Categoriearchief: Architectuur

Buitenplaatsen rondom de Haarlemmerhout vroeger en nu (Eindenhout, Uitenbosch, Bosch en Vaart)

(260) Rondom en grenzend aan de Haarlemmerhout lagen in de 18de eeuw enige buitenplaatsen, die hun glans en glorie alleen al verdienden vanwege hun prachtige locatie tegenover en grenzend aan de Haarlemmerhout. Drie van deze buitenplaatsen (hier afgebeeld op de ‘Caart Figuratif’ van de Haarlemmerhout uit 1799, trokken recent onze aandacht. Het gaat om 1) Eindenhout, 2) Uitenbosch en 3) Bosch en Vaart, alle drie buitenplaatsen aan de zuid-westkant van dit stadsbos.

Capitein-Ingenieurs G.J. le Fèvre de Montigny en C.C. van Hooff. Caart Figuratif van den Haarlemmer Hout met de daar naast aangeleegene buytenplaatsen en tuynen. 1799. Coll. en foto Noord-Hollands Archief. Noorden op deze kaart beneden.

Op genoemde kaart uit 1799 stelt de laan met vier rijen bomen (op de kaart de bovengrens van de Haarlemmerhout) de Spanjaardslaan voor. Deze komt uit op Huis Eindenhout aan de Wagenweg, ook wel het Huis met de Beelden (sfinxen) genoemd. Achter het huis zien we de nog steeds bestaande buitenplaats Eindenhout liggen, die zich westwaarts uitstrekte tot aan de Leidsevaart. De aanleg wordt gekenmerkt door slingerende wandellanen langs de kaarsrechte omringende grachten en een formele zichtlaan van oost naar west.

Ten zuiden van (boven) de Spanjaardslaan in Haarlem (voorheen gemeente Heemstede), schuin tegenover Eindenhout, ligt een kleinere buitenplaats, genaamd Uitenbosch of Uit Den Bosch. Het huis werd in 1911 afgebroken en vervangen door een nieuwe moderne villa die er nog steeds staat en voor Haarlemmers bekend staat als de kraamkliniek Uitenbosch. Het bijbehorende oude koetshuis ’t Vosje, genoemd naar de oude herberg die er eerst heeft gestaan, is bewaard gebleven, hoewel ingrijpend verbouwd.

Ten noorden van (onder) Eindenhout is de buitenplaats Bosch en Vaart te onderscheiden, te herkennen aan een heel uitgebreid moestuin-complex en weer slingerende lanen langs de grenzen van de plaats. Alleen de naam van deze buitenplaats is bewaard gebleven in de woonwijk Bosch en Vaart, die vanaf 1901 tot stand is gekomen.

Over genoemde drie buitenplaatsen wil ik nu wat meer vertellen. Historische feiten zijn grotendeels overgenomen van de website Librariana en ook hier niet genoemde gegevens zijn daar terug te vinden.

Eindenhout. Dit huis is onlangs gerestaureerd door St.Stadsherstel Amsterdam en siert na historisch kleuronderzoek in een nieuwe kleurstelling de Wagenweg. Dat is voor velen die jaar en dag langs dit huis kwamen een vreemde gewaarwording, even wennen aan de nieuwe kleur. In 1775 werd Anna Maria Visscher, weduwe van mr. Jan van Styrum, de nieuwe eigenaar van deze plaats, die zich uitstrekte tot aan de Leidsche Vaart. Ook beelden en vazen behoorden toen tot de koop, maar het classicistische uiterlijk van de voorgevel dateert pas uit de tijd van George Gerard Lans (eigenaar sinds 1793). Coenraad Jacob Temminck (eigenaar 1802) liet omstreeks 1810 aan weerszijden van de trappen de sfinxen plaatsen en breidde zijn grondgebied nog meer uit.

Huis Eindenhout of Huis met de Beelden, Haarlem, 2021. Gebouwd in 1793. Sphinxen 1810. Na historisch kleuronderzoek is de gevel onlangs in roomwit uitgevoerd. Foto Stadsherstel Amsterdam

Na verschillende eigenaars in de 19de eeuw kwamen het huis en de plaats in 1963 in handen van de gemeente Haarlem. Tien jaar later werd het huis, toen in eigendom van de Amsterdamse antiquair Herman Fritz Bill, in appartementen verdeeld en verhuurd. Na het overlijden van de heer Bill (2018) is het huis Eindenhout gekocht en gerestaureerd door Stadsherstel Amsterdam. Het voorbos met de bekende (betonnen) koepel uit 1915 (gebouwd in opdracht van eigenaar H.A. van Odijck) en de heemtuin zijn tegenwoordig eigendom van de gemeente Haarlem.

