Categoriearchief: Architectuur

Plattegrond van de buitenplaats Bosch en Hoven (1765?) met hermitage

In het Bulletin KNOB 120 (2021) 2,  is een interessant artikel te lezen over ‘hermitages’ (kluizenaarshutten), getiteld De architectuur en beleving van de hermitage (1770-1860): de hut, de heremiet(pop) en de hang naar eenzaamheid in de Nederlandse Landschapstuin. Auteurs Hanneke Ronnes, Wouter van Elberg en Merel Haverman. De vraagstelling wordt uitgebreid behandeld. Mij vielen enige details op , die ik tot heden niet zo duidelijk had opgemerkt.

Plattegrond van buitenplaats Bosch en Hoven. Toegeschreven aan J. van Varel, 1765. Hermitage binnen rode cirkel. (Noord-Hollands Archief)

In de Springer Collectie in Wageningen UR bevindt zich ook een afbeelding (zwart/wit foto) van boven afgebeelde kaart van Bosch en Hoven, en daarbij twee details, waarvan één met detail van het eiland met de hermitage.

                                       Detail met eiland en hermitage. 

Wat ik, door het vergelijken van deze twee afbeeldingen (de gekleurde uit het NH Archief en de zwart/wit foto uit de tijd van Springer) nooit eerder zo duidelijk had gezien (vergroot de zwart/witfoto door te tikken op groene ondertitel),  was dat een brug naar het eiland leidde en dat deze hermitage bestond uit een hutje, geplaatst in een duidelijk gemengd bosje met loofhout en een conifeer. Verder is het opvallend dat deze kaart uit 1765 dus naar we nu mogen aannemen, een van de allereerste hermitages in Nederland afbeeldt en dat de kaart zelf evenals de kaart van Beeckestijn (Velsen) een van de eerste Nederlandse tuinen in landschapsstijl afbeeldt, ook al is nog niet de hele buitenplaats in die stijl aangelegd. Op de stijl afgaande (geometrische hoofdtuin en details in landschapsstijl) zou je zelfs kunnen denken dat deze aanleg evenals die van Beeckesteijn ook door J.G. Michael is ontworpen.

Zo ging ik ook opzoek naar andere vroege miniatuur-afbeeldingen van hermitages, zoals op buitenplaats Soelen. Dat viel tegen. In een brief uit 1808 werd een inmiddels verdwenen hermitage, thans grafmonument, op de Essenheuvel vermeld, en daarnaast kersenboomgaarden en een essenbos. Er bestaat een kaart van de buitenplaats Soelen uit 1805, dus hier ook op zoek naar de hermitage op de Essenheuvel. De enige heuvel op Soelen ligt in het gebied van het vroegere Huis Aldenhaag, maar de kaart is of te kleinschalig of de hermitage is al in 1805 verdwenen. Ter controle werd ook nog even op de kadasterkaart (1811-1832) gekeken, maar zonder resultaat.

Huis Zoelen (aan het eind van de oprijlaan, in het midden) en Huis Aldenhaag (links van de ditel op de kaart).  1805

Kadasterkaart Aldenhaag, 1811-1832. Op deze kadasterkaart                   is te zien dat de hermitage op het eiland van Aldenhaag is verdwenen.Noorden links

Na deze speurtocht ga ik toch nog eens op zoek naar oude historische hermitages, met de lijsten uit het KNOB-artikel als uitgangspunt.

Met dank aan Jan Holwerda.

Tuintheaters

TUINTHEATERS: TRAPSGEWIJZE EXPOSITIE VAN TUINPLANTEN

De eerste keer dat ik een plantentheater of tuintheater zag was in Engeland . Waar? Ik weet het niet meer, maar misschien kom ik er binnenkort nog achter. Het ging in ieder geval om een verzameling Primula auricula, die op een etage-rek waren uitgestald, met een dakje tegen de regen.

In de tuin van Paleis Het Loo heeft men een aantal jaren geleden ook een theater gereconstrueerd. Speciaal voor Primula auricula, in allerlei vormen en kleuren. Vijf jaar geleden in 2018 kwam ik heel toevallig in Spanje, in het Andalusische paleis Casa de Pilatos in Sevilla, een soortgelijke trapsgewijze opstelling van primula’s tegen. De opstelling en de locatie in de tuin leken mij zeer origineel. De trap was speciaal voor de potten gemetseld denk ik, met prachtige geglazuurde tegels.

Maar de potten hoeven natuurlijk helemaal niet verplicht met Primula Auricula te worden gevuld. Een moderne invulling met andere gekleurde tuinplanten kan natuurlijk ook. En als je toch zo’n enorme trap in het dorp hebt en je wilt de toeristenstroom wat dimmen, dan kan je van de trappen net zo goed een tuintheater maken en de potten vullen met rode Salvia’s. Dat zag ik op Sicilië in het dorp Caltagirone. Denk aan de Spaanse trappen bij de Trevi-fontein in Rome.

Apeldoorn, Paleis Het Loo, Tuintheater potten ‘Auricula’s’. 2016.

