Alle berichten van Carla Oldenburger

Canon van Nederland bijgesteld.

(263) Zomer 2020 werd bekend gemaakt dat de Canon van Nederland is bijgesteld. Wat mij het eerst opviel was dat er meer aandacht wordt gevraagd voor kolonialisme, slavernij en racisme en dat de grachtengordel van Amsterdam (Werelderfgoed) en daarmee samenhangend de aandacht voor Nederlandse buitenplaatsen is komen te vervallen. Ik ben het geheel eens met deze nieuwe invulling, ook al zou men dat van mij niet verwachten, omdat ons bureau zich juist bezig houdt met architectuur van de stad Amsterdam en de buitenplaatsen van gefortuneerde stadsbewoners in de tijd van de Gouden Eeuw tot aan de afschaffing van de slavernij.

Anton de Kom (Paramaribo 1898 – Neuengamme 1945)

De Surinaamse auteur Anton de Kom en zijn boek Wij slaven van Suriname (eerste druk 1934) is als studie-object echter vele malen belangrijker dan de grachtenhuizen van rijke Amsterdammers en hun buitenplaatsen. Wat Anton de Kom beschrijft over de autochtone bevolking van Suriname, hoe zij door de Nederlanders is uitgezogen en vermoord, doet het plaatsen van prachtige kostbare grachtenpanden en buitenhuizen op de lijst van Canon-onderwerpen verbleken. Vele witte Nederlanders zullen nooit van Anton de Kom hebben gehoord; weet dat hij het is geweest die de geschiedenis van de slavernij in Suriname aan de kaak heeft gesteld. Ik vergelijk hem graag met Max Havelaar, de man die ageert tegen het koloniale regeringssysteem van Nederland in Nederlands Indië.

Anton de Kom. Wij slaven van Suriname. 192. p. Vanaf de tweede druk (Amsterdam, 1971) staat deze schreeuw om recht, waarheid en begrip al in onze boekenkast.

Waar schrijft hij nu zoal over? Voornamelijk over de verschrikkingen der slavernij, vanaf de eerste nederzettingen in de eerste helft van de 17de eeuw. Enkele personen en gebeurtenissen komen ons, geïnteresseerd in de geschiedenis van buitenplaatsen en Amsterdamse stadshuizen en Surinaamse botanie bekend voor, zoals de persoon Cornelis van Aerssen van Sommelsdijk (gouverneur 1683-1688), die binnen korte tijd op bepaald niet zachtzinnige wijze in Suriname orde op zaken wist te stellen. Hij werd opgevoed aan het hof van prins Willem II en was het speel-kameraadje van de jonge prins Willem III. Hij had zich evenals drie van zijn zusters aangesloten bij de sekte der Labadisten, waar ook Maria Sibylla Merian toebehoorde. Zij woonden aanvankelijk gezamenlijk in een klooster te Wiewerd (FR) en later rond 1700 in Suriname waar Maria de ‘Verandering der rupsen’ bestudeerde. In 1683 kocht Van Aerssen een derde deel van de kolonie Suriname. Hij vormde toen samen met de stad Amsterdam en de West Indische Compagnie de zogenaamde Geoctroyeerde Sociëteit van Suriname, die verantwoordelijk was voor het beheer van dit gebeid (1683-1795). Onder leiding van de Sociëteit groeit het aantal plantages van 50 in 1683 tot meer dan 400 in 1730. Suiker en koffie zijn de belangrijkste plantagegoederen.

Huis Spijk, gelegen aan de Zuiderlingedijk te Spijk in de gemeente West-Betuwe. In de 17de eeuw eigendom van de rijke familie van Aerssen van Sommelsdijk.

Van Aerssen van Sommelsdijk was op enig moment de rijkste man van Nederland en eigenaar van het kasteel Spijk langs de Linge (nu gemeente West-Betuwe). Toevallig heeft mijn man zich vanaf 1967 tot zijn dood met de natuur en cultuur van Suriname bezig gehouden en toevallig heeft ons gezin 20 jaar gewoond langs dezelfde Zuiderlingedijk in Spijk al waar Van Aerssen woonde.

Zie ook het bericht over het huis van Anton de Kom in Paramaribo.

 

Feddo Oldenburger Praamschipper Winschoten, aanvulling

(262) In het website-Bericht ‘Turfschip van Opa’ wordt het leven van Feddo Oldenburger als binnenschipper (Winschoten *08-01-1869; Winschoten †03-07-1949) en van zijn voorvaderen die hetzelfde vak uitoefenden, duidelijk belicht. Het gezinsleven liet ik echter buiten beschouwing.

Nu ik een prachtige foto heb gevonden van de nog bestaande grafsteen van opa Feddo en zijn vrouw, wil ik toch nog even ingaan op dat gezinsleven. Opa Feddo was getrouwd met Grietje Zweep (* 22-06-1869 – † 22-11-1954), die samen met hem begraven ligt op de Oude Begraafplaats in Winschoten.

Grafsteen van Feddo Oldenburger en Grietje Zweep, op de Oude Begraafplaats, Hofstraat Winschoten

Feddo en Grietje kregen drie kinderen, Bouwina (1893-1975, gehuwd met Leferdus Berend Hunnersen), Geertruida (1895-1975, gehuwd met Jacob Emestus Tulleken) en Frederik (1899-1975, de vader van mijn man Feddo Hans Frits Oldenburger, gehuwd met Ronesca Elisabeth Groustra, de moeder van mijn man Feddo). Het ouderlijk huis van Bouwina en Geertruida en Frederik lag aan de Garst te Wischoten. Hieronder wordt het huis van Opa Feddo afgebeeld.

Opa Feddo Oldenburger en Oma Grietje Oldenburger – Zweep voor hun huis aan de Garst

Het was een eind-19de eeuws (?) ruim huis met paardenstal en erf. De hoger gelegen Garst bestond uit een rug van keileem, vaak gebruikt als gemeenschappelijke dorpsweide of akker. De Garst als weg was één van de betere wegen waarover sinds vroeger eeuwen gereisd kon worden of waar mensen zich konden vestigen. Geleidelijk aan was over de Garst een handelsroute ontstaan tussen de Duitse stad Münster en de stad Groningen. Het lijkt niet onwaarschijnlijk dat de familie Oldenburger oorspronkelijk vanuit de omgeving van de stad Oldenburg naar Nederland is getrokken om daar te proberen een beter bestaan op te bouwen. De afstand Oldenburg – Groningen is tenslotte maar 130 km. 

onbekende Kunst- verzameling ‘JK Art Foundation’. Vanaf 18 december in Noord- Brabants Museum.