Rotonde Eindenhout, gebouwd in 1915, in opdracht van eigenaar H.A. van Odijck. Eigenaar sinds 2019 Gemeente Haarlem. Foto Stadsherstel Amsterdam

Uitenbosch. De Historische Vereniging Heemstede/Bennebroek maakte ons onlangs attent op een kunstwerk dat zich in een tuinhuisje (koepel) op het terrein van Uitenbosch bevindt (nu gem. Haarlem, vroeger gem. Heemstede). Men vroeg ons als ‘deskundige’ samen met anderen te komen oordelen over de architectonische waarde van het gebouwtje. In 1762 is de Amsterdammer Jan Bronkhorst eigenaar van de buitenplaats Uittenbosch. In 1817 werd de plaats verkocht aan Maarten Adriaan Beels, lid van de Haarlemse gemeenteraad en Heer van Heemstede, Rietwijk en Rietwijkeroord. Hij was was waarschijnlijk de eigenaar van Uitenbosch ten tijde van bovenstaande Caart Figuratif of het was Pieter van Eeghen die In 1822 eigenaar van Uitenbosch werd.

Kadastrale Minuut Kaart (1811-1830), met aanduiding van de buitenplaats Uitenbosch (links), Zuiderhout en Leeuw en Hooft. Noorden boven. De weg die dwars over de kaart loopt van links naar rechts is de Spanjaarslaan

Verder in de 19de eeuw zijn als eigenaren bekend Abraham Lodewijk Dyserinck (vanaf 1860), gemeenteraadslid, lid van Provinciale Staten van Noord-Holland en president van de Kamer van Koophandel; en Nicolaas Taack Takranen (vanaf 1887), president van de Nederlandsche Handels Maatschappij. Hierna was het huis (in eigendom van een investeringsmaatschappij) een aantal jaren verhuurd en/of onbewoond.

Plattegrond van buitenplaats Uitenbosch, uit Veilingboekje 1903. In Perceel II staat de koepel getekend die in het veilingboekje staat genoemd. Collectie en Foto Bibliotheek WUR / Afd. Speciale Collecties

In 1911 werd Uitenbosch gesloopt door de nieuwe eigenaar Arnoud Hendrik baron van Hardenbroek van Ammerstol (1875-1947). Een nieuw huis werd gebouwd en in 1914 betrokken door Baron Van Hardenbroek en zijn vrouw Cecilia van Leembruggen. De architect was H. Hendriks uit Hillegom.

Aanvankelijk woonde Van Hardenbroek (1875-1947) na zijn huwelijk in 1899 op de 18de eeuwse buitenplaats Veenenburg / Elsbroek in Hillegom, een bezit dat hij en zijn vrouw van (schoon)vader erfden.

Ingang buitenplaats Veenenburg te Hillegom, 1910. Pijlers met reliëfwerk.
Uit: J.B. van Loenen. “Beschrijving en kleine kroniek van de gemeente Hillegom”, 1916
Huis Veenenburg. 1910, met klokkenstoel. Uit: J.B. van Loenen. “Beschrijving en kleine kroniek van de gemeente Hillegom”, 1916.
Huis Veenenburg, achterzijde met tuinbeeld in de zichtas en rechts van het huis een open tuinprieel. Uit: J.B. van Loenen. “Beschrijving en kleine kroniek van de gemeente Hillegom”, 1916.

Dit huis (Veenenburg) werd echter in 1913 afgebroken toen het nieuwe moderne huis Uytenbosch met een uitgestrekte tuin achter het huis gereed was gekomen. De zandstenen beeldengroep van Apollo en Daphne, nu achter koetshuis ’t Vosje, en enkele andere herinneringen aan Veenenburg, zoals de klokkenstoel en een schouw verhuisden mee van Hillegom naar Heemstede. De beeldengroep van Veenenburg is op oude foto’s te zien in de zichtlijn van het huis. Na de dood van haar man verhuisde zijn tweede vrouw Cornelia van Leembruggen (1882-1975) in 1950 naar het voormalige koetshuis ’t Vosje van Uitenbosch, van waar zij zicht bleef houden op dezelfde beeldengroep.

