Kasteel Schaloen en heemtuin Sjloensheim, mooie combinatie

Vandaag 14 september 2024, (eerste) Open Monumentendag. Dat vraagt misschien om het bezoeken of beleven van een monument, wat benoorden de rivieren toch niet echt bekend is bij monumenten-liefhebbers. Allen een mooie dag gewenst.

Oud-Valkenburg. Kasteel Schaloen. Uit ‘Gids voor de Nederlandse Tuin- en Landschapsarchitectuur. 2000

In Oud-Valkenburg liggen de kastelen Schaloen (of Chaloen of Schâlven) en Genhoes (of Oud- Valkenburg). Kasteel Schaloen ligt binnen een omgracht terrein op een eiland dat gevormd wordt door de Geul en een aftakking daarvan, genaamd de Molenbeek. Het kasteel is na een verwoesting in 1575 opnieuw opgetrokken en vervolgens in 1656 verbouwd in Renaissancestijl. In 1893 en 1894 vond een ingrijpende restauratie en verbouwing plaats onder leiding van de architect P.J.H. Cuypers.

Kasteel Schaloen. Aquarel 19ce eeuw. Voor de verbouwing van Cuypers. Bron Wikipedia
De schrijver en dominee Craandijk beschrijft in zijn Wandelingen (1883) de rijkdom van het licht golvende landschap in de vruchtbare beemden en vallei van de Geul. Tussen fluweelgroene weiden met populieren omzoomd en bloeiende boomgaarden ligt Schaloen temidden van donkere boompartijen. Decor van dit alles is de sierlijk gevormde Schaelsberg. De lindenberceau die, opzij van de weg, naar de Geul leidt, biedt Craandijk verkoeling tijdens zijn wandelingen. Tegenover de watermolen ligt het park van Schaloen. Volgens Craandijk wordt de toegang belemmerd door ‘… hekken tusschen met vazen gekroonde palen’.  Vazen met bonte eenjarigen, sieren in die tijd ook de oevers van de gracht, samen met pruikaccacia’s, een negentiende-eeuwse versiering die de goedkeuring van de auteur niet kon wegdragen. Hij vond dit niet passend bij de sobere stijl van het kasteel, dat toen nog niet door Cuypers was opgesierd met hoektorentjes en dakvensters. Schaloen bestaat nog steeds uit een kasteel met bijgebouwen, waaronder een poortgebouw, een tiendschuur, een achttiende-eeuws zwanenhuisje en een zeventiende-eeuwse watermolen.
Van een echte parkaanleg is bij Schaloen geen sprake. Wel zijn er verschillende lanen, enkele oude solitaire bomen, waaronder exotische soorten, en een (voormalige) moestuin. De berceau komt uit op de voorburcht waar ook de bijgebouwen gesitueerd zijn. Vandaar is het eigenlijke kasteel door middel van een brug bereikbaar. Met uitzondering van de oude bomen is de inrichting van de tuinen binnen de gracht modern en aangepast aan de horeca-functie van het gebouw. De moestuin ligt ten westen van de oprijlaan, bij de watermolen, en is tegenwoordig in gebruik als heemtuin genaamd ‘Sjloensheim’. Een beschrijving volgt onder deze hoofdtekst.
Oud Valkenburg. Heemtuin Sjloensheim. 1988

Vanaf de parkeerplaats nabij de watermolen loopt een beukenlaan door de weilanden naar de brug over de Geul. Botanisch, zoölogisch en ornithologisch gezien zijn Schaloen en het naastgelegen Genhoes zeer interessant. Er komen veel orchideeën voor en er zijn vossen, dassen, eekhoorns, eikelmuizen en talrijke zangvogels in het gebied. Schaloen is een rijksbeschermde historische buitenplaats. 

