Nieuwe publicatie: ‘ Licht op vuurtorens: De 18 vuurtorens van Rijkswaterstaat’
Ik weet eigenlijk niets van vuurtorens behalve dat de architect J.D. Zocher jr. het ontwerp heeft gemaakt voor de vuurtoren / annex Van Speijkmonument in Egmond aan Zee (vanaf 1838).
In de publicatie ‘Licht op vuurtorens’ worden de volgende feiten genoemd over de vuurtoren in Egmond:
Bouwjaar 1834; Architect J. Valk; Onderbouw baksteen; hoogte 28 m.; ook bekend onder de naam J.C.J. van Speijk monument.
Jammer dat in deze publicatie niet de naam van J.D.Zocher (jr.) is genoemd. We kennen zijn ontwerp van de toren annex Van Speijkmonument uit het archief van de R.I.B.A. (Royal Institute of British Architects). Zocher was de R.I.B.A. zeer erkentelijk voor zijn benoeming tot lid en stuurde als dank een grote perspectief – tekening van de vuurtoren te Egmond naar deze instelling op. Hij was de ontwerper van de toren in combinatie met het grafmonument aan de voet van de toren, terwijl J. Bos te boek staat als aannemer en J. Valk als architect van de toren zonder monument. De vuurtoren is gefinancieerd van de opbrengsten van de overblijfselen van het verloren schip en de persoonlijke eigendommen van de bemanning.
We hebben op deze website al eens eerder het verdwenen Brongebouw in het Frederikspark in Haarlem besproken, omdat de tuin rond het Brongebouw was aangelegd door L.P. Zocher en omdat een voorvader van ons, Jan Johan Carel Munk (1852-1930), de broer van mijn overgrootmoeder van Alkemade Munk, directeur was geweest van dit Brongebouw Haarlem. Nu is aan dit gebouw een tentoonstelling gewijd in het Verweymuseum Haarlem.
(overgenomen tekst van het Verweymuseum):
“.Brongebouw – opkomst en ondergang van een Haarlems kuuroord
De tentoonstelling over het negentiende-eeuwse Brongebouw en Hollandia Bronwater belicht een vrijwel onbekend hoofdstuk in de geschiedenis van Haarlem en Zuid-Kennemerland, terwijl het verhaal erachter bijzonder is. Eind negentiende eeuw koestert Haarlem grootse ambities om een kuuroord op te richten, met bronwater uit de Hollandia Bron. Deze bron werd in 1854 ontdekt in Vijfhuizen, waar het water jarenlang ongebruikt de sloot instroomde. Een apotheker ontdekte later de heilzame eigenschappen: het ijzerrijke water, gecombineerd met keukenzout, hielp tegen aandoeningen zoals bloedarmoede en vetzucht, en had een laxerende werking.
Omdat Vijfhuizen geen plannen met de bron had, werd het water via een pijpleiding naar Haarlem vervoerd. In 1892 werd een luxe Brongebouw met drinkhal en badhuis gebouwd in het Frederikspark. De ambities van Haarlem als kuuroord liepen echter spaak: het gebouw raakte in verval en werd uiteindelijk gesloopt.
In deze tentoonstelling, ontwikkeld met Stichting Meerdocals onderdeel van Het beste water ter wereld, ontdek je de geschiedenis van deze bijzondere droom aan de hand van oude foto’s, artikelen en objecten.
Data: Verweymuseum Haarlem, 31 jan – 27 april 2025
Het Verwey Museum Haarlem is een museum in Haarlem en gaat over de historie en het culturele erfgoed van Haarlem en Zuid-Kennemerland. Het stadsmuseum is gevestigd in het historische centrum van Haarlem aan het Groot Heiligland 47, schuin tegenover het Frans Hals Museum en naast het ABC Architectuurcentrum Haarlem.