Uitenbosch Haarlem. Zandstenen beeldengroep Apollo en Daphne die in een laurier verandert. Beeldhouwer onbekend. Geïnspireerd op het bekende beeld van G.L. Bellini te Rome. Foto Carla Oldenburger

Om de kunstwerken in het tuinhuisje achter in de tuin van ’t Vosje te kunnen waarderen zullen we toch eerst naar de geschiedenis van het tuinhuis zelf onderzoek moeten doen. Het huisje staat op een draaischijf en zal een zogenaamd tbc-huisje geweest zijn, dat met de zon kan meedraaien. Dergelijke huisjes kwamen in de mode vanaf het eind van de 19de eeuw en bleven in gebruik tot zeker ca. 1950. Ze zijn direct herkenbaar omdat ze niet direct op de grond, maar op een draaischijf staan. Als de zieke genezen was konden de huisjes natuurlijk ook als tuinkoepel gebruikt worden of als zodanig worden verkocht. Het huisje van Uitenbosch zal uit het eerste kwart van de 20ste eeuw dateren. Maar de kunstwerken binnen zijn van oudere oorsprong. Komen die misschien uit het open tuinprieel van Veenenbosch? Anja Kroon van de Historische Vereniging Heemstede/Bennebroek doet hier onderzoek naar. Geopperd werd tijdens ons bezoek dat de eigenaar misschien een antiquair geweest zou kunnen zijn of in ieder geval een liefhebber van antiek. Van de eigenaar van Veenenburg, Baron van Hardenbroek, weten we dat hij samen met de buren van het aangrenzende landgoed Elsbroek in 1902 de nog steeds bestaande “Maatschappij tot exploitatie van de gronden Veenenburg-Elsbroek” oprichtte en even later de kunst(kalk)zandsteenfabiek ‘Arnoud’, die in 1904 in bedrijf kwam.

Maar ook Mevrouw de baronesse had een hobby. Zij had volgens een artikel in de Nieuwe Haarlemsche Courant (17-11-1928) in Villa Uitenbosch een tijdelijk museum van archeologische vondsten op Veenenburg gevestigd (later overgebracht naar het Rijksmuseum van Oudheden in Leiden), zoals een klokbeker uit het late Neolithicum, een bijl, pijlpunten en een sikkel uit de Bronstijd en archeologische vondsten uit de Romeinse tijd.

Vooraanzicht Villa Uitenbosch (de latere kraamkliniek). Ontwerp H. Hermans. Bouw 1911-1914. Foto Wikipedia

Bosch en Vaart. Het huis is sinds 1707 in handen van de familie Van Lennep, die het in 1735 (bij executie) verkocht aan de doopsgezinde Willem Kops, die het bezit aanmerkelijk uitbreidde. In 1779 verkochten de erfgenamen de plaats aan de eveneens doopsgezinde Jan Willink, kanunnik van Ste. Marie in Utrecht en directeur van de Maatschappij ter bevordering van de Landbouw. Het buiten bleef tot 1880 in handen van deze familie. In 1880 werd J. baron van Tuyll van Serooskerke de nieuwe eigenaar. Adriaan Honig is de laatste koper van het oude huis (1901), terwijl het landgoed aan de gemeente Haarlem vervalt, t.b.v. nieuwbouw. Het bebouwingsplan van de projectontwikkelaar P. Kuyper wordt vanaf ca.1900 langzaam aan gerealiseerd. Zie afbeelding verder.

Gezicht op Bosch en Vaart aan de Wagenweg in Heemstede. Ets Johan Swertner, 1760.
Ingang Bosch en Vaart aan de Wagenweg. Hendrik Tavenier, 1785. Coll. en Foto Noord-Hollands Archief

De ingang van Bosch en Vaart is duidelijk te onderscheiden, zowel op boven afgebeelde tekening uit 1785, met rechts het huis en links een koepel langs de Wagenweg, als op onderstaande situatietekening van J. D. Zocher sr. uit 1806. Deze tekening van J.D. Zocher sr. is onlangs ‘gevonden en gelokaliseerd’ door Korneel Aschman.

