1954/ 1973), ‘Lobel’ (1958/1973) en ‘Clusius’ (1958/1983). Tegenwoordig worden nog resistentere, uit Amerika afkomstige cultivars toegepast, zoals de veelvuldig aangeplante ‘New Horizon’ – met sterk opgaande takken en enigszins glimmend, donkergroen blad, die we onder meer aantreffen op de vernieuwde en in 2003 ingeplante kade voor de Cromhouthuizen – , de kleinbladige en in de herfst rood verkleurende ‘Frontier’ – in 2013 aangeplant op het noordelijke deel van de Oudezijds Achterburgwal – en de zeer resistente ‘Rebona’ – waarvan er onder meer in 2016 twee zijn aangeplant op de Reguliersgracht.
Hoewel de verschijningsvorm van de Belgica nog altijd het streefbeeld vormt van alle nieuw ontwikkelde cultuurvariëteiten, missen al deze meer en minder resistente soorten de gracieuze eigenschappen van de Belgica. Doordat de iepziekte in Amsterdam dankzij een speciaal monitoringsprogramma tegenwoordig goed onder controle is, worden de Belgica’s vanwege hun karakteristieke vorm weer in kleine aantallen gekweekt. Omdat dat de ziekte ook wordt overgebracht door wortelcontact, wisselt men de nieuwe aanplant van Belgica’s vaak af met meer resistente iepencultivars. De interactieve Bomenkaart (2017) van de gemeente Amsterdam geeft een overzicht van alle bomen die in de stad voorkomen, waaronder meer dan veertig verschillende soorten iepen: https://maps.amsterdam.nl/bomen/.
Bescherming
In het kader van de geplande kademuurvernieuwingen zullen circa dertig kaden, merendeels in de binnenstad en in Amsterdam-West, de komende jaren worden vervangen. Bij een kademuurvernieuwing worden normaliter alle bomen op de desbetreffende kaden verwijderd. Door de gemeentelijke Bomenverordening (2014; 2016) genieten alle bomen binnen de bebouwde kom, die dikker zijn dan 30 cm een zekere bescherming, dat wil zeggen dat ze alleen onder voorwaarden gekapt mogen worden. In het kader van een walmuurvernieuwing gaan de bomen langs de grachten het met deze bescherming niet redden, maar ze moeten in principe wel weer worden herplant. Bij herplant worden ze vervangen door jonge iepen, vaak van een andere, iepziekte-resistente soort, maar op enkele beeldbepalende plaatsen als brughoofden zullen mogelijk ook weer Belgica’s worden aangeplant.
Behalve door de Bomenverordening worden de bomenrijen langs de hoofdgrachten als fenomeen van rijkswege beschermd door het Beschermd Stadsgezicht (1999) en op Europees niveau (gewaarborgd door het Europese Hof van Justitie) door de aanmerking van de grachtengordel als UNESCO-Werelderfgoed (2010). Op grond van het feit dat de boombeplanting langs de grachten medebepalend is voor de cultuurhistorische waarde en stedenbouwkundige structuur van dit gebied en als zodanig ook specifiek wordt beschreven in de ‘Uitleg’ van het Beschermd Stadsgezicht (1999), die tevens de grondslag vormt voor de bescherming van het UNESCO-werelderfgoed, en in de diverse bestemmingsplannen, genieten de bomenrijen langs alle grachten van het beschermde gezicht een zekere extra bescherming, al is niet helemaal duidelijk wat deze bescherming precies inhoudt, aangezien de structurele samenhang van de bomen met de architectuur – anders dan in andere gemeenten – niet nader in de bestemmingsplannen en/of in zogenaamde ordenkaarten is uitgewerkt.
Hoofdbomenstructuur
Ook genieten bomen langs sommige doorgaande straten en grachten in de gehele stad een zekere extra bescherming door het (huidige) gemeentebeleid. Om de boombeplantingen langs straten en waterstructuren die van belang worden geacht voor de ruimtelijke kwaliteit van de stad herkenbaar te maken, maar ook om het bomenbestand te herstellen en uit te breiden heeft de gemeente de Hoofdbomenstructuur ontwikkeld (HBS). Deze bomenstructuur is een beleidsinstrument, dat vooral betrekking heeft op de aanplant van nieuwe bomen, maar tot op zekere hoogte ook bomen beschermt bij herprofileringen: ‘Uitgangspunt voor bomen die deel uitmaken van de hoofdbomenstructuur is dat er bij het planten en beheren van bomen voldoende groeiruimte moet zijn en dat bij herprofileringen gezonde en levensvatbare bomen blijven staan. Bij het planten van de boom moet bovendien al rekening worden gehouden met de ruimte die de volwassen boom zal innemen, om zo tot beeldbepalende exemplaren te komen. Deze bomenlijnen staan langs de hoofdnetten, waterwegen, dijken of historische verkavelingspatronen’.