(261) Een deel van de onbekende verzameling schilderijen van de JK Art Foundation was de afgelopen tijd in het Singer Museum te zien onder de titel De ontdekking van het heden. Vanaf 18 december zal deze tentoonstelling te zien zijn in het Noord-Brabants Museum in Den Bosch.

De JK Art Foundation bevat topwerken uit de moderne en hedendaagse kunst en omvat een honderdtal werken waarin vrijwel alle grote Europese kunststromingen uit de twintigste en eenentwintigste eeuw vertegenwoordigd zijn. Kunstwerken van onder andere Pablo Picasso, Constantin Brancusi, Jean Arp, Piet Mondriaan, Joan Miro, Giorgio Morandi, Robert Delaunay en René Daniëls wachten op uw bezoek.

Ik beeld hieronder enige kunstwerken af die mij troffen omdat “ik er iets mee heb”, zoals dat tegenwoordig heet. Ik zal in de ondertitels uitleggen wat dat ‘iets’ inhoudt.

J.C.J. van de Heyden (1928-2012). Ultramarijn horizon, 2007. Omdat Feddo in de jaren zestig ook dergelijke strand- en zeegezichten maakte, met bijna identiek resultaat. Ik vond het werk van mijn echtgenoot niet geweldig; hij heeft ze toen maar opgeruimd. Een beetje spijt? ik kijk er nu anders naar
Pyke Koch (1901-1991). Schietschijf, 1960. Omdat Utrechtse schilders altijd mijn aandacht hebben getrokken. Pyke Koch en Moesman in het bijzonder, omdat ze in de jaren zestig schuin tegenover mij woonden op de Oudegracht in Utrecht en ik ze vaak op straat tegenkwam
Robert Delaunay (1885-1941). De drie gratiën, 1912. Omdat ik door het bijschrift bij dit schilderij iets nieuws leerde, nl. het begrip ‘orfisme’.
Ik koos dit schilderij uit om te fotograferen omdat het het enige schilderij was met een bloem er op.
Detail van Robert Delaunay’s Drie Gratiën, met bloemetje in de rechter benedenhoek. Zie hierboven
Joop Moesman (1909-1988). Zonder titel (Open Deuren), 1929. Omdat voor Moesman dezelfde reden geldt als voor Pyke Koch. Hij woonde schuin tegenover mij op de Oude Gracht in Utrecht. Zijn schilderijen hingen nogal eens in het Centraal Museum in de jaren zestig. Het was bekend dat hij bij de Nederlandse Spoorwegen werkte en elke dag verliet hij dan ook wandelend zijn huis om op tijd op kantoor te zijn
Klaas Gubbels (1934-heden). Doorzichtige tafel. Omdat ik het werk van Klaas (goede kennis) steeds beter begin te begrijpen
Sol Lewitt (1928-2007). Pyramide #1, 1985. Omdat ik tijdens mijn eerste verblijf in New York (MMA) met de werken van Sol Lewitt kennis maakte en er direct verliefd op was
Peter Alma (1886-1969). Landschap, 1918. Omdat de eenvoud die wordt uitgedrukt op dit schilderij me aan een schilderij van Picasso deed denken. Zie Les Trois Hollandaises bij Schoorldam (https://www.oldenburgers.nl/2016/07/03/les-trois-hollandaises-bij-schoorldam/)
Jan Mankes (1889-1920). Wit konijn, staand, 1910. Omdat ik bij werk van Mankes altijd aan Museum Arnhem denk en ik voor de oud-directrice Liesbeth Brandt Corstius dit schilderij fotografeerde
Man Ray (1890-1976). Zelfportret 1916. Foto van installatie die verloren raakte. “De kunstenaar lost op in zijn idee”. Omdat ik dat zo’n mooie gedachte vind

Buitenplaatsen rondom de Haarlemmerhout vroeger en nu (Eindenhout, Uitenbosch, Bosch en Vaart)

(260) Rondom en grenzend aan de Haarlemmerhout lagen in de 18de eeuw enige buitenplaatsen, die hun glans en glorie alleen al verdienden vanwege hun prachtige locatie tegenover en grenzend aan de Haarlemmerhout. Drie van deze buitenplaatsen (hier afgebeeld op de ‘Caart Figuratif’ van de Haarlemmerhout uit 1799, trokken recent onze aandacht. Het gaat om 1) Eindenhout, 2) Uitenbosch en 3) Bosch en Vaart, alle drie buitenplaatsen aan de zuid-westkant van dit stadsbos.

Capitein-Ingenieurs G.J. le Fèvre de Montigny en C.C. van Hooff. Caart Figuratif van den Haarlemmer Hout met de daar naast aangeleegene buytenplaatsen en tuynen. 1799. Coll. en foto Noord-Hollands Archief. Noorden op deze kaart beneden.

Op genoemde kaart uit 1799 stelt de laan met vier rijen bomen (op de kaart de bovengrens van de Haarlemmerhout) de Spanjaardslaan voor. Deze komt uit op Huis Eindenhout aan de Wagenweg, ook wel het Huis met de Beelden (sfinxen) genoemd. Achter het huis zien we de nog steeds bestaande buitenplaats Eindenhout liggen, die zich westwaarts uitstrekte tot aan de Leidsevaart. De aanleg wordt gekenmerkt door slingerende wandellanen langs de kaarsrechte omringende grachten en een formele zichtlaan van oost naar west.

Ten zuiden van (boven) de Spanjaardslaan in Haarlem (voorheen gemeente Heemstede), schuin tegenover Eindenhout, ligt een kleinere buitenplaats, genaamd Uitenbosch of Uit Den Bosch. Het huis werd in 1911 afgebroken en vervangen door een nieuwe moderne villa die er nog steeds staat en voor Haarlemmers bekend staat als de kraamkliniek Uitenbosch. Het bijbehorende oude koetshuis ’t Vosje, genoemd naar de oude herberg die er eerst heeft gestaan, is bewaard gebleven, hoewel ingrijpend verbouwd.

Ten noorden van (onder) Eindenhout is de buitenplaats Bosch en Vaart te onderscheiden, te herkennen aan een heel uitgebreid moestuin-complex en weer slingerende lanen langs de grenzen van de plaats. Alleen de naam van deze buitenplaats is bewaard gebleven in de woonwijk Bosch en Vaart, die vanaf 1901 tot stand is gekomen.