Het beste water ter wereld
Op vrijdag 14 februari 2025 is er een premièrevertoning van de korte documentaire ‘Het beste water ter wereld’. Synopsis van ‘Het beste water ter wereld’:
Er was eens… een prachtig gebouw, het Brongebouw, dat samen met het Badhuis voorbestemd was om uit te groeien tot een kuuroord, waardoor statig Haarlem internationaal op de kaart zou worden gezet. We schrijven1895. Precies 130 jaar geleden… Het was de droom van een aantal vooraanstaande Haarlemmers die ongelukkigerwijs nooit is uitgekomen. Eric gaat op zoek naar de geschiedenis van deze onbekende historische parel en wij gaan met hem mee…
Datum: 14 februari 2025 Tijd: 20:00-22:00 Locatie:Filmhuis Cpunt, Harmonieplein 2 te Nieuw-Vennep
Mijn schoonzoon Walther Schoonenberg was uitgenodigd voor het Kerstconcert (orgelconcert) in de Nieuwe Kerk in Amsterdam. Ik mocht mee omdat mijn dochter in de St. Nicolaaskerk moest zingen met de Schola Cantorum Amsterdam. Na het welkomswoord van directrice Annabelle Birnie, voltrok zich een klein wondertje. We zaten op de eerste rij en moesten heel erg omhoog kijken om te zien hoe het orgel zich opende. Nooit had ik beseft dat de orgelpijpen, als het orgel niet bespeeld werd, achter zulke schitterende gebogen beschilderde (door Jan Gerritsz. van Bronckhorst) luiken schuil gingen. Voordat het concert begon werden deze ‘luiken’ dus geopend, Fascinerend hoe dat onzichtbaar (op de foto zie je de touwen die aangetrokken werden over een katrol denk ik) in zijn werk ging.
We hebben genoten van het concert, vooral van het sluitstuk, Toccata in F van Bach, schitterend gespeeld door organist Henk Verhoef, organist van de Nieuwe Kerk en organist en beiaardier van de Vrije Universiteit en leider van het vocaal ensemble Camarata Oude Kerk.
Na de grote brand van 1645 werd aan Hans Wolff Schonat de opdracht voor een nieuw orgel gegeven, in een kas naar ontwerp van Jacob van Campen.
Dank voor de uitnodiging Annabelle Birnie, directrice van de Nieuwe Kerk en het H’ArtMuseum Amsterdam, we hebben genoten.
Het jaar 2024 is weer bijna voorbij en we willen even stil staan bij dat jaar en ons afvragen wat 2024 voor Oldenburgers Binnenstad & Buitenleven heeft betekend. Maar eerst wensen wij al onze vrienden en relaties een vredig en creatief 2025 toe.
Het nieuwe jaar vraagt nieuwe geestdrift. De mens roept om duurzaamheid en natuurinclusiviteit op alle fronten en de natuur roept om actie. Dankzij het vele onderzoek op allerlei plaatsen verspreid over de hele wereld, zullen er nieuwe wegen worden ingeslagen, die leiden naar een gezonder evenwicht tussen natuur en cultuur. Overal protesteren mensen tegen de verwoesting van de natuur, wij geloven nog in herstel, maar daar is heel wat creativiteit voor nodig.
Biodiversiteit
Doen we al mee in dat proces en hebben wij ook al nieuwe wegen ingeslagen, die tot nieuwe actie en inzichten kunnen leiden en passen in een nieuwe groene wereld. Ik denk aan een van onze eerste artikeltjes uit 2021 (Duurzaamheid voorop) over hoe wij aan duurzaamheid werken en het artikel Voedselbos staat vol exoten; ik denk aan de Natuurherstelwet, aangenomen door het Europees parlement (2023) en ook aan de poster die onze jonge ‘vrijwillig medewerker’ Lune Moonen en enkele van haar mede-studenten samenstelden in opdracht van Aeres Hogeschool Almere en Kon. GinkelGroep, waaruit blijkt dat insectenbestuivers eerder en vaker wilde bloemen dan gecultiveerde bloemen bezoeken.
De poster die Lune maakte van haar onderzoek op de daktuin van de Aeres Hogeschool Almere geeft blijk van een nieuw élan, zoals vergroenen van stad en land en bestuderen van biodiversiteit, de samenleving en relatie van mens, plant en dier in verleden, heden en toekomst.