Sevilla, Casa de Pilates, trapsgewijze uitstalling potplanten in tuintheater, 2018

Caltagirone, Sicilië, 2019. Trappen in het dorp, Ook gebruikt voor de expositie van Salvia’s, net als  in een plantentheater. Let op de rechtopstaande blauw/gele tegels

Waar zijn de ontwerptekeningen van de tuin achter het Vredespaleis, ontworpen in 1978 door Elias en Liesbeth Cannemen, gebleven?

Dat was de vraag die ons vanmiddag werd gesteld door Jacobine Wieringa, curator van de kunstverzamelingen van het Vredespaleis. Deze tekeningen staan afgebeeld in ons rapport dat we in 2005 opstelden over deze tuin, getiteld De tuin van het Vredespaleis: waardestelling en aanbevelingen voor herstel en beheer.

NedDenHaagVredespaleisOntwerpCanneman.jpegTuin – ontwerp bij het Internationale Hof van Justitie, 1977; E. en L. Canneman. 􏰀oorden rechts. Coll. Vredespaleis.

NedDenHaagVredespaleisDoorsnedeCanneman.jpegDoorsnede van tuinontwerp bij Internationale Hof van Justitie, 1977. Ontwerp E. en L. Canneman.

Ik beloofde de curator te zoeken in de database van Tuinjournaals van de Nederlandse  Tuinenstichting /NTs, in de database TUiN van de Bibliotheek WUR en in onze eigen database (niet openbaar). In de laatste waren de tekeningen opgeslagen die wij zelf hadden gefotografeerd (300×300 dpi). Dat was dus een aardige vangst, maar daarmee waren de originele tekeningen nog niet teruggevonden.
Waarschijnlijk zwerven ze toch ergens rond in het Vredespaleis, tussen alle schitterende kunstvoorwerpen uit de hele wereld. Kijk voor de aardigheid eens op You Tube naar de interieurs en kunstschatten.
Voor de beplanting van de Canneman-tuin zou ik het volgende boekje willen aanraden, getiteld De tuin van Elias en  Liesbeth Canneman-Philipse in de tuin van het Vredespaleis, van de auteur Carla Romijn-Schütte, dat te bestellen is via info@tuinenstichting.nl.     Ook in dit boekje is de plattegrond van de Vredespaleistuin afgebeeld met een referentie naar het “archief Carnegiestichting” (Vredespaleis).
En dan is er nog een heel nummer van het Tuinjournaal (Nederl. Tuinenstichting) aan Elias en Liesbeth Canneman gewijd,
Achterin dit nummer staat een plantenlijst van hun eigen tuin  op de Walenburg, een ridderhofstad gelegen aan de Langbroekerwetering in Neerlangbroek. Daar woonden Elias en Liesbeth in de jaren zeventig en tachtig van de twintigste eeuw. Elias restaureerde het kasteel en Liesbeth legde een nieuwe tuin aan, die in grote lijnen langs geometrische patronen werd aangelegd en tegelijkertijd in de stijl van ‘wild garnering’ werd beplant.
De Vredespaleis-tuin was op een andere leest geschoeid. Hier overheerste de geometrie, in de vorm van hagen en zichtlijnen.
De boeken Decoratieve Tuinbeplanting (1913;1922), van de hortulanus van Amsterdam, A.J. van Laren en het boek De Villatuin, (1929) van Th. J. Dinn geven  wat soorten beplanting betreft wel een aardig beeld van de toegepaste beplantingen, vooral interessant omdat Liesbeth Canneman als jonge tuinierster in dienst is geweest van Dinn en daar veel geleerd heeft. Van Laren geeft ook beplantingsplannen, zodat duidelijk is welke soorten hij graag gebruikt en welke planten hij naast elkaar plant. 
Beide boeken kunnen in de Bibliotheek WUR worden geleend.
Mocht iemand meer weten over de verblijfplaats van de beide ontwerpen van de tuin van Liesbeth Canneman achter het Vredespaleis, stuur dan een e-mail naar ons (oldenburgers2@gmail.com) of naar het Vredespaleis  (j.wieringa@peacepalace.org)

De verbouw van het Amsterdam Museum kan nog niet beginnen. Beroep ingesteld door Heemschut en VVAB.

Vogelvluchttekening uit 1631 van het Burger Weeshuiscomplex. In het midden twee langwerpige gebouwen met blauwe leien daken, daartussen loopt de Begijnensloot. Rechts is de meisjesplaats en links de jongensplaats (Coll. Stadsarchief Amsterdam).

In het tijdschrift Binnenstad (Jg. 56, nr. 308, p. 52) van de Ver. Vrienden Amsterdamse Binnenstad schreef Juliet Oldenburger namens de VVAB: Bezwaren verbouwing Amsterdam Museum. Juliet werkt als eindredacteur voor deze vereniging en is het uiteraard als medewerker van ons bureau Binnenstad & Buitenleven ook oneens met de verbouwingsplannen en met de aantasting van de Middeleeuwse Begijnensloot..

De voorzieningenrechter heeft nu geoordeeld dat de vergunning die het museum had verkregen pas gebruikt mag worden nadat de rechter uitspraak heeft gedaan over de verbouwingsplannen. Het Amsterdam Museum mag dus niet beginnen met de uitvoering van zijn verbouwingsplannen voordat beslist is op het beroep, dat genoemde vereniging i.s.m. Heemschut heeft ingesteld. Dat heeft de voorzieningenrechter op woensdag 25 januari besloten. De beslissing valt naar verwachting in april.

