Categoriearchief: Architectuur

Buitenplaats Oostergeest in Warmond overgegaan naar Hendrick de Keyser

Huis Oostergeest, 2024. Foto Hendrick de Keyser

Het gebied rond Warmond, gelegen aan de rivier de Leede, was in vroeger tijden voor families uit Leiden, Den Haag en Rotterdam een geliefd oord voor het vestigen van een buitenplaats. Via de Leede kon men de steden gemakkelijk bereiken en het water vormde een aantrekkelijk uitzicht en recreatiepunt.

In 1651 kocht Cornelis van Rosenburgh, schout en baljuw van Warmond, een huis met land, het latere Oostergeest. Het bestaande huis werd vervolgens afgebroken en door een nieuw vervangen.

Plattegrond Buitenplaats Oostergeest te Warmond. Coll. Huisarchief. Foto RCE

Op een tekening in het huisarchief uit circa 1730 is dit nieuwe huis afgebeeld met de bijbehorende plattegrond. De gevel vertoont duidelijk kenmerken van het Hollands classicisme: symmetrie, soberheid en een hoog schilddak. De deur- en raamomlijstingen zijn van later tijd. De tuin was, volgens een akte van 1667, aan alle zijden omheind met ‘houten of doornen [= meidoornen] heiningen’ en met de zogenaamde ‘kloostermuur’. In 1726 werd het huis eigendom van Cornelis Schrijver, vendumeester van de Admiraliteit te Rotterdam. Zijn zoon, Paridanus Schrijver, was predikant te Warmond en bewoonde het huis van 1726 tot zijn dood in 1733. Vanaf die tijd wordt het huis Oostergeest genoemd. Na een uitbreiding van de gronden in 1729 liet Schrijver een geometrische tuin aanleggen. Deze tuin is afgebeeld op genoemde tekening uit circa 1730.

De huisplaats was bereikbaar via een lange oprijlaan met bomen die gericht was op het midden van de voorgevel van het huis en uitkwam op een met bomen beplant voorplein. Opzij van het huis en ook achter het huis lagen parterres de broderie en enkele kleine boomgaarden. De oorspronkelijke huisplaats werd omgeven door een grotere boomgaard opzij van het huis met daarachter waarschijnlijk een warmoezerij, die op Franse wijze diagonaalsgewijs was verdeeld. De nutstuinen waren door een lange kavelsloot afgescheiden van een drietal, met elkaar verbonden bosketten, waarvan de middelste een qua vorm zeer apart bassin herbergde. Dit bassin werd door hagen en paden omgeven en vertoonde ook ‘oversteken’ door het water. Waarschijnlijk is deze plek de ‘menagerie met een groote gemetselde waterkom’ waarvan sprake is in de verkoopadvertentie van 1733. Omdat deze waterkom door paden of vlonders in kleinere bassins werd verdeeld en omdat er vier terrasachtige oeverplaatsen in deze bassins uitstaken, lijkt het waarschijnlijk dat men vanaf hier de watervogels voedde en misschien ook wel het in die tijd geliefde Naumachia-spel met bootjes speelde, een nagebootst scheepsgevecht in het klein, dat reeds bekend was bij de Romeinen. Verder spreekt de advertentie van een speelhuis en een oranjerie, parterres, een moestuin, visrijke vijvers (onder andere rondom de bosketten), boomgaarden en wilde plantagieën. In de bosketten met hakhout liepen wandelpaadjes en stonden tuinvazen of tuinbeelden opgesteld. Ook langs de weg bij de ingang lag nog een bosket in de vorm van een sterrebos. Verder sprak men in de advertentie nog van ‘een fraaye party Oranges en Bijgewassen, veelerhande Water- en ander Gevogelte, gelyk ook een Speel- Schuytje’. Dit laatste is het scheepje dat men gebruikte bij het hiervoor genoemde Naumachiaspel. De indeling van het terrein was duidelijk ondergeschikt aan het oorspronkelijke kavelpatroon van de polder. Na 1733 is er een tijd lang niet veel gebeurd op Oostergeest, althans voor wat betreft de tuin.

Huis Oostergeest. Wikipedia.

Uit een verkoopadvertentie in de Leidsche Courant van 30 september 1839 krijgt men een beeld van hoe de tuinen er toen uitzagen. Men spreekt van een menagerie, boomgaarden, een ‘Engelsche Partij’, een goudviskom, een bergje, een moestuin, bijzondere bomen, onder andere een Magnolia glauca, bosjes en ‘fraaye wandelingen’ en ten slotte een ’tent aan den Heerenweg’. Hieruit blijkt dat er intussen veranderingen in landschapsstijl hadden plaatsgevonden. De Topografische kaart van Nederland geeft pas een grote slingerende waterpartij aan vanaf 1895. Dat zou betekenen dat men deze waterpartij pas een jaar of 5 tot 10 daarvóór heeft aangelegd.

Een tweede plattegrond  in het huisarchief zou uit de late 19de eeuw kunnen dateren.  Het park in late landschapsstijl wordt dan gekenmerkt door een lange slingerende ‘beekpartij’ en wandelpaden  rond heester-en grasperken (waarschijnlijk gevuld met verschillende soorten rododendrons, azalea’s, hortensia’s etc.)