Hieronder volgt een overzichtje van langdurende projecten, die in 2024 zijn gestart.
Adviezen
eerste verkenning buitenplaats Weeresteyn langs de Vecht. Rondwandelingen met opdrachtgever in verband met achterstallig onderhoud en wensen opdrachtgever beoordelen. De door ons verzamelde tekeningen en prenten van de tuin worden verwerkt tot artikel of bericht.
eerste verkenning cottage garden Vredespaleis (ernsig achterstallig onderhoud) en wensen opdrachtgever beoordelen. Het gaat deze keer specifiek om de cottage garden als onderdeel van de totale tuin. De vraag is: gaan we terug naar de originele cottage garden van Mawson? Zie eerst ons rapport De tuinen van het Vredespaleis.
Er bestaan plannen in Warffum om een nieuw park aan te leggen, dat op zijn toekomst is voorbereid, dwz gedacht wordt aan een beplanting met toekomstbomen, die opgewassen zijn tegen natte en hete zomers, maar geen invasief karakter hebben. We zien de advisering over de beplanting als een experimentele oefening voor de aanplant van nieuwe boomsoorten.
Onder de knop website-Berichten zijn o.a. project- en studie-voorstellen te vinden.
Ieder Bericht/Advies op de website wordt doorgestuurd naar Linkedin. Halverwege 2024 werd het 400-ste Bericht (sinds 2016) gepubliceerd. Op Linkedin heeft dat tot 1800 volgers geleid.
In 2025 zullen lijsten geschikt voor bepaalde locaties en voor bepaalde milieus worden opgesteld.
Lijsten met planten en bomen die het nieuwe klimaat kunnen trotseren zijn in ontwikkeling, zoals:
Lijst van liefst historische in Nederland toegepaste boomsoorten die droogte en hitte kunnen verdragen, zoals bijv. wintereik en winterlinde die diep wortelen.
Lijst van bomen die in de volle zon kunnen staan.
Lijst van bomen die insecten trekken zoals voorbeelden van bijenbomen.
Lijst van liefst historische in Nederland toegepaste boomsoorten die tegen wateroverlast zijn opgewassen.
Juliet doet ervaring op in de tuin van het Aalsmeerder Veerhuis. 2024. Foto Walther Schoonenberg
Juliet was in 2024 lid / adviseur voor diverse gremia;
Verder werden ook veel adviezen als Berichten gepubliceerd, Deze fungeren soms als adviezen van algemeen belang en soms ter illustratie van ons werk.
Artikelen (gepubliceerd en in voorbereiding):
Carla Oldenburger. Begraafplaats Te Vraag: verwildering en menselijk ingrijpen gaan hand in hand. (Tekst voor Jaarboek Cuypersgenootschap. Album Amicorum Jenny Bierenbroodspot). Verschijning 2025.
Carla Oldenburger. Adriaan Johan van Laren (Tekst voor boek 100 jaar BNT van Uitgeverij Blauwdruk). Verschijning 2025.
Carla Oldenburger.. Artikeltje ‘Een onbekend portret van Freule Daisy’. Wijkblad Benoordenhout 2024, nr. 5.
Juliet Oldenburger. Kleuropdracht van Stichting Diogenes voor het trappenhuis van Oudezijds Achterburgwal 79, op de hoek van de in 1899 Gedempte Huidenvetterssloot.
Juliet doet kleuronderzoek en maakt een kleurtrapje. 2024. Foto Walther Schoonenberg.
De trap was oorspronkelijk gehout in verschillende donkere houtkleuren (eiken), vervolgens in verschillende lichte houtkleuren, dan in verschillende tinten die hout moeten imiteren – een soort roodachtige okers, dan gele okers en vervolgens verschillende kleuren groen. We gaan nu twee okerkleuren terugbrengen. Al het houtwerk in het trappenhuis (trap, deuren, etc.) wordt dus okergeel.