Heemschut en de VVAB hebben al eerder gemeld vooral bezwaar tegen de sloop van de Schuttersgalerij en de gebouwen aan weerszijden daarvan te hebben. De voorzieningenrechter heeft het belang van de erfgoedorganisaties afgewogen tegen dat van het museum om zo spoedig mogelijk met de verbouwing te willen beginnen.

De beweerde slechte technische staat van het complex en de kosten van leegstand (het complex staat sinds 1-2-2022 leeg, terwijl de vergunning is verleend op 7-11-2022) wegen niet op tegen de niet onderbouwde ingreep in het rijksmonument. In de planning had het museum volgens de rechter rekening dienen te houden met de risico’s van bezwaar en beroep.

Contra-expertise

Dankzij een contra-expertise hebben Heemschut en de VVAB duidelijk gemaakt dat de grote ruimten in het hart van het complex – een entreehal en een expositiezaal – ten koste gaan van authentieke zeventiende-eeuwse kapspanten en de historische bouwstructuur aan weerszijden van de overkluisde Begijnensloot. De laatste dateert uit de Middeleeuwen.

Onderdelen die in 1962-1975 zorgvuldig zijn gerestaureerd en belangrijk zijn voor de geschiedenis van het complex. ”De nieuwe grote zalen tasten bovendien de kleinschaligheid ernstig aan. We vertrouwen erop dat de rechter ons daarin gelijk zal geven”, verklaren Heemschut en de VVAB.

Wie nog verder er in wil duiken, zie het artikel het Beroepsschrift, het gehele dossier en eerdere artikelen, geschreven door Walther Schoonenberg en Hanneke Ronnes.

Is de ommuring rond de moestuin op buitenplaats Molenbosch (Zeist) ook een onderdeel van het ontwerp van Zocher jr.?

Dit is een reactie op een vraag van Anne Wolff/Platform Historische Moestuinen: Wie kent Nederlandse uitzonderingen op de vorm van moestuinen die doorgaans rechthoekig zijn. Zij noemde daarbij zelf Het Molenbosch te Zeist en dat bracht mij er toe deze vraag uit te werken en in Zocher-perspectief te plaatsen.

Kaart 1. Situatiekaart van buitenplaats Molenbosch vervaardigd door Rijksdienst Monumentenzorg (RCE), 1999. Noorden boven. De min of meer ovale moestuin ligt in het noordwesten van de plaats.
Kaart 2. Kaartbeeld van buitenpaats Molenbosch met aangegeven de bestaande en de verdwenen gebouwwen. Noorden boven. Moestuin in noordwesthoek. Bron: genealogybos.com

De buitenplaats Molenbosch is gelegen tussen Zeist en Driebergen, aan de noordkant van de Driebergseweg. De bankier Johannes Bernardus Stoop (1781-1856) kocht in 1835 een bos met dennen en hakhout van de weduwe Margaretha van Oosthuyse en liet hier vanaf 1837 eerst een landschappelijk park met slingerende waterpartij aanleggen, voordat hij in 1849 daar een huis liet bouwen. Zowel de aanleg als het huis werden ontworpen door de tuinarchitect J.D.Zocher jr.

In het boek van P.J. Lutgers en W.J. Hofdijk Gezichten in de omstreken van Utrecht (1869) wordt over Het Molenbosch vermeld: Mede aan den Straatweg, dankt zijn schoone aanleg weder aan het talent des Heeren Zocher, op last van den Heer J.B. Stoop, wiens erven het nog in eigendom bezitten”. De dochter van Stoop, Anna Aleida Stoop (1812-1885) trouwde in 1841 met Arnold Johan de Beaufort (1797-1866). Zij waren de volgende eigenaars van de buitenplaats. Arnold Johan de Beaufort verhuurde het huis vanaf 1858 voor 2 x 4 jaar aan de Heer John Melvil te Amsterdam.

Bij de huur hoorde toen ook de moestuin. In het huurcontract tussen Arnoud Jan de Beaufort en Johan Melvil (1858) staat vermeld: “Alle mogelijke kosten van onderhoud zowel het dagelijkse van daghuur of arbeidsloon als hetgeen van tijd tot tijd moet plaats hebben tot onderhoud van de gebouwen broeijerij hekken en rasteringen is voor rekening en koste van den verhuurder, als ook mede van den moestuinaanleg van broeijerij met alleswat daaronder tot onderhoud wordt begrepen.  Blijven alle producten van groente boomvruchten enz zoowel van den kouden grond als in de kasten en de broeierij voor den huurder. Het hakhout en opgaand boomgewas alsmede het grasgewas van het gazon is hier niet onder begrepen en blijft voor den verhuurder. (Noot 1). Over de ommuring van de moestuin wordt niet gerept, alleen over ‘broeijerij, hekken en rasteringen’. Mogelijk dat de moestuinmuur pas in een later stadium is gebouwd.

Wat kunnen oude kaarten ons vertellen over de geschiedenis van de aanleg van de moestuin en speciaal over het ontstaan van de moestuin, die niet zoals gebruikelijk rechthoekig, maar eerder amorf van vorm is te noemen. Zie kaart 4.