Oostergeest is een rijksbeschermde buitenplaats en onlangs in eigendom overgegaan op de Vereniging Hendrick de Keyser.

Mijn familie en Louis Paul Zocher en het brongebouw of Kurhaus in Haarlem

Het KURHAUS  of BRONGEBOUW in het Frederikspark te Haarlem

Printbriefkaart. Het brongebouw en tuin van Louis Paul Zocher. Ca. 1900

Op zoek naar meer gegevens over het huwelijk (in 1903) van mijn grootouders Johan Carel Willem Amse (1877-1959) en Anna jacoba Vetter (1877-1956), vond ik tot mijn verbazing als getuige opgegeven Jan Johan Carel Munk, broer van mijn overgrootmoeder en oom van mijn grootvader,  met vermelding van zijn beroep, ‘directeur van het brongebouw Haarlem’. De naam van deze oud-oom van mijn moeder was mij wel bekend (mijn moeder logeerde wel eens bij Oom Jan en zijn vrouw Christina Leupen, het echtpaar fungeerde als vervangende ’tweede’ ouders van mijn opa, omdat zijn eigen ouders er niet meer waren). Ook wist ik dat Oom Jan boek-,  kunst- en muziekhandelaar was (winkel Anegang 38 Haarlem) en als administrateur bekend stond, maar dat hij ook directeur van het brongebouw in het Frederikspark is geweest, was voor mij geheel nieuw en doet mij vermoeden dat mijn familie en de familie Zocher elkaar hebben gekend, mogelijk zelfs samen hebben gewerkt, want het was Louis Paul Zocher, die het parkje  met prieeltjes en muziektent rond het brongebouw had ontworpen en aangelegd. Sinds wanneer Oom Jan directeur was van het brongebouw heb ik nog niet kunnen achterhalen, maar mogelijk sinds 1897, toen directeur Klaas Prins zijn huisartsenpraktijk beëindigde. Mijn overgrootvader van vaders kant, apotheker Jan Ebbers, werkte als apotheker tot 1897 samen met Klaas Prins (huisarts en apotheker), zodat we wel mogen aannemen dat Jan Johan Carel Amse, de boekhandelaar en oudoom van mijn grootvader Amse, en Jan Ebbers, de apotheker en vader van mijn grootvader Ebbers, elkaar hebben gekend (terwijl mijn vader en moeder elkaar niet via familiebanden kenden).

Nog even wat plaatjes en krantenbericht opgezocht. Het Leidsch Dagblad bericht in 1892 over het voorgenomen plan tot het bouwen van een Kurhaus in het Frederikspark te Haarlem. De bouw is in 1894 gestart en in 1895 vond de opening plaats. Hier wordt het plan van Zocher genoemd.

pastedGraphic.pngLeidsch Dagblad d.d. 10-02-1892

Het gebouw, bekend als Wilhelmina Brongebouw, stond in het Frederikspark (park nu beschermd monument) en heeft van 1894 tot 1932 gefunctioneerd. Het doel was de inwoners van Haarlem te laten profiteren van de heilzame werking van bronwater uit een bron in Vijfhuizen. Er was een ijzeren pijpleiding aangelegd van de bron naar het badhuis in de Badhuisstraat en naar een drinkhal en het Brongebouw in het Frederikspark. Naast het kuuroord fungeerde het gebouw ook als concertzaal, casino, restaurant, salons en badhuis. Ik stel me voor dat de 19de eeuwse sfeer in het parkje te vergelijken was met het vroegere Wertheimpark in Amsterdam en Park Tivoli in Utrecht.

Prentbriefkaart uit 1905 met brongebouw, muziektent en omringend park naar ontwerp van L.P. Zocher. Architecten: J.A.G.van der Steur en D.E.L.van den Arend.

Buitenplaats Voorzorg aan de Catharijnesingel Utrecht

In de laatste DUIC-krant (De Utrechtse Internet Courant) van 12 januari 2024 (https://www.duic.nl/cultuur/verdwenen-villas-huis-voorzorg-aan-de-catharijnesingel/) schreef Arjan den Boer een artikeltje over de Villa Voorzorg. Deze villa was eigenlijk een 19de eeuwse buitenplaats, gelegen aan de stadsbuitengracht (later Catharijnesingel genoemd) te Utrecht.

N.J. Kamperdijk. Huis Voorzorg aan de Catharijnesingel. 1867. Coll. Het Utrechts Archief

We zien hier de villa in volle zon, met een uitbouw en veranda op het oosten en met de entree op het zuiden. Typisch 19de eeuws zijn enige ronde bloemperken in een grasperk naast het huis. Enige potplanten versieren de portico en het balkon. Een koepel geeft uitzicht over het water op de Smeetoren. Op het  onderstaande kaartje (situatie tweede helft 19de eeuw?) is de locatie van de Villa Voorzorg nauwkeurig aangegeven. De villa is gebouwd in 1823 door de eigenaar van de steen- en cementfabriek Jan Hendrik Cazius (1767-1845).  Later in 1867 uitgebreid door de Utrechtse architect Nicolaas J. Kamperdijk. In 1900 werd het huis afgebroken en de grond aan de gemeente verkocht t.b.v. woningbouw. Op de plaats van de villa en verder richting ziekenhuis zijn tussen 1901 en 1905 statige (Jugendstil)-huizen gebouwd. Mijn ouderlijk huis is gelegen op het perceel van de hoveniers- en tuinmanswoning, behorend bij de buitenplaats Voorzorg, tegenover de Geertekerk. Toch leuk dat je achteraf er achter komt dat je op een voormalige buitenplaats hebt gewoond.