J.D. Zocher sr., 1806. Bosch en Vaart Haarlem (vroeger Heemstede). Eigenaar Jan Willink. Part. Collectie

Vergelijk nu deze situatietekening uit 1806 met de Caart Figuratif uit 1799 en wat blijkt? De situatie uit 1806 bestond al in 1799 en waarschijnlijk al van eerder (vanaf 1779?) toen Jan Willink de nieuwe eigenaar werd van Bosch en Vaart. De rechte watergang (verdwenen op de KMP-kaart, zie verder) tussen het moestuingedeelte en het landschappelijk aangelegd wandelpark (met slingerlanen en slingerpaden) en de combinatie van beide doet vermoeden dat de schoonvader en werkgever van Zocher sr., de tuinarchitect J.G. Michael, in de jaren tachtig als ontwerper door Jan Willink werd ingeschakeld. Vanaf ca. 1785 hebben Michael en Zocher sr. samengewerkt, zodat deze Zocher-tekening ook als een eind-document van Bosch en Vaart beschouwd zou kunnen worden. De stijl van Michael wordt al eerder beschreven in ons artikel ‘De tuinarchitectuur van Johann Georg Michael (1738-1800)’,  in Bulletin KNOB 90 (1991), nr. 3, p. 73-79. Daar lezen we ook dat Michael in Haarlem en Heemstede aan het eind van de 18de eeuw actief is geweest met de aanleg rond Huis Welgelegen te Haarlem voor Henry Hope, 1788; en met een ontwerp van Oud-Berckenroede te Heemstede voor Mw. C.C. Hodshon, 1794.

Kadastraal Minuut Plan (KMP) met de buitenplaatsen Eindenhout en Bosch en Vaart, 1811-1830. De twee vijvers op deze kaart zijn op de kaart uit 1799 en 1806 terug te vinden. De kanaalvormige vijver langs de moestuin in verbinding met de Leidsche Vaart zien we niet terug op deze KMP. Westen boven
Kaart Bosch en Vaart uit Veilingboekje 1899. Weer dezelfde twee vijvers te onderscheiden. Collectie en Foto Bibliotheek WUR / Afdeling Speciale Collecties
P. Kuyper, ca. 1900. Bebouwingsplan Wijk Bosch en Vaart Haarlem. Noordpijl aangegeven

De aanleiding om deze weblog te schrijven was het aanreiken van achtergrondinformatie voor het onderzoek naar de oorsprong van het tuinhuisje en de kunstwerken in het tuinhuisje van buitenplaats Uitenbosch / ’t Vosje. Anja Kroon zal de uitkomst van haar onderzoek in een artikel in het tijdschrift Heerlijkheden verwerken. Zodra dit artikel is verschenen zal de titel hier worden vermeld.

Literatuur.

Frans Harm en Dennis de Kool. ’t Vosje en Uyt den Bosch, door historie verbonden. Heerlijkheden, tijdschrift over de geschiedenis van Heemstede en bennebroek (2017 najaar, p. 24-30).

Hans Krol. Weblog Librariana.

J.M. Sterck-Proot, ‘Uit den Bosch en z’n voorgangers’, in: Haerlem Jaarboek 1942.

‘INSECTEN ENZO’

Etsen van Bettien Scherft – van Lookeren Campagne (1930-2018)  

Bettien Scherft-van Lookeren Campagne. Biologielesje (3). Ets 5/7, 2004 (19×13 cm)

(256)
Van 10 september tot eind december 2021 wordt in het Aalsmeerder Veerhuis (Sloterkade 21, 1058 HE Amsterdam) door de Vrienden van de stichting Diogenes een kleine expositie georganiseerd van de etsen, die Bettien Scherft heeft gemaakt in de laatste tien jaar van haar werkzame leven (1998-2008). Deze vrolijke, met de hand ingekleurde etsen zijn vaak geïnspireerd door de natuur: behalve landschappen heeft zij de laatste jaren vooral veel insecten getekend.

Bettien Scherft verwondert zich niet alleen over de eindeloze veelvormigheid en variëteit aan insectensoorten, maar geeft eveneens een inkijkje in hun voor ons vaak verborgen leven: hoe ze voedsel verzamelen, een ‘huis’ bouwen, strijden voor hun bestaan, zich voortplanten en met elkaar communiceren – uitgelegd in bijgaande tekstjes of grafiekjes. Doordat de insecten vaak zijn afgebeeld met menselijke trekjes, als engelen of duiveltjes, en in haar werk bestaande en niet-bestaande soorten door elkaar zijn afgebeeld, kunnen wij ons met hen identificeren en geven zij ons tevens een beeld van ons eigen leven.

Bettien Scherft-van Lookeren Campagne. Gebloemde wezens. Ets.

Na haar opleiding aan de Rietveldacademie te Amsterdam – afdeling grafiek, illustreren en grafische vormgeving – heeft Bettien onder meer etslessen gehad van Gerard Lutz en schilderlessen van Nol Kroes op de Vrije Academie in Den Haag. Van 1963 tot 1969 werkte zij op het Haags Grafisch Kunstcentrum onder leiding van grafisch kunstenaar en etsdrukker Johan D. Scherft (1891-1969), waar zij haar latere echtgenoot J.P. Scherft leerde kennen.