Sjloensheim. In de nabijheid van kasteel Schaloen en naast de uit 1661 daterende watermolen ‘Sjloens-meule’ ligt het heempark Sjloensheim met ongeveer 500 planten van de flora van Zuid-Limburg, alle voorzien van een naambordje. Het park is een combinatie van een heemtuin, een historische tuin, een natuurinformatiecentrum en een openluchtmuseum. Het bestaat onder meer uit een oud-Limburgse boerderijtuin met groenten, kruiden, kleinfruit in met buxus afgezette perken en een akkertje met oude veldgewassen als emer, spelt, gierst, veldwortelen, huttentut, tabak, hop, cichorei, wede, wouw, meekrap en weverskaarde. Er is een imitatie mergelgroeve, een imkerij en een Oudhollandse kruidentuin. Er groeien tal van bloemplanten, geurkruiden, palmlelies en rozen maar ook staan er strak geschoren taxusvormen. Er staan oude wegkruisen zoals die vroeger langs de landwegen stonden, zogenaamde hagelkruisen. De watermolen is toegankelijk en er is een vogelbosje. Uniek is de viskorf waarmee vroeger op zeer efficiënte wijze vis werd gevangen.

Wandelen rondom Schaloen is een belevenis. Het Schaloens Voetpad bij Kasteel Schaloen wordt geflankeerd door monumentale beuken en is de link tussen het kasteel en de Oostergats.

Uit: Carla S. Oldenburger, Anne Mieke Backer en E. Blok. Gids voor de Nederlandse Tuin- en Landschapsarchitectuur, deel 4. Rotterdam, 2000.

Ronald van Immerseel in onze gedachten

RONALD VAN IMMERSEEL (1971-2024)

Unknown.jpeg

Gisteren bereikte ons het zeer verdrietige bericht dat Ronald van Immerseel zaterdag 7 september is overleden. Hij was een erkend en deskundig historisch onderzoeker op het gebied van de Nederlandse buitenplaats. We werkten nooit echt samen aan een project, maar in het relatief kleine kringetje van het groene erfgoed voelden we ons allemaal collega’s en waren we allemaal bevriend met hem.

Ronald ging na zijn afstuderen rustig zijn eigen gang en leerde al snel de geheimen van historische buitenplaatsen kennen. Hij landde in deze kring precies in de goede tijd, de tijd dat de Commissie Buitenplaatsen  van de Raad voor Cultuur haar inventarisatie van Nederlandse buitenplaatsen afrondde, de Nederlandse Tuinenstichting haar Monumenten Commissie opstartte en in de tijd dat de ‘Gids voor de Nederlandse Tuin- en Landschapsarchitectuur’ (verwerkt in Database ‘TUIN’) werd geschreven. Als wetenschappelijk onderzoeker werkte hij aanvankelijk voor de Stichting ‘Particuliere Historische Buitenplaatsen’ (PHB, gesubsidieerd door het Ministerie van LNV). In 2010 werd deze stichting PHB omgevormd tot de onafhankelijke stichting ‘In Arcadië’, een onderzoeks- en planbureau en in die zin een zeer gewaardeerde collega van ons eigen bureau ‘Binnenstad en Buitenleven’,  in 2000 opgericht met het doel onderzoek, advies en herstel van historische tuinen. Op Linkedin is te lezen welke functies hij verder allemaal heeft bekleed.

Ons Zochers Online project geeft ook aan dat wij wat betreft de werken van de Zochers Ronald’s geschriften hebben verwerkt. In de literatuurlijst zijn verschillende publicaties van hem opgenomen, zoals:

  • Immerseel, Ronald H.M. ‘Christoffel Eggink (1820-1881), een rechte tuinarchitect’. Cascade Bulletin jrg. 5(1996), 2de halfjaar. p. 39-47.
  • Immerseel, Ronald H.M. van. ‘Twee generaties Zocher op Vredenoord’. Historische Woonsteden en tuinen no.158 (2008). p. 22-27.
  • Immerseel, R.H.M. ‘Christiaan Georg Breitenstein, ontwerper en hortulanus’. Historische Woonsteden en tuinen, no. 154 (april 2007), p. 7-11.
  • Immerseel, Ronald H.M. van en Heimerick M.J. Tromp. ‘Onbekende werken en gegevens van J.D. Zocher sr. jr. Tuingeschiedenis in Nederland: veelzijdig erfgoed in ’t groen. Utrecht, 2009. p. 65-78. Ook uitgegeven als Cascade Bulletin voor Tuinhistorie. jrg. 18 (2009), nummer 2.
  • Immerseel, Ronald van. ‘Minder in tel en aanzien, en toch ook knap is eene Boleurs: De Haarlemse hortulanus Arent Bolleurs en zijn zoon Jan’. Cascade Bulletin Jg 2010 (19), no. 1, p. 35-44.
  • Immerseel, drs. R.H.M. van. M.m.v. dr. A.M.M. van Haperen. ‘Dat de Overduinsche bloemhof bloei: de geschiedenis van de buitenplaats Overduin te Oostkapelle‘. Amersfoort, 2011. 96 p.