Arjan den Boer. Plattegrond van gedeelte van de Catharijnesingel in de 19de eeuw. Reconstructie-tekening van de locatie van Villa Voorzorg (rood). Mijn ouderlijk huis Catharijnesingel 75 staat tegenover de Geertekerk, bij rode kruisje. Het rode streepje is de Smakkelaarsbrug. Noorden links

Hieronder de groep huizen ten noorden van de huidige Schröder van der Kolkstraat, Het meest rechtse huis met torentje is nr. 75. Mijn eerste kamer in 1945 was die boven de ingang, ook zat ik graag in het torenkamertje. 
Catharijnsesingel 75 t/m 80. Foto Het Utrechts Archief. 
Luchtfoto van Catharijnesingel, ter hoogte van nr. 75 (in linker bovenhoek), met aan de overkant van de singel de Geertekerk. Vlak voor de kerk zien we langs de singel de bomen van het Zocherpark.  Op het Geertekerkhof ten noorden van de kerk een paard en wagen van de groenten- of schillenboer.  Foto Het Utrechts Archief, eind jaren veertig.

P.J. Lutgers. Gezichten in de omgeving van Utrecht. 1869. Coll. Het Utrechts Archief. Buitenplaats Voorzorg.

Op de plaats van de villa is later een ziekenfondsgebouw verrezen. Op de gevel stond te lezen  VOORZORG HULP BIJ ZIEKTE. Waarschijnlijk een toeval, dat de villa en het ziekenfonds dezelfde naam voerden. Vele Utrechters die dit rijtje huizen uit de jaren vijftig en zestig hebben gekend zullen een detail missen. Ook op de gevel van nr. 75 stond iets te lezen, namelijk MIJ. GRONINGEN. PAARDEN EN RUNDVEEVERZEKERING. Helaas geen foto gevonden.

Tegenwoordig wonen studenten in dit prachtige huis. Jammergenoeg heb ik nooit foto’s gemaakt van de vestibule. Die was het allermooiste. Dat kan ook heel goed, want duidelijk is te zien dat het huis vijf lagen telt, incl. sousterrein en zolder, maar ook daar waren heerlijke kamers. En vergeet de grote tuin niet en de serre op de belétage en de veranda op de eerste etage, allemaal op het westen gelegen. Bijna zo mooi als Villa Voorzorg misschien wel. Ik had er in ieder geval een heerlijke jeugd.

Mijn ouderlijk huis waar ik woonde van 1945 tot 1966, het eerste huis rechts met torentje en trapgeveltje. Catharijnesingel v.r.n.l. nr. 75 t/m nr.82). Foto Het Utrechts Archief

Wie kent de hoveniers Johannes Wilkes sr. (1799-1893) en Johannes Wilkes jr. (1832-1910)

Advertentie uit Haarlem’s Dagblad, dd. 25 n0v. 1905. Deze tuinbaas Johannes Wilkes (1832-1910) is de broer van onze (bet)overgootmoeder Maria Wilkes (Haarlem 21-09-1840). Ook zijn vader Johannes Wilkes (1799-1893) was tuinman. (mogelijk is hij op Nijenrode begonnen)

Op verzoek van mijn kleindochter die Toegepaste Biologie studeert, ben ik op zoek gegaan naar voorvaders en voormoeders van haar, die ook net als zij iets met biologie of plantkunde of zoölogie te maken hebben (gehad). Ik heb nu zes generaties doorgewerkt en in alle generaties van mijn familie zijn wel een of meer botanisch geïnteresseerden of gestudeerden te vinden. Deze personen ben ik nu verder voor haar aan het uitwerken.

De moeilijkste zijn natuurlijk de oudste, Johannes Wilkes sr. (*Breukelen  23-03-1799; gehuwd Breukelen-Nijenrode 05-11-1828 met Anna Catriena Kools (of Koole);  † 17-06-1893; ) en Johannes Wilkes jr. tuinier / tuinbaas (*Heemstede 12-03-1832 ; gehuwd met Gerritje van den Toorn; † 11-07-1910), resp. de vader en broer  van onze (bet)overgrootmoeder Maria. Beiden waren hovenier en Jr. heeft het volgens bovenstaand krantenbericht tot tuinbaas gebracht. De vader van Johannes Wilkes sr., (door mij Wilkes sr.sr. genoemd) was ook een tuinman Johannes Wilkes, gehuwd met Marretje Spier, maar voorlopig blijft hij even buiten beschouwing.