Nawoord. Is dit een duurzame tuin?
Frieda Hunziker. Een boerentuin in Heerlen. 1943? Frieda schilderde Zuid-Limburgse taferelen tijdens de Tweede Wereldoorlog, als ze als koerierster oo weg was met Joodse kinderen naar onderduikadressen. Mogelijk was het huisje op bovenstaande schildering een adres waar ze kindren afleverde. Nieuwe aanwinst 2024. Part. collectie. Foto Galerie Simonis en Buunk
Het verleden leert en inspireert ons naar de toekomst te kijken. In de boerentuin van Frieda (1943) is alles te vinden wat mensen op deze aarde gelukkig kan maken: zon, een huis, bomen, voedsel in de vorm van een groenten- en kruidentuin en een kleine siertuin. De insecten, vlinders, bijen en hommels zijn jammergenoeg niet geschilderd, maar gezien de rijkdom van de tuin, vast en zeker vaste gasten. Het schilderij spoort ons aan om op de ingeslagen weg van duurzaamheid, biodiversiteit en natuurinclusiviteit verder te gaan.
In het Winternummer van Mooi Gelderland, het tijdschrift van de stichting Geldersch Landschap en Kasteelen, stond deze keer een artikeltje over landgoed De Hemelse Berg in Oosterbeek. Ik laat hier de beschrijving volgen deels overgenomen uit de ‘Gids voor de Nederlandse Tuin- en Landschapsarchitectuur’, deel 2 (1996), aangevuld met opmerkingen en correcties):
“In het begin van de achttiende eeuw werd op het fraai tegen de helling van de Wageningse Berg gelegen landgoed ‘De Hemelschen Berg’ de jacht bedreven, en het omstreeks 1735 door Abraham van der Hoop gebouwde huis zal daarom allereerst als jachthuis dienst hebben gedaan. Na het vertrek van de familie Van der Hoop naar Groningen in 1785 werd het waarschijnlijk permanent bewoond. Een achttiende eeuwse prent toont de eenvoudige tuinaanleg uit die tijd. Voor en opzij van het huis lagen enkele rechthoekige perken, bestemd als kruiden- en moestuin en boomgaard. De tuin werd omgeven door een haag met drie openingen waarin hekken waren geplaatst. Naast het huis lag op een heuvel, een tuinkoepel waar vier paden naar toe leidden. Literatuur uit het midden van de achttiende eeuw maakt melding van een ‘plantage’ met ‘veld- en tuyn-vrugten, als vrugtboomen en andere houtgewassen’ en van een hovenier of tuinier woonachtig op het terrein.
In 1807 wordt het huis en de landerijen verkocht aan de latere burgemeester van Arnhem, Derk Gaymans; hij laat het huis afbreken en een nieuw huis bouwen. In 1821 zijn de goederen in eigendom van Jan Kallenberg van Den Bosch (1790-1823). Zijn weduwe, Lucia de Jong die in 1830 hertrouwt met C.P.E. Robidé van de Aa, wonend op het naastgelegen Huis De Pietersberg, laat het park herontwerpen, waarschijnlijk door Zocher jr., maar ook wordt wel de naam van tuinarchitect S.A. van Lunteren genoemd, hoewel hij in 1836 nog maar 33 jaar was. Een ontwerp is tot heden niet teruggevonden. In 1847 wordt de bekende schrijver Jan Kneppelhout (1814-1885) eigenaar.
Buitenplaats ontwerp De Hemelsche Berg. H. Copijn, 1872. Speciale Collecties WUR
En dan vanaf 1872 krijgt Hendrik Copijn van Kneppelhout de opdracht hier een park in landschapsstijl te ontwerpen. Op zijn ontwerptekening is achter het (nieuw gebouwde) huis een open landschapsweide met rondwandeling te zien. Twee vijvers, verbonden door een beek, vormden een eigen parkje, dat van de weg werd afgeschermd door een hoge haag. Rondom de vijvers liepen afwisselende wandelingen, waarbij Copijn veel zorg besteedde aan een gevarieerde bomen – en heesterbeplanting. Ook waren moestuinen en een stuk bouwland in het ontwerp opgenomen. Vóór het huis ontwierp hij een ovaal bloembed. De huidige, uitgestrekte aanleg heeft achter het huis een landschappelijk park met een open weide dat afloopt naar de Rijn. In het beukenbos ligt een sprengbekken dat de sprengen en waterpartijen voorziet. Het terrein vormt thans één geheel met de voormalige landgoederen Hartenstein en Pietersberg. Jan Kneppelhout maakte de plaats tot een belangrijk cultureel centrum.