Kaart 3.. Topografische Militaire Kaart, 1850. Buitenplaats Molenbosch ligt in de rechthoek met het woord Schoonoord. Ten noorden van de toegangslaan is bos en geen open grasbaan en ten oosten van het huis geen slingervijver

De oudste topografische kaart die ons informatie kan verschaffen is het kadastrale minuutplan van de gemeente Zeist, getekend tussen 1811 en 1832. Op deze kaart is helemaal nog geen sprake van een parkaanleg op Molenbosch. Het enige wat van deze kaart valt af te lezen, is de ruitvormige vorm van het eigendom en de naam van de eigenaar P.J. Oosthuyse. Op de eerste Topografische Militaire Kaart van Nederland (kaart 3, TMK, ca. 1850) is wel een bosaanleg met enkele paden te onderscheiden, maar nog geen moestuin en slechts een minieme slingervijver in de zuidoosthoek van de plaats.

Na 1850 is de situatie veranderd en dat is te zien op de TMK van 1873. In de noordwesthoek van de plaats is een grote moestuin te onderscheiden (de rode lijn geeft een ommuring aan), die tussen 1932 en 1962 is getransformeerd tot volkstuincomplex. De topografische kaarten geven aan dat de moestuin nooit rechthoekig van vorm is geweest. De groentebedden waren oorspronkelijk niet rechthoekig van vorm maar langs golvende lijnen aangelegd, passend bij de landschapsstijl. Dit is nog te zien op de topografische kaart van 1873 (kaart 4).

Kaart 4. Topografische Militaire Kaart / Bonnebladen. Buitenplaats Molenbosch, detail 1873. In het noordwesten rood omlijnd de moestuin. Deze is ingedeeld in golvende perken. Ten zuidwesten van de moestuin een boomgaard. Ten zuiden van de moestuin en aan de noordzijde van de toegangslaan v.l.n.r. de paardenstal, het koetshuis en de tuinmanswoning. Tussen de toegangslaan en de Driebergseweg een oranjerie uit 1873.. Achter het huis een open grasbaan en ten oosten van het huis een slingervijver in open terrein

De ommuring van de tuin roept vragen op. Op de Topografische Militaire Kaart uit 1873 is de moestuin dik rood omlijnd. Dit zou kunnen betekenen dat de tuin in 1873 of in de periode dat de kaart werd ingemeten, werd ommuurd. Of is de rode lijn met de hand toegevoegd omdat men het plan had een muur rond de moestuin te bouwen? Ook de oranjerie werd in 1873 (helaas in 1962 afgebroken), toen Anna Aleida Molenbosch bewoonde, gebouwd (Noot 2.), dus in dat jaar is zeker sprake van grote bouw-activiteiten. Het is dus mogelijk dat de tegenwoordige moestuinmuur uit ongeveer 1873 dateert.

Foto (2023) Moestuinmuur Molenbosch, gezien vanuit de boomgaarden.. Duidelijk is dat de steunberen aan de buitenkant staan, dat de muur gepleisterd is en dat de muur qua vorm enigszins gebogen is. Foto Karen Veenland

Op de kaart van 1932 (kaart 5) is de rode lijn verdwenen en veranderd in een omgrenzing van bomen, zowel om de moestuin als om de twee boomgaarden ten zuidwesten van de moestuin. Op de Topografische Kaart van 1962 (kaart 6) is de rode lijn rondom de moestuin weer terug, waaruit we kunnen concluderen dat in dat jaar in ieder geval sprake is van een ommuring, die waarschijnlijk tot heden stand heeft gehouden. Direct ten zuidwesten van de moestuin ligt dan een groentenkelder, die tegenwoordig dienst doet als vleermuizen- onderkomen. Het padenstelsel in de buurt van de moestuin is sterk verveelvoudigd. Dit heeft te maken de flatgebouwen, die in de jaren vijftig op grond van Molenbosch gebouwd zijn langs de Arnhemse Bovenweg.De bewoners maken natuurlijk graag een wandeling op Molenbosch.

Kaart 5. Topografische Militaire Kaart / Bonnebladen. Buitenplaats Molenbosch, detail 1932. De omgrenzing van de moestuin is niet meer rood aangegeven. Het lijkt alsof de moestuin nu rondom beplant is met bomen. De golvende perken zijn verdwenen. De boomgaard is uitgebreid en het open zicht naar het noorden en oosten is met elkaar verbonden. De bomen direct ten oosten van het huis zijn verdwenen en aan de overkant van de vijver is een nieuwe clump bomen gepoot
Kaart 6.Topografische Kaart Nederland, 1:25.000. Detail Molenbosch, 1962. De moestuin is nu weer rood omlijnd; dit geeft een stenen ommuring aan. De boomgaard is gehalveerd. Op de vrijgekomen plaats is een groentekelder gebouwd. Het padenstelsel is sterk verveelvoudigd en de toegangslaan half verhard. Op het terrein langs de Arnhemse Bovenweg zijn flatgebouwen verschenen

Verder wordt de plaats gekarakteriseerd door grote solitairen voor het huis, onder meer een Japanse Notenboom, een moerascypres en een tulpenboom. Wanneer die zijn geplant is onduidelijk.