Johannes sr. en zijn vrouw Anna Catriena hadden behalve de oudste zoon Johannes,  nog 2 zonen die ook hovenier waren, Albertus en Roelof. Johannes jr., de boven beschreven tuinbaas van Casa Nuova, was in 1861 getrouwd met Gerritje van den Toorn, de ouders van onze (bet)overgrootmoeder Maria.

Bovenstaande advertentie kreeg ik toegestuurd van Hans Krol (van Librariana.com). Ik ben hem zeer erkentelijk want het is het eerste zwart-op-wit-bewijs dat is gevonden buiten de registers van de Burgelijke Stand en Doop- en Trouw-aankondigingen om. Hier staat heel duidelijk te lezen dat Johannes Wilkes jr.(BS 1832-1910) tuinbaas was op de buitenplaats Casa Nuova in Vogelenzang, dat toentertijd onder de gemeente Bennebroek viel en nu evenals Bennebroek in de gemeente Bloemendaal ligt.

Buitenplaats Casa Nuova, waar Johannes Wilkes jr. tuinbaas was. Foto Monumenten.nl

Buitenplaats Casa Nuova is in 1902 te koop aangeboden en is vanaf 1905 verbouwd door architect J.A.G. van der Steur. Tegenwoordig staat het bekend onder de naam Klooster Casa Carmeli (rijksmonument nr. 511135, Bekslaan 9) en is tot rijksmonument aangewezen samen met de tuinmanswoning (Vogelenzangseweg 53, gebouwd in 1870). en andere gebouwen. Zie redegevende omschrijving van rijksmonument in het Monumentenregister, nr.511137.

Pasted Graphic.tiffUit Het Nieuws van de Dag: Kleine Courant, 14-10 en 22-10-1902. Eveneens in Algemeen Handelsblad 8-09-1902; 17-10 en 22-10-1902 en in Nederlandschen Sport 25-10-1902.

Vogelenzangseweg 53. Tuinmanswoning 1870 gebouwd. Hier zal Johannes Wilkes jr. hebben gewoond.

En nu zijn we dus een stap verder, we hebben de tuinmanswoning gevonden waar tuinbaas Johannes Wilkes jr. met zijn gezin woonde, en waar zijn vader en zijn zuster, onze (bet)overgrootmoeder, ongetwijfeld vanuit hun woonplaats Heemstede vaak op bezoek zullen zijn geweest. Zijn vader en dus ook de vader van zijn zuster, onze (bet)overgrootmoeder, was in Breukelen geboren, maar in 1832, toen zoon Johannes geboren werd,  was hij al woonachtig te Heemstede. Hij heeft waarschijnlijk vanaf ca. 1830 ook als hovenier op een van de buitenplaatsen in Heemstede of Bennebroek / Vogelenzang gewerkt en gewoond.

Blijft over de vraag, zouden Zocher jr. en L.P.Zocher en J. Wilkes sr. en jr. elkaar gekend hebben? Ze werkten en woonden alle vier in Heemstede. Een fascinerende gedachte. We houden het in de gaten.

 

Noorderlicht als Nieuwjaarswens

Oudejaarsnacht

Noorderlicht nabij Moermansk, 2023. Oblast Moermansk, Kola Peninsula, Lapland. Rusland. Foto V. Brukhin

Het is 2 januari, mooi om eens even een spectaculaire foto van een goede vriend te plaatsen. Het noorderlicht, voor hem en voor mij symbolisch voor het vrede-licht in de duisternis.

       WIJ WENSEN  ALLEN  EEN VREDIG EN GROEN  2024. 

Dat gebeurt me toch niet dagelijks, een opname ontvangen van een goede vriend en plantkundige, die zich op Oudejaarsavond in de buurt van Moermansk, op een van de grootste schiereilanden van Europa, Kola Peninsula, bevindt. Het schip van Willem Barentsz deed dit eiland aan na een winter vol ontberingen in het Behouden Huys. Barentsz was al overleden toen zijn schip Kola Peninsula bereikte.

We hebben gisteren wat op en neer gechat over bomen die op het schiereiland (relatief mild klimaat, nu -30º C) te vinden zijn: Siberische (Servische) spar; Pinus sylvestris, Kola Els (Alnus incana ssp. kolaensis); Betula subarctica of Betula pubescens var. pubescens; Ratelpopulier of Esp; Gorodkov Berg Es. 

Map of the Kola Peninsula and adjacent seas. From the Dutch Novus Atlas (1635). Moermansk onder de E van TENTRIONALIS. Cartographer: Willem Janszoon Blaeu.

Even nog terug naar Willem Barentsz. Als we nu even fantaseren welke bomen de schipbreukelingen gebruikt zouden kunnen hebben voor de bouw van het Behouden Huis, waar ze de winter van 1596/’97 overwinterden, en we kijken naar de opsomming van de meest voorkomende bomen op Kola, dan is het voor de hand liggend  dat het drijfhout waaruit het huis volgens overlevering is opgebouwd, heeft bestaan uit Siberische spar en Grove Den. Lange rechte stammen vinden zal toen (en nu nog steeds) wel moeilijk zijn geweest want de sparren zijn in het algemeen meer gedrongen (lager) in het hoge noorden en de dennen en berken in dat gebied groeien vaak in bochten.