Over genoemde drie buitenplaatsen wil ik nu wat meer vertellen. Historische feiten zijn grotendeels overgenomen van de website Librariana en ook hier niet genoemde gegevens zijn daar terug te vinden.

Eindenhout. Dit huis is onlangs gerestaureerd door St.Stadsherstel Amsterdam en siert na historisch kleuronderzoek in een nieuwe kleurstelling de Wagenweg. Dat is voor velen die jaar en dag langs dit huis kwamen een vreemde gewaarwording, even wennen aan de nieuwe kleur. In 1775 werd Anna Maria Visscher, weduwe van mr. Jan van Styrum, de nieuwe eigenaar van deze plaats, die zich uitstrekte tot aan de Leidsche Vaart. Ook beelden en vazen behoorden toen tot de koop, maar het classicistische uiterlijk van de voorgevel dateert pas uit de tijd van George Gerard Lans (eigenaar sinds 1793). Coenraad Jacob Temminck (eigenaar 1802) liet omstreeks 1810 aan weerszijden van de trappen de sfinxen plaatsen en breidde zijn grondgebied nog meer uit.

Huis Eindenhout of Huis met de Beelden, Haarlem, 2021. Gebouwd in 1793. Sphinxen 1810. Na historisch kleuronderzoek is de gevel onlangs in roomwit uitgevoerd. Foto Stadsherstel Amsterdam

Na verschillende eigenaars in de 19de eeuw kwamen het huis en de plaats in 1963 in handen van de gemeente Haarlem. Tien jaar later werd het huis, toen in eigendom van de Amsterdamse antiquair Herman Fritz Bill, in appartementen verdeeld en verhuurd. Na het overlijden van de heer Bill (2018) is het huis Eindenhout gekocht en gerestaureerd door Stadsherstel Amsterdam. Het voorbos met de bekende (betonnen) koepel uit 1915 (gebouwd in opdracht van eigenaar H.A. van Odijck) en de heemtuin zijn tegenwoordig eigendom van de gemeente Haarlem.

Rotonde Eindenhout, gebouwd in 1915, in opdracht van eigenaar H.A. van Odijck. Eigenaar sinds 2019 Gemeente Haarlem. Foto Stadsherstel Amsterdam

Uitenbosch. De Historische Vereniging Heemstede/Bennebroek maakte ons onlangs attent op een kunstwerk dat zich in een tuinhuisje (koepel) op het terrein van Uitenbosch bevindt (nu gem. Haarlem, vroeger gem. Heemstede). Men vroeg ons als ‘deskundige’ samen met anderen te komen oordelen over de architectonische waarde van het gebouwtje. In 1762 is de Amsterdammer Jan Bronkhorst eigenaar van de buitenplaats Uittenbosch. In 1817 werd de plaats verkocht aan Maarten Adriaan Beels, lid van de Haarlemse gemeenteraad en Heer van Heemstede, Rietwijk en Rietwijkeroord. Hij was was waarschijnlijk de eigenaar van Uitenbosch ten tijde van bovenstaande Caart Figuratif of het was Pieter van Eeghen die In 1822 eigenaar van Uitenbosch werd.

Kadastrale Minuut Kaart (1811-1830), met aanduiding van de buitenplaats Uitenbosch (links), Zuiderhout en Leeuw en Hooft. Noorden boven. De weg die dwars over de kaart loopt van links naar rechts is de Spanjaarslaan

Verder in de 19de eeuw zijn als eigenaren bekend Abraham Lodewijk Dyserinck (vanaf 1860), gemeenteraadslid, lid van Provinciale Staten van Noord-Holland en president van de Kamer van Koophandel; en Nicolaas Taack Takranen (vanaf 1887), president van de Nederlandsche Handels Maatschappij. Hierna was het huis (in eigendom van een investeringsmaatschappij) een aantal jaren verhuurd en/of onbewoond.

Plattegrond van buitenplaats Uitenbosch, uit Veilingboekje 1903. In Perceel II staat de koepel getekend die in het veilingboekje staat genoemd. Collectie en Foto Bibliotheek WUR / Afd. Speciale Collecties

In 1911 werd Uitenbosch gesloopt door de nieuwe eigenaar Arnoud Hendrik baron van Hardenbroek van Ammerstol (1875-1947). Een nieuw huis werd gebouwd en in 1914 betrokken door Baron Van Hardenbroek en zijn vrouw Cecilia van Leembruggen. De architect was H. Hendriks uit Hillegom.

Aanvankelijk woonde Van Hardenbroek (1875-1947) na zijn huwelijk in 1899 op de 18de eeuwse buitenplaats Veenenburg / Elsbroek in Hillegom, een bezit dat hij en zijn vrouw van (schoon)vader erfden.

Ingang buitenplaats Veenenburg te Hillegom, 1910. Pijlers met reliëfwerk.
Uit: J.B. van Loenen. “Beschrijving en kleine kroniek van de gemeente Hillegom”, 1916
Huis Veenenburg. 1910, met klokkenstoel. Uit: J.B. van Loenen. “Beschrijving en kleine kroniek van de gemeente Hillegom”, 1916.
Huis Veenenburg, achterzijde met tuinbeeld in de zichtas en rechts van het huis een open tuinprieel. Uit: J.B. van Loenen. “Beschrijving en kleine kroniek van de gemeente Hillegom”, 1916.

Dit huis (Veenenburg) werd echter in 1913 afgebroken toen het nieuwe moderne huis Uytenbosch met een uitgestrekte tuin achter het huis gereed was gekomen. De zandstenen beeldengroep van Apollo en Daphne, nu achter koetshuis ’t Vosje, en enkele andere herinneringen aan Veenenburg, zoals de klokkenstoel en een schouw verhuisden mee van Hillegom naar Heemstede. De beeldengroep van Veenenburg is op oude foto’s te zien in de zichtlijn van het huis. Na de dood van haar man verhuisde zijn tweede vrouw Cornelia van Leembruggen (1882-1975) in 1950 naar het voormalige koetshuis ’t Vosje van Uitenbosch, van waar zij zicht bleef houden op dezelfde beeldengroep.