Wij zijn in gedachten bij zijn familie en allen die hem hoog achten.

Leiduin en Vinkenduin te Aerdenhout. Wat is een vinkenbaan?

De buitenplaatsen Leyduin en Vinkenduin vormen samen met Woestduin een aaneengesloten complex van buitenplaatsen in Aerdenhout/Bloemendaal, op de overgang van de strandvlakte naar de duinen.
Aerdenhout Bloemendaal). Huis Vinkenduin. 2017.
Leyduin is voor het eerst vermeld in 1596 en was oorspronkelijk een hofstede met boomgaarden eromheen. In 1798 werd de plaats beschreven als een park met een hermitage (kluizenaarshut) op een heuvel, een beek, een cascade (waterval, aangelegd in 1759), een menagerie (dierenverblijf) en een vinkenhuis, boomgaarden en moestuinen. Van deze oudste aanleg dateren nu nog de neogotische hermitage en de grenspalen uit 1701 met de naam Johan van Romswinckel, die thans bij de oprit naar het huis staan. Ook het nog gave lanenstelsel met enorme beuken vormde een onderdeel van de toenmalige aanleg. Het oude herenhuis op Leyduin werd in het begin van de negentiende eeuw afgebroken. In 1874 werd een nieuw huis gebouwd dat in 1920 echter zo bouwvallig was geworden dat ook dit werd afgebroken. Uit die tijd resteren nog wel een koetshuis en koetsiers- en tuinmanswoningen.
Tot 1900 liep een duinrel, een afwatering vanuit de duinen, door de beek en over de cascade op Leyduin. Het water was bestemd voor de drinkwatervoorziening van Amsterdam. Toen er waterleidingbuizen gelegd werden, zijn de beek en de cascade drooggevallen.
Nadat in 1919 een deel van Leyduin was afgescheiden, namelijk het tegenwoordige Vinkenduin, werden op beide delen nieuwe huizen gebouwd naar ontwerp van architect  A.A. de Maaker, Leyduin in 1921 en Vinkenduin in 1924.
De tuinarchitect L.A. Springer ontwierp de aanleg bij beide huizen. Vinkenduin werd gekarakteriseerd door een zicht vanuit het huis in west-zuidwestelijke richting naar de duinen.
Oude vinkenbaan in het Noord-Hollands Duinreservaat. Collectie PWN
Vinkenduin dankt zijn naam aan de vinkenbaan die hier in 1752 werd aangelegd.  Hier ving men vinken die gebruikt werden voor consumptie. De baan is in het terrein nog te herkennen aan hoge aarden wallen, die een veldje met lindebomen omsluiten. De woning op Vinkenduin langs de Vogelenzangseweg is een oud vinkenhuis. Zie verdere beschrijving onder deze tekst.
Het gebied is zeer rijk aan broedvogels en kent een uitgebreid scala aan stinseplanten, met onder meer gevlekte aronskelk, wilde hyacint, wilde narcis en bosanemoon. De half in de grond gelegen appelkelder is in 1980 gerestaureerd en is nu een geliefde verblijfplaats van vleermuizen.
In 1993 is het terrein rondom het huis gerenoveerd door de landschapsarchitect Victor van Boven. Ook het bureau Bruine Beuk van Lia en Jorn Copijn heeft hier in deze tijd  ontwerpvoorstellen gedaan. De ontwerpen van Copijn en Leonard Springer worden bewaard in Speciale Collecties Wageningen UR.(https://library.wur.nl//WebQuery/tuin?q=vinkenduin)
Het Openluchtmuseum meldt over vinkenbanen en vinkenhuisjes:

Al in de 15e eeuw houden rijke Hollanders er een vinkenbaan op na. Omdat de vogels in de herfst naar het zuidwesten trekken, staan vinkershutten altijd met de opening naar het noordoosten. Zo kunnen de vinkers hun prooien al van verre zien aankomen. De vogels worden gelokt met soortgenoten die aan een plankje zijn vastgemaakt en met uitgestrooide elzenproppen. Zijn de vogels geland, dan klapt een groot net dicht en zitten ze gevangen. De vangst wordt in de hut bijgehouden. Soms wel tienduizend vogels in een seizoen! In 1912 maakt de Vogelwet een eind aan het deze bedenkelijke hobby.