Haar eerste tentoonstelling werd gehouden bij Galerie Liernur in Den Haag (1963). Het daaropvolgende jaar werd zij lid van De Haagse Kunstkring, waar zij vanaf 1965 verschillende malen heeft geëxposeerd. In 1968 werd zij tevens lid van Ars Aemula Naturae in Leiden, waar zij tot 2003 regelmatig deelnam aan tentoonstellingen, meestal met één of twee anderen. In 1968 kocht het museum De Lakenhal in Leiden tekeningen van haar. 

Verder had zij verschillende andere exposities, zoals in ‘Galerie 1623’ in Zaltbommel (1984) en in de gemeentehuizen van Leiderdorp en Warmond. In 1993, ’94 en ’99 werd werk van haar aangekocht door de gemeenten Leiden en Voorschoten. Tweemaal werd een tekening van haar uitgekozen voor de ‘International Drawings Biennale’ in Museum Cleveland in Engeland (in ’86 en ’88). In 1998 deed Bettien mee aan een expositie ‘Tekeningen’ in de Kunstzaal Leo van Heijningen in Den Haag. In maart 2000 werd zij werkend lid van Pulchri Studio in Den Haag, waar zij deelnam aan verschillende leden- en thema-tentoonstellingen. In september 2001 waren haar etsen te zien op de grafiektentoonstelling van Inkt in de Grote Kerk in Den Haag. In februari 2003 had zij een solotentoonstelling bij Pulchri in Den Haag.

Bettien Scherft schreef ook een zestal kinderboekjes, waarvan drie met eigen illustraties. Het laatste kinderboek verscheen in 1994 bij uitgeverij De Vries in Antwerpen en werd in 1999 tevens in het Duits vertaald (titels: De blauwe kakatoe en Ein geheimnisvoller Fall).
Behalve deze boekjes schreef zij een 40-tal reisverhalen, voornamelijk voor de Toeristenkampioen van de ANWB. Een zestal door haar geschreven verhalen over de Tweede Wereldoorlog verschenen op de ‘Achterpagina’ van de NRC (in 1997 en 1998).

Zie ook de website van Bettien Scherft

Juliet Oldenburger

Begraafplaats ‘Huis te Vraag’ opnieuw bedreigd

(255) De historische begraafplaats Huis te Vraag (Rijnsburgstraat 51, Amsterdam) wordt momenteel bedreigd door de gemeentelijke plannen voor het zogenaamde Schinkelkwartier: een nieuwe woonwijk ten noorden van de Nieuwe Meer met 11.000 woningen. Om deze te ontsluiten moet er een nieuwe brug over de rivier de Schinkel komen en zouden er over de begraafplaats verschillende (snel)fiets- en wandelpaden moeten worden aangelegd, zodat Huis te Vraag kan worden opgenomen in een groot recreatiepark.
Entree Begraafplaats Huis te Vraag, Amsterdam. Foto Carla Oldenburger

De oorspronkelijke aanleg van de begraafplaats, in 1891 door Pieter Oosterhuis, is eigenlijk niet zo bijzonder. Het is een min of meer rechthoekige lap grond van circa een hectare, door een hoofdas in tweeën verdeeld en vervolgens door smallere paden ingedeeld in lange stroken, die op hun beurt zijn samengesteld uit grafvakken van circa een bij twee meter. Ondanks dit formele patroon maakt de begraafplaats een schilderachtige indruk. De grafheuvel wordt gedeeltelijk bedekt door een tapijt van klimop en de iepen en kastanjes die bij de aanleg werden geplant, zijn inmiddels uitgegroeid tot monumentale bomen. Toch is de begraafplaats niet overgeleverd aan de natuur; nergens zijn de paden overwoekerd en de klimop wordt zo over de grafstenen geleid dat de namen van de overledenen indien mogelijk zichtbaar blijven.