Uitenbosch Haarlem. Zandstenen beeldengroep Apollo en Daphne die in een laurier verandert. Beeldhouwer onbekend. Geïnspireerd op het bekende beeld van G.L. Bellini te Rome. Foto Carla Oldenburger

Om de kunstwerken in het tuinhuisje achter in de tuin van ’t Vosje te kunnen waarderen zullen we toch eerst naar de geschiedenis van het tuinhuis zelf onderzoek moeten doen. Het huisje staat op een draaischijf en zal een zogenaamd tbc-huisje geweest zijn, dat met de zon kan meedraaien. Dergelijke huisjes kwamen in de mode vanaf het eind van de 19de eeuw en bleven in gebruik tot zeker ca. 1950. Ze zijn direct herkenbaar omdat ze niet direct op de grond, maar op een draaischijf staan. Als de zieke genezen was konden de huisjes natuurlijk ook als tuinkoepel gebruikt worden of als zodanig worden verkocht. Het huisje van Uitenbosch zal uit het eerste kwart van de 20ste eeuw dateren. Maar de kunstwerken binnen zijn van oudere oorsprong. Komen die misschien uit het open tuinprieel van Veenenbosch? Anja Kroon van de Historische Vereniging Heemstede/Bennebroek doet hier onderzoek naar. Geopperd werd tijdens ons bezoek dat de eigenaar misschien een antiquair geweest zou kunnen zijn of in ieder geval een liefhebber van antiek. Van de eigenaar van Veenenburg, Baron van Hardenbroek, weten we dat hij samen met de buren van het aangrenzende landgoed Elsbroek in 1902 de nog steeds bestaande “Maatschappij tot exploitatie van de gronden Veenenburg-Elsbroek” oprichtte en even later de kunst(kalk)zandsteenfabiek ‘Arnoud’, die in 1904 in bedrijf kwam.

Maar ook Mevrouw de baronesse had een hobby. Zij had volgens een artikel in de Nieuwe Haarlemsche Courant (17-11-1928) in Villa Uitenbosch een tijdelijk museum van archeologische vondsten op Veenenburg gevestigd (later overgebracht naar het Rijksmuseum van Oudheden in Leiden), zoals een klokbeker uit het late Neolithicum, een bijl, pijlpunten en een sikkel uit de Bronstijd en archeologische vondsten uit de Romeinse tijd.

Vooraanzicht Villa Uitenbosch (de latere kraamkliniek). Ontwerp H. Hermans. Bouw 1911-1914. Foto Wikipedia

Bosch en Vaart. Het huis is sinds 1707 in handen van de familie Van Lennep, die het in 1735 (bij executie) verkocht aan de doopsgezinde Willem Kops, die het bezit aanmerkelijk uitbreidde. In 1779 verkochten de erfgenamen de plaats aan de eveneens doopsgezinde Jan Willink, kanunnik van Ste. Marie in Utrecht en directeur van de Maatschappij ter bevordering van de Landbouw. Het buiten bleef tot 1880 in handen van deze familie. In 1880 werd J. baron van Tuyll van Serooskerke de nieuwe eigenaar. Adriaan Honig is de laatste koper van het oude huis (1901), terwijl het landgoed aan de gemeente Haarlem vervalt, t.b.v. nieuwbouw. Het bebouwingsplan van de projectontwikkelaar P. Kuyper wordt vanaf ca.1900 langzaam aan gerealiseerd. Zie afbeelding verder.

Gezicht op Bosch en Vaart aan de Wagenweg in Heemstede. Ets Johan Swertner, 1760.
Ingang Bosch en Vaart aan de Wagenweg. Hendrik Tavenier, 1785. Coll. en Foto Noord-Hollands Archief

De ingang van Bosch en Vaart is duidelijk te onderscheiden, zowel op boven afgebeelde tekening uit 1785, met rechts het huis en links een koepel langs de Wagenweg, als op onderstaande situatietekening van J. D. Zocher sr. uit 1806. Deze tekening van J.D. Zocher sr. is onlangs ‘gevonden en gelokaliseerd’ door Korneel Aschman.

J.D. Zocher sr., 1806. Bosch en Vaart Haarlem (vroeger Heemstede). Eigenaar Jan Willink. Part. Collectie

Vergelijk nu deze situatietekening uit 1806 met de Caart Figuratif uit 1799 en wat blijkt? De situatie uit 1806 bestond al in 1799 en waarschijnlijk al van eerder (vanaf 1779?) toen Jan Willink de nieuwe eigenaar werd van Bosch en Vaart. De rechte watergang (verdwenen op de KMP-kaart, zie verder) tussen het moestuingedeelte en het landschappelijk aangelegd wandelpark (met slingerlanen en slingerpaden) en de combinatie van beide doet vermoeden dat de schoonvader en werkgever van Zocher sr., de tuinarchitect J.G. Michael, in de jaren tachtig als ontwerper door Jan Willink werd ingeschakeld. Vanaf ca. 1785 hebben Michael en Zocher sr. samengewerkt, zodat deze Zocher-tekening ook als een eind-document van Bosch en Vaart beschouwd zou kunnen worden. De stijl van Michael wordt al eerder beschreven in ons artikel ‘De tuinarchitectuur van Johann Georg Michael (1738-1800)’,  in Bulletin KNOB 90 (1991), nr. 3, p. 73-79. Daar lezen we ook dat Michael in Haarlem en Heemstede aan het eind van de 18de eeuw actief is geweest met de aanleg rond Huis Welgelegen te Haarlem voor Henry Hope, 1788; en met een ontwerp van Oud-Berckenroede te Heemstede voor Mw. C.C. Hodshon, 1794.

Kadastraal Minuut Plan (KMP) met de buitenplaatsen Eindenhout en Bosch en Vaart, 1811-1830. De twee vijvers op deze kaart zijn op de kaart uit 1799 en 1806 terug te vinden. De kanaalvormige vijver langs de moestuin in verbinding met de Leidsche Vaart zien we niet terug op deze KMP. Westen boven
Kaart Bosch en Vaart uit Veilingboekje 1899. Weer dezelfde twee vijvers te onderscheiden. Collectie en Foto Bibliotheek WUR / Afdeling Speciale Collecties
P. Kuyper, ca. 1900. Bebouwingsplan Wijk Bosch en Vaart Haarlem. Noordpijl aangegeven

De aanleiding om deze weblog te schrijven was het aanreiken van achtergrondinformatie voor het onderzoek naar de oorsprong van het tuinhuisje en de kunstwerken in het tuinhuisje van buitenplaats Uitenbosch / ’t Vosje. Anja Kroon zal de uitkomst van haar onderzoek in een artikel in het tijdschrift Heerlijkheden verwerken. Zodra dit artikel is verschenen zal de titel hier worden vermeld.