Op het terrein ten westen van het huis bevinden zich enkele interessante bijgebouwen, namelijk een koetshuis (1855, niet door Zocher gebouwd), een paardenstal en een gepleisterde tuinmanswoning (1840, Architect Zocher jr.); ten noorden van het huis een kippenpaleis (1898) en ten oosten van het huis een houten tuinprieel. Tussen 1989 en 1991 is door de huidige bewoners een kleine privé-kapel gebouwd naar een voorbeeld uit het modellenboek Magazijn van Tuinsieraaden (1802-1809), geschreven door Gijsbert van Laar.

Noot 1. Familiearchief De Beaufort, toegang 53, inv. nr. 1764, artikel vier. Met vriendelijke dank aan Karen Veenland.

Noot 2. Pierre Rhoen. ‘De uitzichten zeer mooi en het huis solide’: het landhuis Molenbosch van J.D. Zocher jr. (1791-1870) exact gedateerd. Oud-Utrecht (2002)7, p. 182-186.

De binnentuin van het Frans Hals Museum op de schop

Op de website van het Frans Hals Museum staat te lezen dat de binnentuin totaal is vernieuwd en komend voorjaar geopend zal worden. Men heeft gekozen voor een geheel nieuw concept (ontwerp Frans Hals Museum i.s.m. Bureau West 8), weliswaar waar geïnspireerd op oude 17de en 19de eeuwse vormen, maar functioneel toch veel meer passend in de 21ste eeuw. Ik verwijs de lezer naar de beschrijving van de nieuwe tuin op website van het Frans Hals Museum, en wil de lezer hier ook nog eens laten lezen hoe de tuin in de laatste jaren van de twintigste eeuw door mij beschreven werd in de Gids voor de Nederlandse Tuin- en Landschapsarchitectuur, Rotterdam 1998.

“Het huidige Frans Hals Museum is een voormalig oudemannenhuis uit 1608, gebouwd uit de opbrengst van een loterij. Volgens de stadsscribent Schrevelius was Lieven de Key als architect bij de bouw betrokken. Tot 1810 deed het complex dienst als weeshuis en vanaf 1912 werd het gebouw gerestaureerd en als museum ingericht. Toen kreeg het de naam Frans Hals Museum.

Vier vleugels liggen om een vierkante binnenplaats, die in de tijd van het oudemannenhuis en het weeshuis waarschijnlijk eerst met gras begroeid (onder andere te gebruiken als bleekveld) en daarna met klinkers bestraat was. Tot de oorspronkelijke bouw behoren de deels vernieuwde ingangspoort en een gedeelte van de westvleugel.

Bij de restauratie in 1913 kreeg de binnenplaats de bestemming van tuin. Aan de tuinarchitect L.A. Springer (1855-1940), die bekend was om zijn kennis van en belangstelling voor historische tuinen, werd gevraagd een tuin te ontwerpen die daar omstreeks 1608 gelegen zou kunnen hebben. Springer zal zich hebben laten inspireren door voorbeelden uit prentenseries van Theodoor de Brij, Salomon de Caus en Crispijn van de Passe, die prenten van vroeg zeventiende-eeuwse tuinen hebben vervaardigd.

Maar over deze voorbeelden zegt Springer in 1897 in zijn voorbeeldenalbum ‘De Tuinkunst’: ‘Doch men meene niet … dat deze voorbeelden dienstig zijn, om als modellen voor eigen terrein te gebruiken. De kunst vraagt naar geen voorbeelden om na te bootsen; ieder kunstenaar volge zijn gedachtengang, zijn eigen inzichten, maar putte leering uit hetgeen voorgangers voortbrachten en neme zonder vooroordeel en zonder eigenwaan het goede over uit hun werken …’

Hieruit mogen we concluderen dat Springer zeker een eigen ontwerp gemaakt zal hebben, geïnspireerd op voorbeeldprenten van vroege (eerste helft 17de eeuw) Nederlandse tuinen. Deze tuinen bestonden uit afgezette perken waarin enkele bloemen stonden en groenblijvende boompjes die in etages waren geknipt. De perken lagen meestal in een symmetrische rangschikking rondom een centrale tuinversiering, zoals een bron of een boom. De sierplanten in de perken stonden meestal in kleine groepjes bij elkaar of geheel solitair, zodat het bijzondere karakter van deze planten nog eens extra werd benadrukt: een enkele tulp, een narcis of keizerskroon in het voorjaar en in de zomer bijvoorbeeld een afrikaantje, een anjer of een zonnebloem. De tuin werd vaak door een loofgang omgeven, maar omdat de tuin van het Frans Hals Museum ingesloten ligt tussen de vier vleugels van het gebouw, zal dat hier oorspronkelijk nooit het geval geweest zijn.

De inrichting van de tuin in 1998 beantwoordde niet aan het beeld van een vroege zeventiende-eeuwse tuin. De tuin die Springer ontwierp is een echt negentiende- eeuwse interpretatie. Bovendien is de tuin gedurende de laatste twintig jaar te sterk vereenvoudigd, in verband met het onderhoud. Het beeld van de tuin in 2020, dat enigszins overeen kwam met een vereenvoudigde parterre de broderie uit de tweede helft van de zeventiende eeuw, gaf dus zelfs de negentiende eeuwse versie niet weer. Zo’n siertuin zullen de oude mannen of de wezen in elk geval nooit hebben mogen aanschouwen.”