Bij de laatste vaststelling van de Hoofdbomenstructuur (kaart in het Beleidskader Puccinimethode, 2018) is deze ten opzichte van die in het eerder gepubliceerde kaartje in de Structuurvisie 2040 (2011) uitgebreid met diverse bomenrijen in de oude binnenstad (onder meer langs de Oude- en Nieuwezijds Voorburgwal, Kloveniersburgwal/Geldersekade en Oude Schans), terwijl de grachten en gedempte grachten in de Jordaan tussen de Brouwersgracht en Leidsegracht hier niet langer deel van uitmaken – behalve de petieterige Passeerdersgracht, een grachtje waarlangs in de zeventiende eeuw nu net geen bomen stonden. Dit laat tevens zien hoe veranderlijk beleid is: door de beleidswijziging van 2018 lijken de bomen op de Rozengracht – waarvan er volgens de kaart ‘Monumentale bomen en ander waardevol groen’ niet één als ‘monumentaal’ is aangemerkt – ten behoeve van de komende herinrichting nu eenvoudig te kunnen worden gekapt.
Behalve de locaties geeft de Puccinimethode – genoemd naar de bonbons van de Amsterdamse chocolaterie Puccini, die symbool moeten staan voor goede kwaliteit – ook de ‘spelregels, voorwaarden en inrichtingseisen’. Hierin worden o.m. de groeiplaatsomstandigheden voor nieuwe en bestaande bomen beschreven: ‘Bij walmuurvernieuwing (van grachten die deel uitmaken van de Hoofdbomenstructuur) worden bestaande bomen vervangen en de groeiomstandigheden zo ingericht dat de groei voor de nieuw te planten bomen voor tenminste 50 jaar is gewaarborgd. Bepalend voor de onderlinge plantafstand van de bomen en het type iep is de beschikbare doorwortelbare ruimte, zowel kwalitatief als kwantitatief’.
Onder normale omstandigheden groeien de boomwortels in een zone die overeenkomt met de projectie van de kroon. Maar op de ondergrondse openbare ruimte ligt tegenwoordig een grote druk: behalve aan de waterleiding, riolering en elektriciteit- en internetkabels moeten de kaden ruimte bieden aan tal van nieuwe voorzieningen zoals ondergrondse afvalcontainers, laadpalen voor geëlektrificeerd autoverkeer en warmtepompen. Op heringerichte grachten groeien de iepen daarom vooral in de smalle strook onder de parkeerzone en dreigen de iepen steeds verder uit elkaar te worden geplant. Over het algemeen hebben de hoofdgrachten een straatprofiel van meer dan negen meter breed en is de grondwaterdiepte er lager dan 80 centimeter. Bij zijgrachten bevindt het grondwater zich vaak al op 40-60 centimeter en is de breedte van het straatprofiel geringer. ‘De iepen langs de hoofdgrachten worden bij voorkeur in een onderlinge plantafstand van 12-15 meter geplant, de iepen langs de zijgrachten in een onderlinge plantafstand van meer dan 15 meter.’
Als de grond rond de boom al te zeer wordt verdicht door parkeren en een te grote belasting door het zware verkeer, kunnen de wortels zich niet goed ontwikkelen. Daarom krijgen de bomen optimale groeiomstandigheden mee, dat wil zeggen dat ze in beginsel beschikken over een doorwortelbare ruimte van 25m3 tot 40m3 per boom, zoveel mogelijk gevuld met ‘Amsterdams bomenzand’ – een speciaal ontwikkeld grondmengsel, dat zowel vruchtbaar is als een grotere belasting kan dragen. De wortelzone wordt bovendien zoveel mogelijk gescheiden van kabels en leidingen, en in een sterk verdichte omgeving, zoals op groeiplaatsen tussen parkeervakken, kunnen extra voorzieningen zoals druk verspreidende middelen worden toegepast.