Op Te Vraag vindt men behalve altijd groene bomen en heesters als metafoor voor het eeuwig leven, ook treurvormen van iepen, essen en moerbeien. Tussen de graven schieten wilde planten op als teunisbloem en cichorei, en in het voorjaar bloeien hier duizenden witte dichtersnarcissen (Narcissus poeticus). Het bijzondere van ‘Huis Te Vraag’ is dat in 1987 in de voormalige aula de beeldend kunstenaar Leon J. van der Heijden (1938-2020) kwam wonen met zijn vrouw Willemijn, die de begraafplaats – ondanks de voortdurende bedreiging door de oprukkende bebouwing – door hun gestage arbeid wisten om te toveren tot een volstrekt unieke tuin – in 2009 aangewezen als gemeentelijk monument.

Op dit moment vormt een groot smeedijzeren hek (zie eerste foto) nog de enige toegang tot het domein. Het einde van deze toegangslaan biedt uitzicht over een klein weiland, een van de weinige relicten van het typisch Hollandse polderlandschap in Amsterdam. De kleine weilanden rondom behoren tot de begraafplaats; hier graasden vroeger de paarden die de rouwkoetsen trokken. Van der Heijden noemde de veenweide ten zuiden van de begraafplaats ‘het weiland van het uitzicht’ – niet alleen op het Amsterdamse bos dat in de verte aan de horizon verschijnt, maar ook op ‘gene zijde’. En hoewel er in 1962 voor het laatst iemand werd begraven, komen hier nog vrijwel dagelijks mensen, niet alleen om de graven te bezoeken, maar vooral ook om te genieten van deze oase van rust.

Uitzicht over het weiland aan het einde van de toegangslaan. Foto Maarten Brinkgreve, 2007

Voor wie dit uitzicht kent is onvoorstelbaar dat dwars hier doorheen een druk fietspad zal worden aangelegd. Samen met een aantal andere erfgoedorganisaties heeft de Vereniging Vrienden Amsterdamse Binnenstad (VVAB) daarom een protestbrief van de Bond Heemschut medeondertekend. Om de begraafplaats te behouden kunt u ook zelf een steentje bijdragen door de petitie te tekenen.

[Teken de petitie]

Dit bericht is geschreven door Juliet Oldenburger en overgenomen van de website van de Vereniging Vrienden Amsterdamse Binnenstad. Al eerder in 2007 schreef Juliet over deze begraafplaats een artikel in het Tijdschrift Binnenstad, nr. 223/224, getiteld Groene necropolis.

Zie ook: T. den Herder, “’t Huis Te Vragh in de banne van Slooten, zijn geschiedenis, eigenaars, bewoners en omgeving 1618-1890”, in: Jaarboek Amstelodamum, 1975.

Bloemenmarkt op de Grote Markt in Den Haag, 1880

(254) Schilderijen van bloemenmarkten associeer in eigenlijk altijd met Amsterdam, en dan liefst met de Munttoren op de achtergrond, zoals op onderstaand schilderij van Ida Petronella Lorenz-van Lokhorst.

Ida Petronella Lorenz-van Lokhorst (1854-1881), ca. 1880. Bloemenmarkt op het Singel te Amsterdam met de Munttoren op de achtergrond. Olieverf op doek. Coll. Classic Art Gallery Groningen

Dezer dagen zag ik een heel ander schilderij van een bloemenmarkt in het Teylers Museum, getiteld ‘Bloemenmarkt op de Grote Markt in Den Haag’, ook geschilderd in 1880 door Johannes Christiaan Karel Klinkenberg (1852-1924). Beide kunstenaars en beide hier getoonde schilderijen zijn dus tijdgenoten. De begeleidende tekst van het schilderij in het Teylers Museum vertelde dat het schilderij in 1909 door Teylers Museum werd verworven en in 1966 weer van de hand werd gedaan, omdat de smaak van de kunstminnaars was veranderd, maar ik denk ook vooral omdat het museum in financiële nood verkeerde. Honderd jaar na de eerste verwerving van dit laatste schilderij in 1909, kon het weer in de schilderijenzaal worden teruggehangen, na de her-aanschaf in 2009.

En wat waardeer ik dit schilderij! Ik kan me helemaal niet voorstellen dat er in 1966 sprake was van een veranderende smaak van het publiek. Dit is toch een prachtig realistisch en tegelijk romantisch beeld, dat bovendien los van de bloemen en planten een prachtig tijdsbeeld geeft.

Johannes Christiaan Karel Klinkenberg (1852-1924). Bloemenmarkt op de Grote Markt in Den Haag. Olieverf op doek. Coll. Teylers Museum. Foto Carla Oldenburger

Natuurlijk zijn er nog veel meer mooie schilderijen van bloemenmarkten. Zoek dan via Google op ‘bloemenmarkt en schilderij’ en zie meer dan genoeg voorbeelden. Ik zou er zo een studie van willen maken. Ook het schilderij in onze eigen collectie van een bloemenboot op het Singel (onleesbaar gesigneerd, ca. 1910) is daar te vinden. Jammer dat deze bloemenmarkt op het Singel nu eigenlijk niets meer voorstelt.

