(219) Een aantal jaren geleden dwaalden mijn man en ik als toeristen met belangstelling voor de schilderes Paula Modersohn-Becker rond in het bekende kunstenaarsdorp Worpswede (Nedersaksen). Het dorp is schilderachtig gelegen, aan het riviertje de Hamme, een zijtak van de Wezer, aan de voet van de 54 meter hoge Weyerberg en omgeven door heide en veenland, bekend als het zogenaamde Teufelsmoor.
Bekende kunstenaars die daar woonden en werkten en deel uitmaakten van de kunstenaarskolonie Worpswede, waren architect en schilder Heinrich Vogeler en de schilders Fritz Mackensen, Otto Modersohn en zijn vrouw Paula Becker.
Natuurlijk bezochten wij het museum de ‘Grosze Kunstschau’ en ik raakte daar zeer onder de indruk van het schilderij van Fritz Mackensen (1866-1953), getiteld Torfkähne auf der Hamme (zie hierboven).
Waarom was ik zo onder de indruk? Omdat de voorstelling mij direct deed denken aan de grootvader van mijn man, genaamd Feddo Oldenburger, naar wie mijn man is genoemd. Opa was geboren in Winschoten (08-01-1869) en overleed op tachtigjarige leeftijd in dezelfde plaats (03-07-1949). Uit diverse aktes is op te maken wat zijn beroep was. Zo staat in 1892 en 1893 vermeld dat hij het beroep van binnenschipper uitoefende, evenals zijn vader Frederik (geb. 17-03-1839 en overl. 16-11-1928). In 1917 staat genoemde Feddo als schipper ingeschreven en in 1927 als binnenschipper èn als brandstof-handelaar. De vader van genoemde Frederik, die volgens familie-traditie Feddo zou moeten heten maar deze keer op z’n Fries Fedde was genoemd (voluit Fedde Jans, de zoon van Jan Feddes), staat ook geregistreerd als praamschipper / turfschipper. Hun werk bestond dus – zoals wij kunnen concluderen uit deze summiere gegevens – uit goederen (turf) vervoeren per praam (kleine of grotere platbodem) en deze ook aan de man brengen. Opa Feddo staat in 1927 naast schipper ook als brandstofhandelaar ingeschreven. Hij vervoerde aanvankelijk turf en later heeft hij zich meer gericht op de kolenhandel (achter zijn huis). Ook de schipper op het schilderij van Mackensen (volgens de titel Torfkähne) handelde in turf en vandaar dat ik mogelijk zo door dit schilderij werd getroffen.
Uit een overlijdensakte uit 1833 van de dochter van Fedde Jans Oldenburger (Hillechien, 6 dagen oud) is op te maken dat Fedde’s gezin in die tijd woonde op hun praamschip met de naam de ‘Jonge Jan’, liggende alhier (Winschoten) aan de Binnen Venne. In 1880 werd de Binnenvenne gedempt. De Buitenvenne bleef nog in functie als binnenhaven voor turfschippers en snikkevaarders. Het schip de Jonge Jan (of een opvolger) zal tot eind van de 19de eeuw als woning dienst hebben gedaan. We kunnen ons een platbodem (praam) met kajuit voorstellen.
Opa Feddo woonde met zijn gezin aan de Garst te Winschoten. Het was een eind-19de eeuws (?) ruim huis met paardenstal en erf.
De hoger gelegen Garst bestond uit een rug van keileem, vaak gebruikt als gemeenschappelijke dorpsweide of akker. De Garst als weg was één van de betere wegen waarover sinds vroeger eeuwen gereisd kon worden of waar mensen zich konden vestigen. Geleidelijk aan was over de Garst een handelsroute ontstaan tussen de Duitse stad Münster en de stad Groningen. Op het kaartje hieronder zien we boven het woord WINSCHOTEN de Trekvaart lopen. Mogelijk zelfs dat de familie Oldenburger oorspronkelijk vanuit de omgeving van Worpswede of vanuit de omgeving van de stad Oldenburg naar Nederland is getrokken om daar te proberen een beter bestaan op te bouwen. De afstand Oldenburg – Groningen is tenslotte maar 130 km. Maar wanneer dit dan is gebeurd is nog onduidelijk omdat we nog niet van alle voorgeslachtleden de bijpassende geboorteplaats hebben gevonden. Het moet aan het begin van de 18de eeuw geweest zijn of zelfs al eerder.
Bekend in onze familie is dat het praamschip van opa Feddo getrokken werd door een trekpaard langs een jaagpad. De paardenstal stond achter het huis en het paard zal naar nu duidelijk is op De Garst hebben gelopen. De Garst ligt op het kaartje boven het woord Zuider Veen, niet al te ver weg van de Trekvaart (Winschoterdiep, gegraven in 1637) van waaruit westwaarts naar Groningen en oostwaarts naar de Groningse en Drentse veengebieden gevaren kon worden.
Het is na deze vluchtige oriëntatie dus zonneklaar dat de voorvaderen van mijn man als turfschipper door het leven gingen en hoogstwaarschijnlijk uit de omgeving van Oldenburg (of verder oostwaarts Worpswede) afkomstig waren. Na de laatste turfschipper (Opa Feddo) ging zijn zoon (mijn schoonvader, weer een Frederik) naar de zeevaartschool om op de grote vaart de wereld te verkennen.
Het turfschip van opa werd ingeruild voor een koopvaardijschip van de KPM en de provincie Groningen werd ingeruild voor de havens van Nederlands Indië, Singapore, Australië en Penang (Maleisië).
.