In de Hoofdbomenstructuur worden bij herplant tenslotte bij voorkeur bomen toegepast met een stamomtrek van 50 tot 60 cm, die in volwassen toestand hoger worden dan twaalf meter.
Monumentale bomen
Om kap van bijzondere bomen te voorkomen kunnen deze bovendien (in het kader van de Bomenverordening) beschermd zijn als ‘beschermwaardige houtopstand’. Zo’n houtopstand, dat wil zeggen één of meerdere bomen of houtige gewassen, kan zowel op particuliere grond als in de openbare ruimte staan en wordt op de (voorlopige) lijst geplaatst vanwege zijn beeldbepalende waarde, cultuurhistorische betekenis, natuurwaarde, zeldzaamheidswaarde of ouderdom. De kaart ‘Monumentale bomen en ander waardevol groen’ is niet compleet, maar geeft een goede indruk van het beschermde bomenbestand in de openbare ruimte. Als een boom op de lijst (of zolang deze nog niet is vastgesteld op een van de lijsten van de voormalige stadsdelen) voorkomt mag deze niet worden gekapt, maar alleen (met vergunning) worden gesnoeid of verplaatst, tenzij er sprake is van ‘zwaarwegende omstandigheden’ om toch tot kap over te gaan.
Langs de grachten vinden we afgezien van enkele tientallen linden en enige platanen en paardenkastanjes vooral iepen. In de binnenstad genieten een paar honderd hiervan speciale bescherming doordat ze op bovengenoemde lijst voorkomen. Naast de Belgica’s en Huntingdon-iepen zijn er ook nog een aantal meer bijzondere cultivars, waaronder de smalle, hoog opgaande monumentaal-iep (Ulmus minor ‘Sarniensis’, 1836-Eng.), die veel in Amsterdam-Zuid is toegepast, maar in de binnenstad slechts op enkele plaatsen voorkomt (Kattengat, Stromarkt); een speciale variant met een duidelijke enting en min of meer ronde kroon van de duiveltjesiep (Ulmus glabra ‘Cornuta’, vóór 1845), die onder meer te vinden is langs de Reguliersgracht, en de vanuit de voormalige iepenselectietuin bij Huis Groeneveld te Baarn afkomstige en in de herfst knalgeel kleurende Amsterdam-iep (Ulmus ‘Amsterdam’, 1950/1980), waarvan we een rijtje aantreffen aan de westkant van de Weesperstraat – en een aantal langs de Sloterkade, waarvan één voor het Aalsmeerder Veerhuis.
Afgaande op bovengenoemde interactieve kaart van monumentale bomen bevinden de meeste monumentale bomen zich langs de hoofdgrachten, terwijl we langs de grachten van de oude binnenstad (binnen het Singel) en van de Jordaan relatief weinig bomen aantreffen die beschermwaardig worden geacht. Mogelijk staan er in de Jordaan en de oude binnenstad ook weinig echt monumentale bomen (meer), doordat veel kademuren nog niet zo lang geleden zijn vernieuwd, veel bomen dus relatief jong zijn en er langs de smallere en lagere grachten weinig ruimte is waardoor de iepen niet tot monumentale bomen uit kunnen groeien.
Voor de monumentale bomen zullen bij een kademuurvernieuwing speciale maatregelen worden getroffen om ze te behouden. Sommige bomen kunnen bijvoorbeeld worden verplaatst, al moeten de takken en wortels daarvoor vaak ingrijpend worden gesnoeid. Als bomen te zwaar zijn om over de kade te verplaatsen en te groot om onder de bruggen door te varen, worden ze wel tijdelijk aan de overzijde van de gracht op een schuit geplaatst. Als ze niet verplaatsbaar zijn, bestaan er nog verschillende andere mogelijkheden om ze te behouden. Zo kan er een kade worden geplaatst vóór de bestaande kadewand of er kan in de muur een uitstulping worden gemaakt, zoals bijvoorbeeld in de Brouwersgracht. Door deze oplossingen wordt de gracht natuurlijk wel smaller , wat weer nadelig is voor de waterberging, doorstroming en voor het aanzicht en de stedenbouwkundige structuur. Naar verwachting zullen alle monumentale bomen meestal toch ingrijpend gesnoeid moeten worden om ze te behouden.
Juliet Oldenburger