Literatuur.

Frans Harm en Dennis de Kool. ’t Vosje en Uyt den Bosch, door historie verbonden. Heerlijkheden, tijdschrift over de geschiedenis van Heemstede en bennebroek (2017 najaar, p. 24-30).

Hans Krol. Weblog Librariana.

J.M. Sterck-Proot, ‘Uit den Bosch en z’n voorgangers’, in: Haerlem Jaarboek 1942.

Winter(tuin) in Amsterdam in vroeger dagen

(259) Gisteren werd een nieuw fotoboek van Marie-Jeanne van Hövell tot Westerflier aangekondigd, getiteld ‘WINTER IN AMSTERDAM’. De foto’s zijn van Marie-Jeanne en deze gaan gepaard met een essay van Oek de Jong. Het boek zal door Waanders worden uitgegeven. De dag van verschijnen is 17 november 2021.

Als grapje vroeg ik aan Marie-Jeanne of er ook een foto van de WINTERTUIN VAN KRASNAPOLSKY in het boek voorkomt, hoewel ik natuurlijk begrijp dat het begrip ‘Wintertuin’ niet strikt valt onder de titel ‘Winter in Amsterdam’. Daarom dit berichtje op onze eigen website, met mooie plaatjes van de prachtige Wintertuin van Krasnapolsky (op de hoek van de Dam en de Warmoestraat in Amsterdam) in vroeger dagen.

De foto’s en prentbriefkaarten zijn overgenomen van de Beeldbank van de Vereniging Vrienden van de Amsterdamse Binnenstad (VVAB), die vele foto’s bevat van Amsterdamse grachten, straten, pleinen, parken, tuinen etc.

Wintertuin van Café Krasnapolsky. Zicht van bovenaf op de met rood-wit-blauwe linten versierde zaal met Thonet-café-stoelen. Vóór 1905 (waarschijnlijk 1898, het jaar van de inhuldiging van Koningin Wilhelmina)
Prentbriefkaart als boven, maar uitvoering zwart/wit. Kelner 1 Snaps heeft van deze kaart zijn visitekaartje gemaakt. Vóór 1905 (waarschijnlijk 1898)
Merkteken / Logo van Fa. Thonet Wenen, vanaf 1881
De Wintertuin van Krasnapolsky met Thonetstoelen en een aantal tafels met tafellaken. Een enorm hoog planten-ornament in het midden en ook hangende planten. Na 1905
De wintertuin van Hotel Krasnapolsky. Met gedekte tafels en Thonetstoelen met gebogen rugleuning en spijlen. Vóór 1921

De indeling en versiering van de zaal, de modellen van de stoelen, de rood-wit-blauwe linten, de aanwezigheid van kroonluchters etc. zijn alle elementen die helpen het jaartal van de inrichting te bepalen.

De Rijnpoort in Rhenen

Expositie nog 10 dagen te zien in Stadsmuseum Rhenen

Plattegrond van Rhenen, detail, met gemarkeerd het zuidelijke deel van de stadsmuur en middenin de Rijnpoort. Ca. 1600. Coll. RKD Den Haag. Noorden boven

(258) Pas onlangs werd ik er op attent gemaakt: ga toch echt nog even die tentoonstelling over ‘Het raadsel van de Rijnpoort in Rhenen’ zien. In het Stadsmuseum Rhenen bevindt zich sinds kort het (herontdekte) schilderij ‘Gezicht op de Rijnpoort in Rhenen’, gedateerd ca. 1838, olieverf op doek (op multiplex), geschilderd door Johannes Franciscus Christ (1790-1848). Het schilderij geeft waarschijnlijk de laatste afbeelding van deze poort weer.

J.F. Christ. ‘Gezicht op de Rijnpoort in Rhenen’, ca. 1838, olieverf op doek (op multiplex), Coll. Stadsmuseum Rhenen (bruikleen).  Foto Veilinghuis Peerdeman

Ik kende de naam van Christ wel, want hij had een tekening gemaakt van het Kasteel in Heukelum, het stadje waar ik met mijn gezin in 1970 naar toe was verhuisd. Maar ik wist niet dat dit schilderij waarschijnlijk de laatste afbeelding van de Rijnpoort weergeeft, voordat deze in 1841 werd afgebroken.

J.F. Christ. Kasteel Heukelum. Tekening, tussen 1840 en 1845. Coll. UB Leiden

Was deze poort al eens eerder geschilderd of getekend? Mij waren alleen de 17de eeuwse tekeningen van Rembrandt bekend, van het gezicht op de Rijnpoort vanuit het zuiden, vanaf de Rijn. In die tijd was de Rijnpoort zeker zo belangrijk als toegangspoort naar de stad als de Bergpoort (aan de oostzijde van de stad) en de Westpoort aan de westzijde, want het verkeer vond veel over water plaats.

Rembrandt, Gezicht op de Rijnpoort te Rhenen. Tekening ca. 1652/53, Chatsworth House, Derbyshire, The Devonshire Collection. Foto Bridgeman Images
Rembrandt, Gezicht op de Rijnpoort te Rhenen. Tekening ca. 1652/1653. De twee torens zijn onderdelen van de voorpoort. Museé du Louvre. Paris

Meer tekeningen waren mij niet bekend. Maar de tentoonstelling en andere bronnen brengen ons verder, o.a. met tekeningen van Jan de Beijer (1703-1780), Hendrik Hoogers (1747-1814), Daniel Kerkhoff (1766-1821) en de Rhenenaar Gijsbert Baars (1779-1831). Wanneer we de laatste afbeeldingen uit de 18de en 19de eeuw met elkaar vergelijken lijkt het dat de muur die aansluit op de oostzijde van de poort, tussen 1745 en 1771 is gerestaureerd en opnieuw is opgetrokken binnen de stadsgracht. In de 19de eeuw worden delen van de muur vervangen door huizen en schuren, als onderdeel van de muur.