Gedenkzuil in Oosterbeek, opgericht in 1895.
In 1895 werd door de burgers van Oosterbeek bij de zeventigste verjaardag van mevrouw U.M. Kneppelhout-van Braam (1825-1919), toenmalige bewoonster van het huis, op de heuvel waar ooit een koepel stond, “een stoffelijk blijk van erkentelijkheid voor wat de familie Kneppelhout steeds voor Oosterbeek is geweest” opgericht. In 1914 heeft de tuinarchitect Samuel Voorhoeve voor De Hemelsche Berg een pergola ontworpen, niet ver van de Eendjesvijver gelegen. In 1920, na het overlijden van Mevrouw Kneppelhout, kocht de gemeente Renkum De Hemelse Berg. De Slag om Arnhem in 1944 heeft veel schade veroorzaakt, zodat het huis na de oorlog niet meer werd opgebouwd.
In 2021 werd De Hemelse Berg samen met De Pietersberg overgedragen aan St. Geldersch Landschap en Kasteelen.
Deze prachtige etalage van de boekhandel Architectura & Natura op de Leleiegracht 22 te Amsterdam is geheel gewijd aan een nieuw boek van Caroline Voet over de huizen ontworpen door dom Hans van der Laan (en navolgers), de architect, hoogleraar en oprichter van de Bossche School.
In het boek worden 16 huizen in de stijl van de Bossche School besproken, een mooi en uitgebreid overzicht.
Het boek zal verschijnen 2 januari 2025.
Wilt u meer weten over dom Hans van der Laan? Zie dan de pagina op deze website onder de knop ‘Van der Laan’ en de literatuurlijst van Juliet Oldenburger op deze website, en dan zoeken op Thematismos.
De hortus in de Plantage in Amsterdam is ook dit jaar in de kerstperiode weer verlicht en ’s avonds geopend, en wel van 19 t/m 23 december, 27 t/m 30 december & 1 t/m 8 januari, van 17:00 tot 22:00 uur.
Een bezoekje aan de palmenkas heeft onze speciale belangstelling en omdat deze in de uiterste hoek van de hortus is te vinden, maak je tegelijkertijd een hele rondwandeling door de tuin. De kas is een beschermd monument en een prominent onderdeel van het Hortuserfgoed. Hij werd in 1911 ontworpen door de architect Johan Melchior van der Mey (1878-1949) in opdracht van hoogleraar Hugo de Vries. In de winter huisvest de kas een collectie palmen, palmvarens (Cycadeeën) en kuipplanten.
Zaterdag 30 november 2024 heb ik als ‘oude knar’ de reunie van mijn gymnasium (Utrechts Stedelijk Gymnasium) bijgewoond. Het deed me meer dan de vele voorafgaande keren. Mijn leeftijd zal daar wel debet aan zijn. Al eerder had onze klas (eindexamen 1960) een schrijf-project gelanceerd, met als doel enige korte verhaaltjes over onze schooltijd te verzamelen en die kort voor de dag van de reunie rond te sturen. De respons was miniem en of dit rondsturen nog zal gebeuren weet ik niet, hopelijk wel. Maar vandaag, na de reunie van gisteren, lijkt me een geschikte dag om mijn verhaal op onze website te plaatsen.