Hortus palatinus. Voorbeeld tuinontwerp door Salomon de Caus. Universiteits Bibliotheek Heidelberg.

Het huidige Frans Hals Museum is een voormalig oudemannenhuis uit 1608, gebouwd uit de opbrengst van een loterij. Volgens de stadsscribent Schrevelius was Lieven de Key als architect bij de bouw betrokken. Tot 1810 deed het complex dienst als weeshuis en vanaf 1912 werd het gebouw gerestaureerd en alsmuseum ingericht. Toen kreeg het de naam Frans Hals Museum. Vier vleugels liggen om een vierkante binnenplaats, die in de tijd van het oudemannenhuis en het weeshuis waarschijnlijk eerst met gras begroeid (onder andere te gebruiken alsbleekveld) en daarna met klinkers bestraat was. Tot de oorspronkelijke bouw behoren de deels vernieuwde ingangspoort en een gedeelte van de westvleugel. Bij de restauratie in 1913 kreeg de binnenplaats de bestemming van tuin. Aan de tuinarchitect L.A. Springer, die bekend was om zijn kennis van en belangstelling voor historische tuinen, werd gevraagd een tuin te ontwerpen die daar omstreeks 1608 gelegen zou kunnen hebben. Springer zal zich hebben laten inspireren door voorbeelden uit prentenseries van Theodoor de Brij, Salomon de Caus en Crispijn van de Passe, die prenten van vroeg zeventiende-eeuwse tuinen hebben vervaardigd. Maar over deze voorbeelden zegt Springer in 1897 in zijn voorbeeldenalbum ‘De Tuinkunst’: ‘Doch men meene niet … dat deze voorbeelden dienstig zijn, om als modellen voor eigen terrein te gebruiken. Dekunst vraagt naar geen voorbeelden om na te bootsen; ieder kunstenaar volge zijn gedachtengang, zijn eigen inzichten, maarputte leering uit hetgeen voorgangers voortbrachten en neme zonder vooroordeel en zonder eigenwaan het goede over uit hun werken …’ Hieruit mogen we concluderen dat Springer zeker een eigen ontwerp gemaakt zal hebben, geïnspireerd op prenten van vroege Nederlandse tuinen. Deze tuinen bestondenafgezette, perken waarin enkele bloemen stonden en groenblijvende boompjes die in etages waren geknipt. De perken lagen meestal in een symmetrische rangschikking rondom een centrale tuinversiering, zoals een bron of een boom. De sierplanten in de perken stonden meestal in kleine groepjes bij elkaar of geheel solitair, zodat het bijzondere karakter van deze planten nog eens extra werd benadrukt: een enkele tulp, een narcis of keizerskroon in het voorjaar en in de zomer bijvoorbeeld een afrikaantje, een anjer of een zonnebloem. De tuin werd vaak door een loofgang omgeven, maar omdat de tuin van het Frans Hals Museum ingesloten ligt tussen de vier vleugels van het gebouw, zal dat hier oorspronkelijk nooit het geval geweest zijn. De hedendaagse inrichting van de tuin beantwoordt niet aan het beeld van een vroege zeventiende-eeuwse tuin. De tuin die Springer ontwierp is een echt negentiende- eeuwse interpretatie. Bovendien is de tuin gedurende de laatste twintig jaar te sterk vereenvoudigd,in verband met het onderhoud. Het huidige beeld, dat enigszins overeenkomt met een vereenvoudigde parterre de broderie uit de tweede helft van de zeventiende eeuw, geeft dus zelfs de negentiendeeeuwse versie niet weer. Een dergelijke siertuin zullen de oude mannen of de wezen in elk geval nooit hebben mogen aanschouwen.

Bron: Carla S. Oldenburger-Ebbers. Gids voor de Nederlandse tuin- en landschapsarchitectuur. Rotterdam, 1998.

Literatuur: G. Bleeker. Tuinkunst. Opgang, 1926; p. 94/noot 1

Artikelen over de eerste foto van de Bond van Nederlandse Tuinarchitectuur / BNT en over de eerste Nederlandse tuinarchitecten

Artikelen uit de jaren tachtig van de twintigste eeuw, over de Bond van Nederlandse Tuinarchitectuur en de eerste Nederlandse tuinarchitecten, geschreven door Carla S. Oldenburger-Ebbers, destijds conservator van de Bibliotheek van de Landbouwuniversiteit (nu WUR), en gepubliceerd in het tijdschrift GROEN, zijn in verband met het 100-jarig bestaan van de BNT nu opgenomen in de digitale catalogus van de WUR. Klik op de titelwoorden( in het groen) en u wordt doorgeleid naar het artikel op Internet.

Zie verder alle Publicaties van Carla en Juliet Oldenburger.