Jan de Beijer. Gezicht op de Rijnpoort en de torens van de voorpoort. Het huis en de muur vóór de poort zijn nog aanwezig. Gravure (naar tekening van Jan de Beijer), 1748 (1745). De stadsmuur is hier in tuinmuur veranderd.
Hendrik Hoogers. Gezicht over de stadsgracht op de nieuw opgetrokken stadsmuur ten oosten van de Rijnpoort. Helemaal links een toren van de voorpoort. Tekening 1771. Coll. Rijksmuseum
Daniel Kerkhoff. Rijnpoort Rhenen. Tekening 1813. Vergeleken met de situatie op de volgende tekening, is het straatgroen hier nogal verwaarloosd. Coll. Stadsmuseum Rhenen
Gijsbert Baars. Rijnpoort Rhenen. Tekening 1833. Rechts de schuur en het huis van Jacob van Laar. De toren rechts is onderdeel van de voorpoort. Achter de muur, die aansluit op de westzijde van de poort (links) zijn bomen te zien, waarschijnlijk een boomgaardje. Ook aan de voet van de muren en huizen (aan beide zijden) is beplanting te zien die door een tuinman wordt verzorgd. Stadsmuseum Rhenen. Foto Berry Geerligs

Door de herontdekking van het schilderij van Christ van de Rijnpoort in Rhenen, is de toegang tot Rhenen vanaf de Rijn en door de Rijnpoort nu voor mij begrijpelijker geworden. Het verkeer over het water was net zo belangrijk als het verkeer over de weg. De drie stadspoorten van Rhenen vormen de sleutel tot de infrastructuur van de stad. Utrecht en Arnhem waren beide makkelijk bereikbaar vanuit Rhenen, zowel over de weg als ook over het water.

Algemene Begraafplaats Heemstede – het oudste deel van J.D. Zocher jr.

(257) In de Gids voor de Nederlandse Tuin- en Landschapsarchitectuur (4 delen, 1995-2000) staat een korte tekst over deze begraafplaats. Deze heb ik aangevuld met graf-beschrijvingen van onze familie-leden.

Op de plaats van de menagerie van de voormalige buitenplaats Westermeer, waarvan het huis in 1829 werd gesloopt, ontwierp J.D. Zocher jr. vanaf 1829 de Algemene Begraafplaats Groenendaal. Deze werd door de Van Merlen Vaart gescheiden van het complex Groenendaal/Meerenberg/Bosbeek.

Wanneer men het oudste deel van de begraafplaats betreedt, wordt men eerst gewezen op het volgende:

Entree van het oudste gedeelte van de begraafplaats. Foto Carla Oldenburger

Het door Zocher aangelegde deel wordt gekenmerkt door flauw gebogen lanen rondom druppelvormige grafvelden. De hoofdopzet van het oude deel is ook enigszins symmetrisch. De hand van Zocher jr. is duidelijk herkenbaar. Helaas is er geen ontwerp bewaard gebleven.

Het graf van meester-timmerman Gerrit Munk (geen foto), de grootvader van de broer van onze (bet)overgrootmoeder Maria Catharina van Alkemade Munk (1851-1881), is een van de oudste graven uit de eerste periode van deze begraafplaats.
Gerrit Munk (1764-1829), was eigenaar van Bleekrust 1820-1822 en werd geboren te Heemstede als zoon van Gerrit Munk en Elizabeth van Dijk. Naast meestertimmerman wa hij ook plaatsvervangend vrederechter in Heemstede (soort kantonrechter). In 1813 trouwde hij met Geertruy van Loon. Even voorbij de grafkelder van de familie Enschedé (op de kaart het vierkantje links van AFDI) gaat een gebogen laantje naar rechts, naar een open plek waar vele lanen bij elkaar komen. Langs dit laantje zijn aan de rechterkant vele graven verdwenen, maar het nummerpaaltje (I-056-E) van het jong gestorven broertje van mijn grootvader Amse (broertje’s naam Willem Frederik Amse, genoemd naar zijn grootvader; geboren / overleden 1880) staat nog achter de grafsteen van Catharina Wilhelmina Elisabeth van Deventer-Munk (geboren in Heemstede 1859; overleden in Den Haag 1923); waarschijnlijk is zij de jongste zuster van onze (bet)overgrootmoeder Ames-Van Alkemade Munk).

Heemstede Algemene begraafplaats. Oudste deel ontworpen door J.D. Zocher jr. 1829. Foto Carla Oldenburger

Van de familie Ebbers zijn nog twee grafzerken over. Het betreft een oudoom en een oudtante en hun beider echtgenoten, broer en zuster van onze (over)grootvader Jan Ebbers, resp. Gustaaf Adolf Ebbers (1881-1943) , getrouwd met Johanna Granneman (1884-1949) én Everdina Ebbers (1883-1938), getrouwd met Gerlof Hendrik Hospes (1887-1927). Voor Gustaaf Adolf loopt men naar de driesprong boven de letter E en volgt dan heel even het pad richting B.

Heemstede Algemene Begraafplaats. Grafsteen van Gustaaf Adolf Ebbers, jongere broer van onze (over)grootvader Jan Ebbers.
Foto Carla Oldenburger

Direct links ligt het graf F-06-E. Everdina is te bereiken via het pad tegenover de zwarte ster tot de driesprong, en dan het eerste paadje rechts nemen. Op dat paadje vrij snel rechts is de grafsteen van het echtpaar Hospes te zien.

Heemstede, Algemene Begraafplaats. Grafsteen van Everdina Ebbers, jongste kind van apotheker (bet)overgrootvader Jan Ebbers en zuster van onze (over)grootvader Jan Ebbers. Foto Carla Oldenburger
Heemstede Alg. Begraafplaats. Grafsteen Catharina Wilhelmina Elisabeth van Deventer-Munk (1859-1923). Hierachter staat het nummerpaaltje dat het graf van baby Willem Frederik Amse (geboren en overl. 1880) aangeeft. Foto Carla Oldenburger

De eerste, tweede en derde uitbreiding zijn van de tuinarchitect Gerard Bleeker, die hier tussen 1928 en 1948 werkte. Deze delen zijn modern geometrisch van opzet en de graven liggen voornamelijk langs rechte paden.

De laatste toevoeging, uitgevoerd in 1993 naar ontwerp van tuinarchitect Victor van Boven, betreft de zogenaamde urnentuin en het columbarium. Rondom een breed pad, dat gericht is op een monumentale grafkelder, liggen groepsgewijs urnenvelden in grasbermen. Deze velden zijn omgeven door rozen en laurierhagen. De sfeervolle en kleurrijke urnentuin is een waardige gedenkplaats en vormt een soort loper vanaf de grafkelder naar het halfronde columbarium waarin nissen zijn voor het plaatsen van urnen. Halverwege de loper staat een fontein. Het idee van een ommuurde tuin met bomen en rozenperken heeft Van Boven mede ontleend aan oude Romeinse voorbeelden.