WAAR LOOPT DIE ROMEINSE LIMES (NEDERLANDSE DEEL) NOU PRECIES?

(251) In 2021 werd een nominatiedossier voor de Neder-Germaanse limes aan de UNESCO aangeboden. Op 27 juli 2021 werd de Neder-Germaanse limes opgenomen in de Werelderfgoedlijst.

Romeinse Limes (in Nederland

HIER. is het kaartje van de Romeinse Limes (in Nederland) te vinden.

Press (+) bovenstaand kaartje om te vergroten. Even ten noorden van Kesteren, aan de noordkant van de Nederrijn dus, is mijn woonplaats. De Rijnbandijk tussen Kesteren en Driel zal zo ongeveer gelijk met de Limes lopen. Ik kan naar de Romeinen zwaaien. Ik ben er dus maar even heen gereden om te zien hoe de reconstructie van de Romeinse wachttoren er nu bij ligt.

Reconstructie Wachttoren De Spees aan de Nederrijn, tegenover De Blauw Kamer. Foto Carla Oldenburger
Uitleg over de bouw van een Romeinse wachttoren. Bord geplaatst bij Wachttoren De Spees te Kesteren (Carvo). Foto Carla Oldenburger
Kaartje op bovengenoemd bord bij Wachttoren De Spees, Kesteren. Foto Carla Oldenburger
Gezicht vanaf wachttoren De Spees naar de overzijde van de Nederrijn. Zie de schoorsteen van de steenfabriek De Blauwe Kamer. Foto Carla Oldenburger

FORTEN HOLLANDSE WATERLINIE UNESCO WERELDERFGOED

Dinsdag 27 juli: Nieuwsbericht:

De forten van de Hollandse Waterlinie allemaal UNESCO Werelderfgoed. Fantastisch !!! Ik heb er vele goede herinneringen aan.

Fort Rhijnauwen. Bron Wikimedia

(250) Mijn fortenleven begon op mijn zevende jaar (1947). Ik was kabouter in Utrecht (Nederlands Padvindsters Gilde) en na 1 jaar zonder clubhuis elke zaterdagmiddag samen spelen in het Reigersbos, aan de Weg naar Rhijnauwen, verhuisde de hele Wilhelminagroep (uit de Utrechtse wijk Wilhelminapark) met 2 kaboutergroepen en 3 padvindstersgroepen naar Fort Rhijnauwen, de mooiste plek op aarde voor kinderen en het buitenleven. Een van de vele kazematten werd onze kabouterkring toebedeeld. Als kind besefte je nog niet zo goed in welke natuur-rijkdom je terecht was gekomen. We leerden al vroeg met de natuur om te gaan: bloemen en vogels spotten, spelen in de wilde natuur, speuren, ballen, schaatsen, fluitjes maken, sigaren plukken, grasboeketten maken, sterren kijken, kamperen, kampvuur maken, alles was daar mogelijk.

Onderweg naar Rijnauwen passeerden we eerst (op de fiets met de hele kring) vanuit de Prins Hendriklaan de Twaalf Gaten Brug, een overblijfsel van Fort Vossegat.

Twaalf Gaten Brug, in het verlengde van de Prins Hendriklaan. Een overblijfsel van Fort Vossegat. 1862

Na een aantal jaren verhuisden we van Fort Rijnauwen naar Fort Lunette III, langs het Houtense Pad, alweer een unieke speelplek voor kinderen. Schuin tegenover dit fort lag Fort Lunette IV, waar we ook af en toe verbleven als we samen met de Verkenners van de Salwegagroep daar een feestje hadden. Onze groep was zeker bevoorrecht om op Lunette III te mogen ‘wonen’.

Houtense Pad. Detail van een kaart uit 1757, uitgegeven door Isaak Tirion. Het Houtensepad  is de met stippellijnen aangegeven weg van Covelaars Brug naar De Koppel en verder. Tijdens de bouw van het huidige Lunetten is geprobeerd zoveel mogelijk originele elementen uit het landschap te behouden. Het Houtensepad vind je nu nog terug.
Fort Lunette III. Ook dit was een unieke plek voor kinderen om te spelen. Elke groep bewoonde één kazemat

Na mijn padvinderij-tijd kwam ik toch weer in aanraking met een fort, namelijk Fort Hoofddijk. In 1963, in het derde jaar van mijn biologiestudie, beëindigde ik mijn functie als padvindstersleidster van de Wilhelminagroep. Maar dat betekende niet dat ik de fortenflora vaarwel hoefde te zeggen.