Lijstje 2022 Binnenstad & Buitenleven, Oldenburgers.nl

Drie gevelstenen Keizersgracht 175, Amsterdam. Foto’s Walther Schoonenberg en website VVAG / Gevelstenen van Amsterdam. Voorstelling van Out Schaep, De Bonte Os en Jong Lam, telkens links vóór en rechts na restauratie

Het is tegenwoordig de gewoonte aan het eind van het kalenderjaar een overzicht te geven van wat men zoal privé of zakelijk heeft bereikt in het leven, door een lijstje te presenteren van werkzaamheden en resultaten over het afgelopen jaar. Eigenlijk riekt het mij te veel naar reclame, maar aan de andere kant is het natuurlijk ook best leuk voor lezers die ons een warm hart toedragen, om te zien wat ons werk uiteindelijk heeft opgeleverd. Te meer omdat wij vanaf 2016 al proberen naast de ontwikkeling van groen erfgoed, ook kleuronderzoek en -toepassing in de architectuur een volwaardige plaats te geven. Dit laatste onderwerp begint nu langzaamaan steeds een belangrijker rol te spelen.

Juliet op de steiger tijdens restauratiewerkzaamheden van de gevelstenen op Keizersgracht 175. Foto Walther Schoonenberg

Hieronder volgt nu het lijstje adviseringen en projecten van Bureau Binnenstad & Buitenleven over 2022, afgewisseld met enige foto’s.

TENSLOTTE WENSEN JULIET EN CARLA OLDENBURGER U EEN GELUKKIG, VREDIG EN GEZOND 2023.

  • Artikelen:
  • a) Carla en Juliet Oldenburger. Brakestein komt weer tot leven: De tuin van Texels laatste buiten. Het Buiten Jg.4, nr. 10.p. 44-47.
  • b) Juliet Oldenburger. Reconstructie Koningsplein 10: snoepje en sieraad voor de stad. Binnenstad Jg. 56, nummer 308, p. 49.
  • c) Juliet Oldenburger. Bezwaren verbouwing Amsterdam Museum. Binnenstad Jg. 56, nummer 308, p. 52.
  • d) (Carla Oldenburger, medewerking aan artikel van) Peter van Wingerden. Ontdekking in een voormalig stukje Heemstede. Heerlijkheden Jg. 49, nummer 193, p. 3-10.
  • Ontwerpen: Reorganisatie-ontwerp deel Belmonte Arboretum, Wageningen; Zie Bericht 31 januari 2022.
Vroegbloeier tijdens ons eerste oriënterend bezoek aan Belmonte in januari 2022. Hamamelis mollig ‘Pengo’? Foto Carla Oldenburger
Juliet Oldenburger op de steiger vóór Keizersgracht 175, Foto Walther Schoonenberg, 12 april 2022
  • Kleuronderzoek en -ontwerp:
  • a). Onderzoek en conceptplan Gevelstenen Keizersgracht 175 Amsterdam. Zie Bericht 16 april 2022.
  • b) Kleuradvies buitenschilderwerk rond binnentuin Claes Claesz Hofje. Uitvoering 2021/2022.
  • c) Kleurontwerp gevelwand Claes Claesz Hofje in Egelantiersstraat. Uitvoering in 2023.
Binnentuin Claes Claesz Hofje Amsterdam. Kleuradvies schilderwerk Juliet Oldenburger, 2021-2022. Foto Walther Schoonenberg
  • Lezingen / Colleges: (Juliet docent), college in Module Erfgoed en Ruimte / Erfgoedopleidingen Hogeschool Utrecht.
  • Website: Losse adviseringen / artikelen, uitgewerkt in 30x ‘Berichten’ op de website oldenburgers.nl en in Bijdragen op LinkedIn.com. Bijv. advies gevraagd door Uitgeverij Blauwdruk m.b.t. 100 jaar BNT; en door de VVAB over de vraag of er nog iets rest van het plan van de Fa. Zocher voor het Frederiksplein te Amsterdam?

WIE IS DE ONTWERPER VAN DE TUIN VAN BROEKBERGEN?

Even geleden kreeg ik van mijn kleindochter een Whatsappje met de volgende vraag: “je moet me vanmiddag wel even wat vertellen over landgoed Broekbergen in Driebergen”, ervan uitgaande dat haar grootmoeder alles weet over alle buitenplaatsen in Nederland. Het enige wat ik van deze buitenplaats in Driebergen wist was dat ik er in Zocher-online één zin aan had gewijd, namelijk: “Bij naspeuringen komen we tot heden maar één naam als leerling [van Zocher sr.] tegen en dat is de naam van Christiaan George Breitensteyn uit Zeist (1788-1867), waarvan bekend is dat hij tussen 1815 en 1820 de landschappelijke aanleg van Dennenburg in Driebergen heeft ontworpen, evenals de landschappelijke aanleg op Broekbergen naast Dennenburg”.

Driebergen, Buitenplaats Broekbergen. ontwerp Jan Copijn en Zn, of H. Copijn? Collectie Broekbergen

Patricia Debie heeft onderzoek naar de tuinhistorie van Broekbergen gedaan. In het Rapport Ontwikkelingsvisie en waardestelling Buitenplaats Broekbergen (2009) staat te lezen dat Broekbergen in 1755 bestaat uit een “een fraaije en wel gestitueerde buijtenplaats genaamd Broekbergen, met sijne heerehuijzinge, koetshuijs, stallinge en tuinkamer, trekkast en verder getimmerte, broeituijn, moestuijnen, boomgaarden, en al het geen op dezelve aard en nagelvast is met vier en twintig morgen lands”. De eigenaar tot en met 1874 is de familie Van de Muelen. Vanaf 1875 tot 1996 heeft het huis dienst gedaan als klooster van de zusters Benedictinessen van de Altijddurende Aanbidding. Het huis is nu een beschermd monument.