Al met al is de combinatie van tuinstijlen niet storend en straalt de begraafplaats als geheel rust en vrede uit.

Ook de vier (over)grootouders van Carla en Juliet Oldenburger, Jan Ebbers- Carolina S. Vogelesang en Johan C.W. Amse- Anna Vetter én de twee (groot)ouders Jan Ebbers-Maria C.J. Amse zijn allen op deze begraafplaats begraven, maar al deze graven zijn geruimd.

‘INSECTEN ENZO’

Etsen van Bettien Scherft – van Lookeren Campagne (1930-2018)  

Bettien Scherft-van Lookeren Campagne. Biologielesje (3). Ets 5/7, 2004 (19×13 cm)

(256)
Van 10 september tot eind december 2021 wordt in het Aalsmeerder Veerhuis (Sloterkade 21, 1058 HE Amsterdam) door de Vrienden van de stichting Diogenes een kleine expositie georganiseerd van de etsen, die Bettien Scherft heeft gemaakt in de laatste tien jaar van haar werkzame leven (1998-2008). Deze vrolijke, met de hand ingekleurde etsen zijn vaak geïnspireerd door de natuur: behalve landschappen heeft zij de laatste jaren vooral veel insecten getekend.

Bettien Scherft verwondert zich niet alleen over de eindeloze veelvormigheid en variëteit aan insectensoorten, maar geeft eveneens een inkijkje in hun voor ons vaak verborgen leven: hoe ze voedsel verzamelen, een ‘huis’ bouwen, strijden voor hun bestaan, zich voortplanten en met elkaar communiceren – uitgelegd in bijgaande tekstjes of grafiekjes. Doordat de insecten vaak zijn afgebeeld met menselijke trekjes, als engelen of duiveltjes, en in haar werk bestaande en niet-bestaande soorten door elkaar zijn afgebeeld, kunnen wij ons met hen identificeren en geven zij ons tevens een beeld van ons eigen leven.

Bettien Scherft-van Lookeren Campagne. Gebloemde wezens. Ets.

Na haar opleiding aan de Rietveldacademie te Amsterdam – afdeling grafiek, illustreren en grafische vormgeving – heeft Bettien onder meer etslessen gehad van Gerard Lutz en schilderlessen van Nol Kroes op de Vrije Academie in Den Haag. Van 1963 tot 1969 werkte zij op het Haags Grafisch Kunstcentrum onder leiding van grafisch kunstenaar en etsdrukker Johan D. Scherft (1891-1969), waar zij haar latere echtgenoot J.P. Scherft leerde kennen.

Haar eerste tentoonstelling werd gehouden bij Galerie Liernur in Den Haag (1963). Het daaropvolgende jaar werd zij lid van De Haagse Kunstkring, waar zij vanaf 1965 verschillende malen heeft geëxposeerd. In 1968 werd zij tevens lid van Ars Aemula Naturae in Leiden, waar zij tot 2003 regelmatig deelnam aan tentoonstellingen, meestal met één of twee anderen. In 1968 kocht het museum De Lakenhal in Leiden tekeningen van haar. 

Verder had zij verschillende andere exposities, zoals in ‘Galerie 1623’ in Zaltbommel (1984) en in de gemeentehuizen van Leiderdorp en Warmond. In 1993, ’94 en ’99 werd werk van haar aangekocht door de gemeenten Leiden en Voorschoten. Tweemaal werd een tekening van haar uitgekozen voor de ‘International Drawings Biennale’ in Museum Cleveland in Engeland (in ’86 en ’88). In 1998 deed Bettien mee aan een expositie ‘Tekeningen’ in de Kunstzaal Leo van Heijningen in Den Haag. In maart 2000 werd zij werkend lid van Pulchri Studio in Den Haag, waar zij deelnam aan verschillende leden- en thema-tentoonstellingen. In september 2001 waren haar etsen te zien op de grafiektentoonstelling van Inkt in de Grote Kerk in Den Haag. In februari 2003 had zij een solotentoonstelling bij Pulchri in Den Haag.

Bettien Scherft schreef ook een zestal kinderboekjes, waarvan drie met eigen illustraties. Het laatste kinderboek verscheen in 1994 bij uitgeverij De Vries in Antwerpen en werd in 1999 tevens in het Duits vertaald (titels: De blauwe kakatoe en Ein geheimnisvoller Fall).
Behalve deze boekjes schreef zij een 40-tal reisverhalen, voornamelijk voor de Toeristenkampioen van de ANWB. Een zestal door haar geschreven verhalen over de Tweede Wereldoorlog verschenen op de ‘Achterpagina’ van de NRC (in 1997 en 1998).

Zie ook de website van Bettien Scherft

Juliet Oldenburger

Bloemenmarkt op de Grote Markt in Den Haag, 1880

(254) Schilderijen van bloemenmarkten associeer in eigenlijk altijd met Amsterdam, en dan liefst met de Munttoren op de achtergrond, zoals op onderstaand schilderij van Ida Petronella Lorenz-van Lokhorst.

Ida Petronella Lorenz-van Lokhorst (1854-1881), ca. 1880. Bloemenmarkt op het Singel te Amsterdam met de Munttoren op de achtergrond. Olieverf op doek. Coll. Classic Art Gallery Groningen

Dezer dagen zag ik een heel ander schilderij van een bloemenmarkt in het Teylers Museum, getiteld ‘Bloemenmarkt op de Grote Markt in Den Haag’, ook geschilderd in 1880 door Johannes Christiaan Karel Klinkenberg (1852-1924). Beide kunstenaars en beide hier getoonde schilderijen zijn dus tijdgenoten. De begeleidende tekst van het schilderij in het Teylers Museum vertelde dat het schilderij in 1909 door Teylers Museum werd verworven en in 1966 weer van de hand werd gedaan, omdat de smaak van de kunstminnaars was veranderd, maar ik denk ook vooral omdat het museum in financiële nood verkeerde. Honderd jaar na de eerste verwerving van dit laatste schilderij in 1909, kon het weer in de schilderijenzaal worden teruggehangen, na de her-aanschaf in 2009.

En wat waardeer ik dit schilderij! Ik kan me helemaal niet voorstellen dat er in 1966 sprake was van een veranderende smaak van het publiek. Dit is toch een prachtig realistisch en tegelijk romantisch beeld, dat bovendien los van de bloemen en planten een prachtig tijdsbeeld geeft.