MIJN GRIEKS-ROMEINSE ERFENIS
In 1952 deed ik toelatingsexamen voor het Utrechts Stedelijk Gymnasium, in die tijd nog vaak Hieronymusschool genoemd naar de heilige Hieronymus (1367-1398), een van de patronen van de Broeders des Gemenen Levens, die het onderwijs volgens de leer van de Moderne Devotie wilden verbeteren.
Ik had als toekomstige gymnasiast thuis in de Encyclopedie opgezocht wat het woord gymnasium eigenlijk betekende en wat je geacht werd daar te leren, en míjn conclusie was dat men op een gymnasium latijn leerde spreken (Latijnse School) en dat het woord gymnasium afgeleid was van het Griekse woord γυμνοσ, dat naakt betekent. In de twee weken durende proefklas werd dit idee gelukkig op tijd bijgesteld en vervlogen mijn nare dromen over een klas vol naakte jongens en meisjes. Daardoor bleek ook wel tegelijkertijd dat mijn brein nog lang niet toe was aan het denk-niveau van een gymnasiumleerling, en werd ik dat jaar dan ook door de school nog niet toegelaten.
Het volgend jaar ging dat gelukkig beter, hoewel ik toen steeds aan mijn overgrootvader moest denken. Hij deed in 1865 zijn apothekersexamen, en mij kwelde toen de vraag waarom moest hij eigenlijk latijn leren en geldt dat dan ook voor mij? Ik citeer één zinnetje uit het Ned. Tijdschrift voor Geneeskunde 1863 (7), ‘De bevoegdheid van leerlingapotheker wordt verkregen na het afleggen van een examen. Dit examen betreft de beginselen der Nederlandsche en Latijnse talen en der rekenkunde…”, en dit is dan pas het leerling-examen. Ik was overtuigd; ik wilde ook naar het gymnasium, weliswaar geen apotheker worden, maar het feit dat er studies waren waar je de Latijnse taal machtig voor moest zijn, was voor mij genoeg. Ik wilde later misschien kunstgeschiedenis gaan studeren, en ik begreep nu wel dat de kennis van klassieke talen en de klassieke cultuur dan onmisbaar zou zijn. Dus op naar het gymnasium, maar welke school dan, het Stedelijk, het Christelijk of het Bonifatius?
Ons gezin was eind 1945 van Amsterdam naar Utrecht verhuisd. Mijn ouders hadden zich georiënteerd over een geschikte lagere school voor mij en dat werd de Hervormde Burger School (kortweg Dompleinschool), een brede school voor Kleuter- en Lager- en Mulo-onderwijs van de Marnix Stichting, genoemd naar de calvinist Philips Marnix van St. Aldegonde (1540-1598). Jammer maar waar, de school leidde niet voldoende goed op voor h.b.s. en gymnasium, zodat ik nog een jaar op de Puntenburgschool (openbaar lager onderwijs) terecht kwam van waar veel leerlingen naar het openbaar middelbaar onderwijs doorstroomden. Dus viel ook voor mij de keus op het Openbaar Stedelijk Gymnasium. Toch is de middeleeuwse omgeving van het Domplein en het Pieterskerkhof altijd zeer belangrijk voor mij gebleven. Juist mijn gymnasium-opleiding heeft mij doen beseffen wat de betekenis van de Domkerk en de Pieterskerk, van de Domtoren en de pandhof en niet te vergeten van de 14de eeuwse wandschildering (in de aula / Marnixzaal) van de Dompleinschool waard is.