Het onderzoek leverde drie ontwerpkaarten van Broekbergen op, en wel één uit 1789 (door Patrica genoemd de Rococo-periode, ik noem deze periode altijd liever de vooraankondiging van de landschapsstijl en mijd liever het woord Rococo), één uit de vroeg-landschappelijke periode (1812) en één uit de laat-landschappelijke periode (tweede helft 19de eeuw). De laatste is een ongesigneerd en ongedateerd ontwerp van Broekbergen dat volgens Patricia Debie een vroeg (ca. 1860) ontwerp van de hand van H. Copijn zou kunnen zijn, maar volgens ons toe te schrijven is aan Jan Copijn in samenwerking met zijn zoon H. Copijn.

De woorden die op het ontwerp staan geschreven zijn “Broekbergen” op het huis; “Mestvaalt” onder het rechter huis langs de zuidwest-grens van de buitenplaats; en “Peren Loop” tussen linker (tuinmans-?)huis en boomgaard. Dit is het pad naar de boomgaard waar appel-(met rond gebladerte) en perenbomen (met puntig gebladerte) staan aangegeven.

Een nadere analyse van dit ontwerp wordt in de vorm van een artikel door ons uitgewerkt in samenwerking met Ir. Lia Copijn-Schukking. Nadere aankondiging zal volgen bij publicatie.

VAN BLOEMENMARKT NAAR POSTZEGELPLANTSOEN

(286) In Bericht 283 werd al gewag gemaakt van het nieuwe plantsoentje op de plaats van de voormalige postzegelmarkt, aan de Nieuwezijds Voorburgwal. Dit Bericht concentreerde zich op de beplanting en het nieuwe ontwerp van de gemeente Amsterdam.

Hierbij aansluitend willen we nu nog iets verder op de historie van de locatie ingaan. In 2016 plaatsten we al een tekening van de bloemenmarkt van G. A. Berckheyde uit 1686. Toen de Nieuwezijds Voorburgwal in 1883 werd gedempt, moest de bloemenmarkt verhuizen naar de tegenwoordige plaats aan het Singel. Van de oude situatie op de St. Luciënswal (de locatie van de postzegelmarkt) kwamen we nu een gravure tegen van J. Cats (tek.) en J.P. Visser Bender (gravure) uit omstreeks 1800.

J. Cats (delin.) en J.P. Visser Bender (sculp.). Amsterdam, ca. 1800. Bloemenmarkt, later Postzegelmarkt, nog weer later Postzegelplantsoen. Coll. NHA.

De gracht is nog niet gedempt en boven de brug van de Paleisstraat zien we de achterkant van het stadhuis getekend, met Atlas die de wereldbol draagt, op het dak. Het huis waar we tegen aan kijken is het hoekhuis van de Wijdesteeg en de nering vindt plaats ongeveer ter hoogste van het Betty Asfaltcomplex. De belangrijkste informatie voor ons lezers van dit Bericht is dat we hier al twee rijen bomen zien, op regelmatige afstand van elkaar geplant, de linker, westelijke rij langs het tegenwoordige fietspad en de rechter, oostelijke rij langs de tegenwoordige trambaan. Daartussen bevindt zich nu het nieuwe postzegelplantsoen(tje).

De ingeburgerde Amsterdammers zullen weten dat aan de overkant van de trambaan, even ten noorden van de St.Luciënsteeg, een apart klein huisje staat. Het functioneert nu als koffie-afhaal-tentje, maar wat was de oorspronkelijke functie van dit gebouwtje?

Bouwtekening. Ontwerp Publieke Werken. Politiepost Nieuwezijds Voorburgwal, 1896. Type A (groot) en Type B (klein). Coll. Stadsarchief Amsterdam

Het huisje was oorspronkelijk bedoeld als politiepost, zoals de bouwtekening uit 1896 laat zien. Er waren verschillende modellen, de grootste stond op de Nieuwmarkt / hoek Zeedijk. Tussen 1915 en 1984 deed het dienst als toiletgebouw en tegenwoordig heeft het een horecafunctie. Het gebouwtje omvatte een wachtkamer voor agenten, een kamer voor de postcommandant, twee wc’s en een cel (het “suspecthok”).

Politiepost op de Nieuwezijds Voorburgwal, gebouwd in 1896.

Op de onderste linker plattegrond van de vier aangegeven locaties op de bouwtekening zien we de hoek St. Luciënsteeg / Nieuwezijds Voorburgwal aangegeven en de aangewezen locatie voor het politieposthuisje tegenover de twee rijen bomen ter hoogte van het tegenwoordige postzegelplantsoen.

Nu we de geschiedenis van dit stukje stad weer iets rijker hebben gemaakt, zal het ieder duidelijk zijn dat we zuinig op dit plantsoentje, en vooral zuinig op de bomen moeten zijn.