Binnen in het Behouden Huys, 1596-1597, anoniem, naar Gerrit de Veer, 1598. Prent

Huize Scherpenzeel op kadasterkaart 1826. Visvijver?

  Jan de Beijer, Huis Scherpenzeel. Tekening 1749. Coll. UB Leiden

Meestal worden ‘Berichten’ door ons gepost als er een aanleiding is om een feitje nader uit te zoeken. Een oriëntatie-onderzoek noemen we dat in ons jaarverslag dat binnenkort weer zal worden geplaatst in deze Berichten. Nu berichtte een Cascade-vriendin aan mij dat ze in historische correspondentie had gevonden dat de Van Lunterens (bedoeld wordt het (tuin)architectengeslacht Van Lunteren) al in de jaren dertig van de 19de eeuw betrokken waren bij veranderingen aan huis en tuin van Huis Scherpenzeel.

Bekend was wel al het parkontwerp uit 1859, gemaakt door Samuel A. van Lunteren (1813-1877), maar nu wordt dus gesproken van de jaren dertig, Dat moet in opdracht geweest zijn van een andere eerdere eigenaar, namelijk Benudina Maria van Naamen (1827-1892), kleindocter van Petrus Johannes van Naamen (1774-1854), in 1825 gehuwd met Herman Royaards. Haar vader was al in 1852 overleden. Het is aannemelijk dat niet Samuel , maar vader Hendrik van Lunteren (1780-1848) toen door Petrus Johannes in de arm werd genomen. Samuel was immers pas 19 jaar. 

In dit verband ging ik op zoek naar oude tekeningen, prenten en kaarten van Huis en Park Scherpenzeel, om te achterhalen hoe huis (en park) er uitzagen vóór en na de genoemde verandering in de vroege  jaren dertig van de 19de eeuw.  Er zijn verscheidene tekeningen en prenten uit de 18de eeuw bekend, o.a. de afbeelding van het huis van Jan de Beijer uit 1749 (zie boven) en ook een tekening van Jan Pronk uit 1731, maar een afbeelding van een eeuw later kwam ik niet tegen.

Wel tonen de oude kadasterkaarten hoe de indeling van het kasteelterrein er uitzag  in 1826 en op de tweede kaart mogelijk enige tijd later.

Verzamelplan Dorp / Huis Scherpenzeel 1826. Noorden boven

 

Kadastrale Minuut Huis Scherpenzeel / Dorp Scherpenzeel, ongedateerd (waarschijnlijk tussen 1826 en 1830). Noorden boven

Helaas heb ik geen nieuw ontwerp gevonden. Toch is op de kadastrale Minuut (na vergroting)  wel te zien dat het huis in een hele ruime slotgracht ligt en dat ten noordwesten van het huis een lange kanaalvormige vijver ligt die zowel als wateropvang gediend zal hebben als ook als visvijver zijn nut zal hebben gehad. In de 18de eeuw werden  visvijvers gegraven om zowel vis te  kweken als vis te bewaren. Vandaar dat op de Kadastrale Minuut (de tweede kaart) goed te zien is dat het niet één vijver, maar zelfs twee vijvers betrof, die in het verlengde van elkaar zijn gelegen.

Uit 1859  is dus wel het ontwerp van Samuel van Lunteren bekend, hieronder afgebeeld. Zoals op dit ontwerp is te zien, is de visvijver nu tot slingerende beek omgevormd, passend in de landschapsstijl van die dagen.

Samuel A. van Lunteren, Ontwerp park Scherpenzeel, 1859. Coll. Geldersch Landschap en Kasteelen. Noorden boven

Wonen tegenover Zocher en Spelen in de ruïne van de Geertekerk

Acht en zeventig jaar geleden (in 1945) verhuisde ik als kind van vijf jaar van Amsterdam naar Utrecht en kwam te wonen tegenover de Geertekerk en het Bartholomeus Gasthuis, in een prachtig Jugendstilpand aan de Catharijnesingel (75). Een lot uit de loterij, het huis was van de maatschappij waarvoor mijn vader werkte. Voor mij een heel gewoon huis, maar nu achteraf besef ik eigenlijk pas dat dit huis echt heel bijzonder was. Vooral de vestibule, de ontvangstruimte achter de voordeur, met prachtig geslepen (of geëtste?) glazen deuren met Jugendstilmotieven (voordat je in de marmeren gang en het trappenhuis kwam), zijn me zeer bijgebleven. Ons rijtje huizen dat een soort eenheid vormde (nrs. 75 t/m 80) is gebouwd tussen 1901 en 1903 en bevatte 5 woonlagen. Aan de mooie gebogen portieken en raampartijen is te zien dat er echt sprake is van een belétage (boven het sousterrain). Onder de buitentrap (hoofd-entree)  is een deur naar het sousterrain. Eenmaal binnen loopt een lange smalle gang langs 3 kamers (links) naar de achterkant van het huis. Via weer een trapje omhoog bereik je dan de grote tuin. De  heerlijkste ‘kamers’ van het huis waren de serre op de belétage en de grote veranda op de eerste étage, beide op het westen gelegen, achter de woonvertrekken. Het huis telde in onze tijd (incl. de sous-kamers) 15 kamers,  2 keukens, een enorme zolder, een serre, een veranda en een grote tuin. Anno nu is het al heel lang een studentenhuis en is het romantische interieur voor een heel groot deel verdwenen. In zag op Internet enige interieurfoto’s. Mijn ouders woonden er tot 1971. Ik ging al eerder op kamers, vlakbij, op de Oude Gracht (276).