Johannes Christiaan Karel Klinkenberg (1852-1924). Bloemenmarkt op de Grote Markt in Den Haag. Olieverf op doek. Coll. Teylers Museum. Foto Carla Oldenburger

Natuurlijk zijn er nog veel meer mooie schilderijen van bloemenmarkten. Zoek dan via Google op ‘bloemenmarkt en schilderij’ en zie meer dan genoeg voorbeelden. Ik zou er zo een studie van willen maken. Ook het schilderij in onze eigen collectie van een bloemenboot op het Singel (onleesbaar gesigneerd, ca. 1910) is daar te vinden. Jammer dat deze bloemenmarkt op het Singel nu eigenlijk niets meer voorstelt.

Gorinchem de Allermooiste Vestingstad van Nederland!

(253) (Deels overgenomen van Erfgoedstem):

16 augustus 2021 De ANWB verkiezing rond de Allermooiste vestingstad van Nederland is beslecht: Gorinchem mag zich de allermooiste vestingstad van Nederland noemen!  Vandaag, 19 augustus 2021 zet ANWB-directeur Marga de Jager Gorinchem in het zonnetje.

De jury koos het Zuid-Hollandse stadje uit een Top 5 waarin ook Dokkum (FR), Bourtange (GR), Hulst (ZL) en Sittard (LB) stonden. “Gorinchem is beeldschoon gelegen op de plek waar de Linge uitmondt in de Merwede. Schitterend bewaard gebleven zijn de wallen: een groen lint om de stad met knoeperds van kastanjes en platanen om onder te flaneren én met zicht op de ommelanden, de rivier en de vele verdedigingswerken. Die combinatie van zicht op de rivier, ring van groen en levendige binnenstad maakt Gorinchem tot een smakelijke bonbon.”, aldus de jury.

Zicht vanaf de Appeldijk westwaarts

Zelf schreven wij in de ‘Gids voor de Nederlandse Tuin- en Landschapsarchitectuur’ (deel 3, 1998):

“De stad Gorinchem maakt deel uit van de vestingdriehoek Loevestein, Woudrichem en Gorinchem. Tussen 1579 en 1609 werd Gorinchem onder leiding van de Alkmaarse vestingbouwer Adriaen Anthonisz omgebouwd van middeleeuwse stad tot moderne vesting. Rondom de stad kwamen elf bolwerken te liggen, die op één na nog allemaal aanwezig zijn. Ook werden er vier nieuwe poorten gebouwd, onder andere de Burchtpoort en de Waterpoort. Deze laatste is niet meer aanwezig maar wel bekend als locatieaanduiding omdat ‘Buiten de Waterpoort’ veel valt te beleven. Hier kan men onder andere een wandeling beginnen over de Westwal. De wallen en plantsoenen in Gorinchem zijn in drie wandelingen te verdelen, de Westwal, de Oostwal en het gebied ‘Buiten de Waterpoort’. Dit laatste gebied is als negentiende-eeuws stadswandelpark te beschouwen. Het is een grote groene ruimte met oude kastanjes, gelegen langs de Boven-Merwede. Men kan hier met een pontveer oversteken naar de stad Woudrichem en naar Loevestein. Het hele park is – behalve aan de stadskant – omgeven door water.

De dichteres Ida Gerhardt, in 1905 in Gorinchem geboren, schreef voor deze plek het gedicht ‘Op een rivierbaken’:

‘God weet, ik heb mijn verzen uitgestort voor wie ik nimmer zag, noch ooit zal zien. Opdracht vol raadselen. Het uur is kort. Misschien is het een erfgenaam: nadien wanneer ikzelf tot stof zal zijn verdord. Een kind dat in dit land geboren wordt.’

De tekst is in steen uitgevoerd en is geplaatst aan de oever van de Merwede. De stadswallen vormen een historisch park van allure, maar worden jammergenoeg door weinigen als zodanig beschouwd, getuige onder andere het toegestane autoverkeer ter plaatse. Vanuit het park kan men de Westwal bezoeken. Eenmaal boven aangekomen, langs de bloeiende engelwortel, krijgt men een uitzicht langs het huis van het Hoogheemraadschap. Verder langs het water lopend richting station passeert men dijken begroeid met groot hoefblad en heeft men uitzicht op de toren, de grienden, de jachthaven en in de verte weer de Merwede. Aan de oostzijde van de stad staat Molen De Hoop uit 1764. Op deze wal met kanonnen is een fraai zicht op de Merwede, Woudrichem en Loevestein. Ook de plaats van het kasteel van Arkel is te zien. Een wandeling langs de Dalemwal (de Oostwal) voert langs lindebomen, platanen en in het voorjaar langs veel stinseplanten als kievitsbloem, daslook, lenteklokje en pijlkruidkers. De grienden langs de Dalemwal liggen als een groenstrook tussen de oude stad en de nieuwbouw van Wijdschild”.

Molen De Hoop, 1764

De ANWB-jury droeg de volgende redenen aan:

  1. Authenticiteit: gelegen op het kruispunt van Linge en de Merwede voel je de urgentie van een vestingstad op deze plek. Aanvankelijk was dit een machtsbasis van de heren van Arkel, die de dienst uitmaakten in grote delen van het rivierengebied. Schitterend bewaard gebleven en onderhouden zijn de wallen en vele verdedigingswerken: kruitmagazijnen, het tolhuis, bolwerken, de Dalempoort, de Lingewacht, grachten, de haven, kruitmagazijnen, ‘sucht’ riolen, ravelijnen, de kazemat, twee molens, de schotbalkenloods, de Caponnière, het Arsenaal… De historie is echt onderdeel van het nu. Nieuwbouw langs de wal is mooi ingebed in de historische bebouwing en de binnenstad grossiert in de historische gebouwen (meer dan 400 rijks- en gemeentelijke monumenten!).
  2. Ruimtelijke samenhang: Gorinchem vormt samen met Zaltbommel en Woudrichem de vestingdriehoek, een van de mooiste onderdelen van de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Met een pontje vaar je zo naar Woudrichem en Slot Loevestein (Maar ook naar Fort Vuren en Zaltbommel) en krijg je dus zomaar nog een vestingstadje cadeau.
  3. Levendigheid: in Gorinchem wordt gewoond, geleerd, gewerkt en gerecreëerd. Er zijn scholen, winkels, theaters, restaurants, kroegen en terrassen. Een historische stad met moderne vibe.
  4. Recreatief karakter: varen, suppen, kanovaren, fietsen, wandelen, een terrasje pakken, restaurant of theater bezoeken. Het kan hier allemaal.