Berkenbosch een buitenplaats op Walcheren met 18de eeuwse lanen en visvijvers

Op Linkedin kwam ik de buitenplaats Berkenbosch tegen. En omdat deze plaats toch nog altijd tamelijk onbekend is, terwijl er juist ’s zomers zoveel toeristen graag in het bos van Berkenbosch wandelen, wil ik hier toch eens op de geschiedenis dieper ingaan en laten zien wat de waardevolle elementen zijn van dit bos.
In 1644 wordt Berkenbosch vermeld als hofstede met bos, land en plantage, in eigendom van Jacob Boreel.
In een verkoopakte uit 1717 is sprake van twee huizen, schuren, bossen, dreven, hoven en vijvers, hetgeen erop duidt dat er in de tussenliggende tijd een aanzienlijke uitbreiding van de aanleg had plaatsgevonden.

 

Oostkapelle, Berkenbosch  en Duinbeek. Kaart Gebr. Hattinga, 1753

In het midden van de achttiende eeuw wordt Berkenbosch op de kaart van de gebroeders Hattinga afgebeeld met het huis op de hoofdas van de aanleg, omgeven door een rechtlijnig lanenstelsel en sterrebossen (kunstmatig aangeplante bossen waarin de paden in een kruis bij elkaar komen). Hoewel de lanen ogenschijnlijk loodrecht op elkaar zijn geprojecteerd, zijn er in werkelijkheid forse afwijkingen, zoals ook op de plattegrond te zien is. Aan de voorzijde van het huis lag een ruim plein, aan de achterzijde een symmetrische tuin met op enige afstand van het huis, op een snijpunt van een dwarslaan met de hoofdas, een ronde waterkom, de zogenaamde goudvissenkom. Ook zijn er achter het huis vier kanaalvormige (vis)vijvers te onderscheiden. In 1777 komt Berkenbosch in handen van mr. G.F. Meijners, die ook het naastgelegen Duinbeek bezat. Vanaf die tijd hebben de beide buitenplaatsen altijd dezelfde eigenaar gekend.

Hoewel aan het eind van de achttiende eeuw een aantal rechte lanen werd vervangen door slingerpaden volgens de mode van de landschapsstijl, bleven delen van de oude hoofdopzet, waaronder de twee achttiende-eeuwse kanaalvormige vijvers en een centraal gelegen ronde kom, tot op de dag van vandaag bijna volledig intact. Dit maakt het park van Berkenbosch tot een bijzonderheid op Walcheren. De situatie is ingetekend op een laat achttiende- eeuwse kaart, waarop duidelijk te zien is dat het assenstelsel dateert uit het begin van de achttiende eeuw met romantisch slingerende paden en dat deze modernisering alleen is toegepast buiten het intact gelaten assenstelsel.

Het oude huis werd in 1862 gesloopt en vervangen door een nieuw, dat iets oostelijker op het kruispunt van de hoofdas met een dwarslaan werd gesitueerd. Door het uitgroeien van de beplanting en een verminderd onderhoud is deze unieke ligging thans niet erg duidelijk meer te herkennen. Toen Berkenbosch en Duinbeek in 1895 op afbraak geveild dreigden te worden, werd door ‘eene combinatie van belangstellende dames en heeren’ de N.V. Duinbeek opgericht, waardoor de buitenplaats behouden bleef.

Na de Tweede Wereldoorlog werd een groot deel van de bijbehorende parkbossen, evenals op andere buitenplaatsen in de Manteling van Walcheren, aan Staatsbosbeheer verkocht en werden de huizen met directe omgeving in erfpacht uitgegeven. Door deze situatie hebben er vanaf het eind van de negentiende eeuw geen ingrijpende wijzigingen in het terrein plaatsgevonden. Een bezienswaardig element op Berkenbosch is een laan die aan weerszijden is omgeven door grillig uitgegroeide beuken. Deze beuken vormden vroeger een haag, maar zijn al vele jaren niet gesnoeid en daardoor op curieuze wijze uitgegroeid.

Vanaf 1993 wordt door Staatsbosbeheer gewerkt aan het herstel van de bos- en parkstructuur, volgens een plan van het bureau Bosch en Slabbers tuin- en landschapsarchitecten.