Catharijnesingel vrnl 75 t/m 79 Utrecht. Prentbriefkaart 1903

Op de volgende foto is de Geertekerk in begin jaren vijftig te zien. Dit was een ruïne (middenschip en zijbeuken zonder dak), maar voor ons kinderen een zeer romantische spannende ruimte om in te spelen. Tijdens mijn Lagere Schooltijd waren we daar heel vaak te vinden. De kerk lag recht tegenover ons huis, te herkennen in de linker bovenhoek van de luchtfoto, aan de  rechter hoogste  torenkamer.

Luchtfoto van de Geertekerk-ruïne na WOII, zonder dak op middenschip en zuidelijke zijbeuk. De bomen groeiden in de kerk en kinderen hadden er hun speelplaats. De volgroeide bomen staan in het Singelplantsoen (J.D. Zocher jr. 1830-1840), de bomen op de rijweg langs de huizen (in de linker bovenhoek) zijn van veel latere datum

In 1954 werd de kerk gekocht en sindsdien gerestaureerd door de Remonstrants Gereformeerde Broederschap. In 1956 kon de kerk in gebruik worden genomen. Zelf was ik er actief midden jaren zestig, als student-lid van de kerkenraad. Het bleef ook toen voor mij een beetje spelen in de kerk, want ik vervulde enkele jaren in die kerk de rol van “Gulle Geertrui”, de gastvrouw  op de ‘Dag van de Arminiaanse Markt’, waar eigengemaakte handwerk- en voedselproducten en tweede-hands boeken en andere antieke spulletjes te koop werden aangeboden, terwijl Geertrui in grote potten roerde om de menigte van soep en hutspot te voorzien. Voor het goede doel uiteraard. Ik herinner me dat we er een Thonet-kinderstoel kochten voor 1 gulden, niet bepaald een bedrag om de armenkas te spekken, maar wel een buitenkansje voor studenten.

En verder? We zijn in de Geertekerk getrouwd, de kinderen zijn er gedoopt en nog iets, dochter Orissa was in de jaren negentig als danser ook actief in de Geertekerkbuurt. Ze was danser in het gezelschap van Wies Merkx en Charles Corneille ‘Dansend Hart’, gelegen vlak  achter de Geertekerk, aan het Klein Geertekerkhof (nr.1), gehuisvest in de voormalige katholieke Fröbelschool Paus Adriaan, al weer heel lang het cultuurpaleisje ‘Palladio’. De prachtige tuin en de ‘koepelzaal’ roepen nog steeds spannende herinneringen bij mij op aan mooie dansvoorstellingen en heerlijke Indonesische maaltijden. Tot op de dag van vandaag wordt het gebouw gebruikt voor allerlei culturele doeleinden en opengesteld voor kunstenaars. Kortom voor onze familie is het Geertekerkhof een cultureel familie-buurtje.

Eenmaal uit huis op een studentenkamer, bleef ik ook toen in de buurt wonen en werd ook ons gezinnetje daar in de buurt gesticht, weer vlakbij een kerk, namelijk op de Oude Gracht  bijna naast de Doopsgezinde Kerk (nr. 270), aan de andere kant van de Dorstige Hartsteeg (nr. 276).

Wonen aan het water, heerlijk, ruim, daar heeft ons gezin altijd een voorkeur voor gehad. Eerst aan de Geuzenkade in Amsterdam, langs de Kostverlorenvaart, daarna in Utrecht langs de Catharijnesingel en de Oude Gracht, en vervolgens de stad uit (1970 /’73) naar Heukelum en Spijk langs de Linge.  Juliet legde van Utrecht tot Spijk dezelfde weg af en kwam in Amsterdam terecht langs de Herengracht en de Schinkel.

Als ik denk aan de tegenwoordige woningnood, zou ik me bijna schamen dat we altijd zo vorstelijk hebben gewoond.

Zocher, De Doornburgh en de KNOB

Onlangs werd Juliet gevraagd om op het komende KNOB symposium,  3 november 2023. in de Priorij Emmaus op de buitenplaats Doornburgh te Maarssen, te spreken over het werk van Zocher op de Doornburgh. Ook zal op die dag de architectuur en ideologie van de Bossche School, de herbestemming van het voormalige klooster en de post-65-architectuur ter sprake komen.

De vorm van de waterpartijen op het tegenwoordige Doornburg doet niet vermoeden dat het om het werk van Zocher sr. gaat (uit ca. 1813?).  Zie ook de wandelkaart onderaan dit Bericht.