De mooiste vakken op het gymnasium waren voor mij grieks, biologie en nederlands èn de kennismaking metfilosofie en kunst- en cultuurgeschiedenis; ik was geen uitgesproken α of β. Ik herinner me de lessen latijn door de rector, J.A.G. van der Veer, die volgens mij soms expres afdwaalde om dan scherpzinnige vragen te kunnen stellen die nog scherpzinniger door mijn klasgenoten Wouter Koning en Eise Postma werden beantwoord. Een Latijnse les ging op die manier heel vaak over in een lesuur filosofie en een soort van maatschappijleer (politiek), spontaan en levendig, en ik als logisch denker, kon dat zeer waarderen. Bovendien was het een spel tussen de rector en de leerling, met als inzet Plato, of Aristoteles, of Francis Bacon of om het dichter bij huis te houden Sartre of Freud. Prachtige lessen, als je de stof tenminste kon begrijpen, want dat was niet altijd even makkelijk. Toen wist ik er helemaal niets van, maar het zette wel aan tot nieuwsgierigheid. En de aanleiding tot deze gesprekken-meestal een zinnetje uit Cicero of Livius-werd bewaard tot de volgende les, we hadden tenslotte elke dag één of twee uur latijn en grieks. Heel jammer natuurlijk dat die vakken toen niet officieel werden gedoceerd. Ik deed β-eindexamen, maar in de jaren vijftig kon je met β geen vreemde talen, geen kunst-geschiedenis en geen rechten studeren; heel jammer, een echte gymnasiast (alfa) was ik niet.
Voor mij dus geen kunstgeschiedenis of archeologie, het werd biologie (RUU) met hoofdvakken biohistorie, gedefinieerd als ‘de relatie tussen mens, plant en dier in de loop van de cultuurgeschiedenis’ en vegetatiekunde. Dat hield o.a. in alle inheemse planten net als mijn overgrootvader kunnen benoemen, in mijn geval in de Linneaanse binaire nomenclatuur. Hetzelfde gold voor dieren, maar dat betrof alleen die dieren waarmee gewerkt werd (in mijn geval o.a. loopkevers van het geslacht Cicindela, uit de familie Carabidae). De planten uit de tuin van George Clifford (in Heemstede op de buitenplaats De Hartekamp), waren door Linnaeus in het latijn beschreven in het boek ‘Hortus Cliffortianus’ (1737); zij waren een belangrijk deel van mijn latere onderzoek naar de planten die ik zou aanbevelen voor de beplanting van de tuinen van Paleis Het Loo (aanleg in neo-classicistische stijl, 1980-1984).
Als ik de discuswerper (mini-kopie) in mijn boekenkast zie staan, denk ik meteen aan de hal van het oude gymnasium in de Homeruslaan. Wat een geluk dat ik op deze school heb gezeten en een Grieks-Romeins erfenisje heb mogen ontvangen. Op school kwam ik niet veel verder dan Caesar, Cicero, Livius en Homerus, maar in mijn werkzame leven werden Vergilius (Bucolica en Georgica) en Plinius d.J. (Brieven aan Appolinarius) en Albertus Magnus als commentator van de werken van Aristoteles en natuurlijk ook uit latere tijd de plantkundigen Clusius, Lobelius en Dodonaeus mijn helden.
Natuurlijk is studeren zonder kennis van latijn en grieks en cultuurhistorie ook mogelijk, maar wel veel oninteressanter. De studie biologie was voor mij een logisch gevolg van mijn gymnasium-opleiding. Ik ben enorm dankbaar dat ik heb kunnen ervaren wat de klassieken voor de moderne mens kunnen betekenen.
Vivat Crescat Floreat nostrum gymnasium (30 november lustrum CX).
Het Paradijs van de Arbeider: Tuindorpen en Tuinsteden
[Persbericht overgenomen]
Groen, gezond en sociaal wonen: tentoonstelling ‘Het Paradijs van de Arbeider’ in Museum Het Schip
Van 11 oktober 2024 t/m 27 juli 2025 presenteert Museum Het Schip in Amsterdam de tentoonstelling Het Paradijs van de Arbeider: Tuindorpen en Tuinsteden. Met een kleurrijke verzameling films, tekeningen en objecten biedt de tentoonstelling een internationaal perspectief op de impact van groene stadsplanning, en op de kunstzinnige en architecturale pracht die de tuinstadbeweging voortbracht.
De druk op steden neemt wereldwijd toe en thema’s als woningnood, vergroening en sociale cohesie worden steeds urgenter. Het Paradijs van de Arbeider toont hoe het tuinstadideaal, eind negentiende eeuw ontstaan als antwoord op de vervuiling en overbevolking van industriële steden, nog altijd relevant is in het licht van de huidige wooncrisis en de dringende noodzaak om groener en toekomstbestendiger te bouwen. Bezoekers ontdekken de oorsprong van de tuinstadbeweging en wat we hiervan kunnen leren bij het bouwen aan de stad van de toekomst.
