Omdat de Vereniging Terebinth zich in zwaar weer bevindt vanwege het ontbreken van bestuursleden (voorzitter, secretaris en penningmeester gevraagd) leek het ons bureau een goed idee juist nu wat extra aandacht te schenken aan historische begraafplaatsen. De beschrijvingen zijn goeddeels overgenomen uit de ‘Gids voor de Nederlandse Tuin- en Landschapsarchitectuur’ (4 delen, 1995-2000), grotendeels van eigen hand.
Begraafplaats Zuilen-Haagveld, Breda. ‘Eerste Begrafenis op de Katholieke Begraafplaats Zuylen’, geschilderd door Constant Huysmans, 1832; Origineel: Breda’s museum
De geschiedenis van de rooms-katholieke begraafplaats Zuilen loopt parallel met die van de naastgelegen hervormde begraafplaats Haagveld. Tegenwoordig vormen zij samen één complex met een crematorium. De voormalige buitenplaats Zuilen ligt in het gebied tussen Breda en het Liesbos dat in vroeger eeuwen een aantrekkelijke omgeving vormde om in de zomermaanden de stad te ontvluchten. In de zeventiende eeuw lag hier al een herenboerderij met de naam Suylen. De naam Haag of Hage, hetgeen op een groenaanleg duidt, kwam in die tijd ook al voor in het hier gelegen plaatsje Princenhage. Vermogende Bredanaars hadden langs de oude uitvalsweg richting Mastbos aanvankelijk boerderijen in bezit met herenkamers, dikwijls met bijbehorende nutsgronden en siertuinen met tuinkoepeltjes. Het gebied stond bekend om zijn tuinderijen, in het bijzonder vanwege de teelt van aardbeien en ander klein fruit. Later, in het begin van de negentiende eeuw na de vrede met België (1830), werden er ook veel kapitale villa’s gebouwd voor permanente bewoning. Deze waren vaak omgeven door parkachtige tuinen met Engelse bosjes en een landschappelijke vijverpartij. Namen van huizen uit die tijd, zoals Tuinzicht, Torenzicht, Huis ten Bosch en Lindenburg, illustreren het toenmalige karakter van een Arcadisch landschap met pittoreske doorzichten tussen monumentale boomgroepen. Soms werd in een hoekje van het park een particuliere begraafplaats ingericht. Hoewel dit niet vaak voorkwam, was ‘de dood’ als verschijnsel geen zeldzaamheid in een romantische parkaanleg. Een bemoste zerk, een gebroken klassieke zuil of een tombe met grafregels die de wandelaar aan de vergankelijkheid herinnerden, waren geliefde landschappelijke stijlmiddelen. De begraafplaats Zuilen is ontstaan uit een dergelijke particuliere begraafplaats. In 1826 en in 1829, het jaar waarin het Koninklijk Besluit van kracht was geworden dat gemeenten met meer dan 1000 inwoners om hygiënische redenen een begraafplaats buiten de stadsgrenzen moesten aanleggen, werd de particuliere begraafplaats Zuilen aanmerkelijk uitgebreid met aangrenzende tuinen, waarop achtereenvolgens een rooms-katholieke begraafplaats (Zuylen of Zuilen) en een hervormde begraafplaats (Haagveld) werden aangelegd. Het geheel bleef het parkachtige karakter in de late landschapsstijl houden en zelfs twee tuinkoepels bleven lange tijd als onderdeel van de begraafplaats in stand. De oude oprijlaan naar Zuilen is nog altijd herkenbaar en de beuken op Haagveld dateren nog van vóór de aanleg van de begraafplaats. Duidelijk is het verschil in sfeer tussen beide, met elkaar in verbinding staande, begraafplaatsen te ervaren. Het hervormde deel is soberder van sfeer, het rooms-katholieke deel heeft meer ornamenten. Op het rooms-katholieke deel ligt onder een onopvallende steen Louis Charles de Bourbon begraven, zoon van de Franse kroonpretendent, die volgens overlevering in Delft in het Kalverbos begraven ligt. Op het protestantse gedeelte is het gietijzeren monument van Cornelis Jan Wouter Nahuys heer van Burgst uit 1831 het meest opvallend. Het is het oudst bewaarde graf en gedecoreerd met natuurkundige instrumenten die verwijzen naar zijn liefhebberij als amateur-natuurkundige. Evenals veel villa’s in de omgeving is het monument uitgevoerd in neoclassicistische stijl. De combinatie van late landschapsstijl met neoclassicistische architectuur behoort tot de stijlperiode die zijn hoogtepunten beleefde onder de tuinarchitect J.D. Zocher jr. De witte architectuur stak helder af tegen het decor van groen gebladerte en moest een sfeer oproepen als in de landschapsschilderingen van kunstenaars als Claude Lorrain en Nicolas Poussin. Door verdichting is de romantische sfeer van de begraafplaatsen deels verloren gegaan. In 1933 werd de verwaarloosde tuinkoepel en in 1970 ook de kapel afgebroken. Op Zuilen is sinds de jaren zeventig ook een crematorium ingericht naar ontwerp van architect Van den Miracker. Dit luidde een nieuwe uitbreiding met urnenvelden in. In een hoek aan de Ettense Baan ligt een Poolse erebegraafplaats. Het verscholen graf op de hervormde begraafplaats tegen de heg waarop ‘Vincent van Gogh’ staat, is niet dat van de beroemde schilder, maar van zijn grootvader, predikant in de grote kerk van Breda. De oom van Vincent van Gogh ligt verderop in een grafkelder, een duurder klassegraf.