Wij hebben nooit de aanwezigheid van een van de Zochers op de Doornburgh kunnen vaststellen, zodat de Doornburgh dan ook op onze Zochers-online pagina ontbreekt, behalve in de lijst projecten zonder primaire bronvermelding.

Toch  komen we tegenwoordig de naam van Zocher in veel secondaire literatuur over de Doornburgh tegen en zelfs in de redengevende omschrijving van het rijksbeschermde monument Doornburgh is dit het geval,  maar overal zonder verwijzingen naar bronnen. Daarom spreken we van een vermoeden en niet eens van een toeschrijving aan Zocher. Zoals gezegd we zijn nooit een verwijzing naar een Zocher op de Doornburgh tegen gekomen en wat veel belangrijker is, we herkennen ook helemaal geen typische Zocher-kenmerken op deze buitenplaats. In ieder geval doet de vorm van de vijverpartijen ons niet aan de Zochers denken. Mocht er een bekende tuinarchitect op de Doornburgh hebben gewerkt, dan zouden wij eerder aan Hendrik van Lunteren uit Utrecht denken, te meer omdat deze tuinarchitect omstreeks 1810 waarschijnlijk  verantwoordelijk was voor de uitbreiding van de nabij gelegen buitenplaats Groenhoven te Zuilen (vroeger gemeente Maarssen, nu Stichtse Vecht). Ook hier, net als op de Doornburgh, is een ‘landschappelijke’ scheidingssloot te vinden tussen een oud deel van de buitenplaats en een nieuw later aangekocht deel.

Ontwerp van uitbreiding park Groenhoven, tussen de Vecht (zij-arm) en de Daalseweg. Zie de scheidibgssloot tussen het park en de boomgaard/annex bouwland. Ca. 1810. Toegeschreven aan Hendrik van Lunteren. Archief Slot Zuylen/HUA

De meest nauwkeurige (secondaire) beschrijving van de buitenplaats Doornburgh is te vinden in het artikel van Petra Doeve (2010). In 1813 kocht Willem Huydecoper de grond van de voorplaats van Elsenburg (gedeelte aan de Diependaalsedijk). De grenssloot tussen Doornenburg en Elsenburg werd toen vergraven in een landschappelijke licht flauwe bochtige vorm, uitkomend in de Vecht. Tussen 1870 en 1912 werd naastgelegen buitenplaats Vechtleven aangekocht. Daar werd een slingervijver aangelegd en werd het terrein van bomen en bospartijen en een moestuin voorzien. Weer is niet bekend welke tuinarchitect hier plannen voor heeft gemaakt, hoewel L.P. Zocher wordt genoemd zonder verwijzingen.

Tekening van architect Jan de Jong (Bossche School). Omstreeks 1965. De pandhof was in zijn ontwerp leeg, zoals dat hoort te zijn, soms met één boom of fontein in het midden. Ruimte, rust en stilte speelden de hoofdrol voor de zusters.

De pandhof in de Priorij Doornenburg heden ten dage. Ontwerp van de hoftuin is van Karin Blom van Assendelft. In plaats van rust en stilte spelen nu afwisseling en veelkleurigheid een hoofdrol. Zie ook het ontwerp van Karin hieronder.

De bouw van de Priorij op de buitenplaats omstreeks 1965-’66 (door Jan de Jong, een leerling van Dom Hans van der Laan en architect van de Bossche School), is de laatste grote verandering geweest die de buitenplaats qua indeling en aanzien heeft veranderd. Een modern kloostergebouw met pandhof in de stijl van de Bossche School werd toegevoegd (plus tennisbaan en moestuin) omdat het historische huis te klein werd voor de zusters en hun gasten en cursisten.

Sinds 2016 is de plaats eigendom van de Stichting MeyerBergman Erfgoed Groep en sinds ca. 2018 spreekt men van een ‘buitenplaats voor kunst en wetenschap’. De functie van de buitenplaats is geheel veranderd, Het 18de eeuwse hoofdhuis en de priorij staan nu open voor lezingen, tentoonstellingen, concerten, theatervoorstellingen, recepties, symposia etc.

Het park is openbaar toegangkelijk.

Karin Blom van Assendelft. Nieuwe invulling (beplantingsplan) van de pandhof of binnenhof van de Priorij Doornburgh, ca. 2018. Ontwerp  overgenomen van de website van De Doornburgh

Wandelkaart van de tegenwoordige buitenplaats Doornburgh, in de loop der eeuwen verenigd met aangekochte delen van de buitenplaatsen Elsenburg (NW-deel) en Vechtleven (Oostelijk deel ). De priorij is gebouwd op de voormalige moestuin, de parkeerplaats ligt op de voormalige tennisbaan. Het oostelijk en westelijk deel van de plaats worden gescheiden door een ‘landschappelijke’ scheidingssloot. Ontwerp  overgenomen van de website van De Doornburgh

Literatuur.

Albers Adviezen. Rapportage De buitenplaats Elsenburg. 2001

Petra Doeve. Tuingeschiedenis van de buitenplaats Doornburgh en de verdwenen buitens Elsenburg, Somerbergen en Vechtleven te Maarssen. Jaarboekje Nifterlaken Oudheidkundig Genootschap 2010.p. 49-68..