Van vervuilde industriesteden naar groene paradijzen
In 1924 vond in Amsterdam het Internationaal Stedenbouwkundig Congres plaats, waar experts als Wibaut en Berlage discussieerden over de toekomst van de volkshuisvesting. Die moest gezonder, socialer, groener én mooier worden. Honderd jaar na de bloei van de baanbrekende tuinstadbeweging neemt de tentoonstelling in Museum Het Schip bezoekers mee op een inspirerende, internationale reis door de tijd. Met foto- en videomateriaal, fantasievolle tekeningen en schilderijen, historische publicaties, maquettes, objecten en ansichtkaarten uit alle windstreken – van Engeland en Frankrijk tot Brazilië en Japan – komt de tuinstadgedachte voor je ogen tot leven. Van vervuilde industriesteden naar groene paradijzen, idyllische oases en verticale tuinsteden; de tentoonstelling biedt een interessant inkijkje in verleden, heden en toekomst. Een glansrol is daarbij weggelegd voor de artistieke schoonheid van Nederlandse tuindorpen – waarvan een aantal is ontworpen door architecten van de Amsterdamse School.
Trots op de tuindorpen
Door heel Nederland vinden we nog altijd meer dan honderd prachtige en bij bewoners geliefde tuindorpen. Velen daarvan zijn, dankzij de bijzondere bouw en artistieke schoonheid, zelfs bestempeld tot monument of beschermd dorpsgezicht.
Zo werd Tuindorp Nieuwendam in Amsterdam-Noord ooit bekroond als het mooiste tuindorp van Europa – een toonbeeld van hoe natuur, wonen en sociale samenhang hand in hand kunnen gaan. Hilversum werd zelfs de grootste vooroorlogse tuinstad van Nederland, met daarin veel invloeden van de Amsterdamse School. Dat bewoners nog altijd trots op hun tuindorpen zijn, blijkt uit de film die ter gelegenheid van de tentoonstelling werd gemaakt.
Levend erfgoed en inspirerende activiteiten
Naast de tentoonstelling organiseert Museum Het Schip een reeks activiteiten die dit erfgoed tot leven brengen. Bezoekers kunnen deelnemen aan lezingen, fietstochten en workshops die hen meenemen naar de mooiste tuindorpen van Nederland. Voor wie de smaak te pakken heeft, biedt het platform World Garden Cities een online gemeenschap waar liefhebbers van over de hele wereld hun ervaringen en kennis kunnen delen. Daarnaast verschijnt bij de tentoonstelling het boek Het Paradijs van de Arbeider: Tuindorpen en Tuinsteden, een rijk geïllustreerd werk dat de verhalen van deze bijzondere woonvormen tot leven brengt.
Op Linkedin las ik vandaag (dinsdag 19 november 2024) een Bijdrage van Martijn Horst (Landschap Overijssel) over de vondst van de hutkoffer van de vroeger bekende tuinarchitect Pieter Hermannus Wattez, Daarbij werd verwezen naar auteurs die in voorgaande jaren over hem en zijn vader Dirk Wattez geschreven hadden en onderzoek naar hun werken hadden gedaan.
Mijn naam en ons bureau werden niet genoemd, terwijl wij in 1985 al de eerste onderzoeksresultaten hebben gepubliceerd over hen en hun werk. De uitkomst van het eerste orienterende onderzoek verscheen in 1985 in het vakblad GROEN. en werd vorig jaar op Internet (groene letters) geplaatst, zodat het nu voor iedereen makkelijk te vinden en te lezen is.
Niek Oosterbaan heeft in 2022 zijn Masterscriptie gewijd aan vader en zoon Wattez en hun werk in de provincie Overijssel. Deze scriptie zal later in boekvorm verschijnen.