Website Doornburgh:

Toeschrijving park Groenhoven aan Hendrik van Lunteren door Tineke Barneveld,

Aankondiging KNOB-symposium 2023:

De Bijenschans Hilversum en andere vh. Provinciale Monumenten

(gedeeltelijk overgenomen van Monumentaal Magazine)

“”De karakteristieke Villa De Bijenschans in Hilversum dreigt te worden gesloopt. Erfgoedvereniging Heemschut heeft de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) opgeroepen om niet alleen de villa zelf, maar ook de tuin, te beschermen als rijksmonumentaal ensemble.

Ontwerp Tuin Bijenschans door D.F. Tersteeg, 1918. Coll. Bibl. WUR

Provinciaal monument

De Bijenschans Hilversum. Foto Monumentaal Magazine

Villa De Bijenschans, in 1917 ontworpen door architect A.H. Wegerif, was ooit al een provinciaal monument. Ook de bijbehorende Engelse landschapstuin, ontworpen door D.F. Tersteeg, was onder deze status beschermd. Bij afstoting van de provinciale monumenten is De Bijenschans niet omgezet naar een gemeentelijk- of rijksmonument.

Zo dreigt De Bijenschans nu door gebrek aan bescherming te worden gesloopt. Ook de omliggende tuin komt daarmee in gevaar. “Uiterst zonde en onnodig”, vindt Heemschut. “Deze prachtige villa en tuin werden voorheen immers al het bewaren waard geacht”.

Bijenkorven

Verder Villa De Bijenschans is gebouwd in opdracht van mevrouw De Kruijff-Gobius. Het woonhuis werd vernoemd naar de bijenkorven die aan de rand van de heide stonden opgesteld. In de decoratieve elementen van de villa zijn ook verwijzingen naar de bij te vinden. Het huis heeft een brede voorgevel met opvallend boogvormige ingang. Ook binnen is de boogvorm terug te vinden en zijn de doorgangen versierd met glas-in-lood. De Engelse landschapstuin is ontworpen in eenheid met het huis.””

D.F. Tersteeg landschapsarchitect gevestigd te Naarden

Deze laatste zin, waarvan de tekst werd overgenomen uit Monumentaal Magazine, is zeer verwarrend. Men denkt al gauw dat er een Engels park, oftewel een (19de eeuws) landschappelijk park (in tegenstelling tot een tuin in geometrische vormgeving) achter de villa ligt, maar het is een tuin in de zgn. Nieuwe Architectonische Tuinstijl, zo kenmerkend voor de landschapsarchitect Dirk Frederik Tersteeg. Deze tuinen kenmerken zich door terrassen, trappartijen van het ene naar het andere terras, muurtjes met bloembakken, geometrisch gevormde bloembedden en een symmetrische opbouw langs een of twee assen.

De tuin is op initiatief van de Nederlandse Tuinenstichting in de jaren tachtig met een aantal andere villatuinen voorgedragen als Provinciaal Monument (Noord-Holland). In Hilversum waren dat de ensembles (villa’s met bijbehorende tuin of park) de Bijenschans en Uitwijk. Ook elders in Noord-Holland werden nog enige tuinen aangewezen. Wellicht heeft het zin om deze ensembles ook eens nader te beschouwen en ze eventueel op de gemeentelijke of rijksmonumentenlijst te plaatsen.

De moestuinmuur van Hoog Beek en Royen wordt gerestaureerd

Buitenplaats Hoog Beek en Royen
De buitenplaats Hoog Beek en Royen (Driebergseweg 1 Zeist) werd in opdracht van Albert Voombergh gesticht tussen 1826 en 1832 en ligt schuin tegenover de voormalige buitenplaats Beek en Royen, het pand waar nu de Vrije Hogeschool in is gevestigd. De tuin is na 1836 door J.D. Zocher jr. ontworpen en aangelegd. Hoewel vaak wordt gesuggereerd dat Zocher jr. ook de architect was van het huis, wordt tegenwoordig de naam van Joh. van Straaten genoemd. Oorspronkelijk had het rechthoekige huis één verdieping en een veranda rondom.
In 1846-1847 is het huis door de Utrechtse architect N.J. Kamperdijk volgens neoclassicistische principes verbouwd. Aan de Driebergseweg liggen meer huizen van Zocher, zoals Molenbosch en vermoedelijk ook De Breul, die alle in een landschappelijk park zijn gelegen. In 1945 werd deze buitenplaats een gemeentelijk wandelpark. Tegenwoordig is het park eigendom van Het Utrechts Landschap. De wandelaar kan hier genieten van een typisch vroeg negentiende-eeuwse landschappelijke aanleg met slingerende waterpartijen, boomgroepen, flauw gebogen paden. en open weiden met weide- en watervogels. Ook bevinden zich een koepel en een kinderhuisje op het terrein. Het zogenaamde ‘Kippelaantje’, een rechte laan met zeer oude eiken, is goed bewaard gedeelte van het oorspronkelijke lanenstelsel van Beek en Royen. De moestuin is door Het Utrechts Landschap omgetoverd tot wijngaard en de muur die hier te vinden is wordt nu gerestaureerd.