Vanaf dat jaar werd Fort Hoofddijk als hortus botanicus van de Rijksuniversiteit Utrecht ingericht. In de beginjaren moest ik daar wel eens zijn om de Nederlandse flora te leren, maar omdat het Biohistorisch Instituut, mijn eerste werkgever, toevallig aan de Oude Hortus grensde, heb ik Fort Hoofddijk uiteindelijk niet heel vaak bezocht. Maar wat niet is geweest kan nog komen.

Fort Hoofddijk, Botanische Tuin Utrecht vanaf 1963

Mijn volgende kennismaking met een fort van de Hollandse Waterlinie was Fort Asperen. In 1970 verhuisde ik met mijn gezin naar Heukelum langs de Linge en in 1973 naar Spijk langs de Linge. De kinderen zaten in Asperen op school, en schuin tegenover het huis van vrienden van ons ligt, ook nu nog, het kunst-Fort Asperen (of officiële naam Fort Acquoy). We hebben er sinds halverwege de jaren tachtig genoten van vele kunsttentoonstellingen en één keer van de uitvoering van  Shakespeare’s Midzomernachtsdroom onder regie van Piet Cleveringa. Het was een voorrecht in de buurt van dit fort te wonen en alle tentoonstellingen te hebben mogen meemaken, ruim dertig jaar lang.

Fort Asperen (Acqoy). Het fort ligt schuin tegenover het oude café van Asperen (witte huis links boven) waar vrienden van ons en van de kinderen (nog steeds) wonen

Maar de omgeving van Spijk, onze voorlaatste woonplaats, kende meer forten in de omgeving. O.a. Fort Vuren aan de Waal. Daar waren Feddo en ik (Feddo als assistent-regisseur en ik als souffleur) actief met de voorbereidingen van de uitvoering van het toneelstuk “De bouwers van het rijk” of “De Schmürz”, geschreven door Boris Vian (1920-1959). Opgevoerd door de Toneelclub Asperen/Leerdam, o.l.v. Pepi Stapel. We maakten een schitterend fotoboek hiervan. In de centrale ronde ruimte van het fort werd het toneelstuk opgevoerd. Tegenwoordig kun je logeren in dit fort, heel bijzonder; er is ook een buitenterras.

Fort Vuren aan de Waal

Reactie op Volkskrant-artikel (21 juli) over afstoten Paleis Soestdijk door het Rijk

Gepubliceerd op 22 juli 2021

(249) N.a.v. Artikel Hanneke Ronnes in Volkskrant 

21 juli 2021 in de Volkskrant / Opinie & Debat

AFSTOTEN VAN PALEIS SOESTDIJK DOOR HET RIJK IS EEN GROTE VERGISSING GEWEEST.

“Vier jaar geleden kocht projectontwikkelaar MeyerBergman Paleis Soestdijk. Het is het zoveelste schrijnende voorbeelden van falende marktwerking in de vanouds publieke sector, in dit geval de zorg voor erfgoed”.

Dit zijn de eerste woorden en een duidelijke stelling van prof. Hanneke Ronnes (Bijzonder Hoogleraar ‘Historische buitenplaatsen en landgoederen’ aan de UVA / RUG.

Hier (https://www.volkskrant.nl/columns-opinie/opinie-afstoten-van-paleis-soestdijk-door-het-rijk-is-een-grote-vergissing-geweest~b6c62013/) is het hele artikel van Ronnes te lezen, waarheden als een koe, ik hoef niet met haar in discussie te gaan. 

Carla en Juliet Oldenburger temidden van het team SOESTDIJK BUITENPLAATS VAN NEDERLAND.

Tenslotte was ons bureau sinds 2015 al nauw betrokken bij de ontwikkelingen. Wij maakten deel uit van de geselecteerde groep ‘Soestdijk Buitenplaats van Nederland’.

Zie:

Het enige wat mij van het hart moet is dit: Heemschut komt met de enige goede oplossing voor dit drama (in een vorig Bericht refereer ik naar hun standpunt, en dat is SOESTDIJK TERUG IN NATIONALE HANDEN. Kost wat, maar belangrijk is het wel; het hele Nederlandse volk zal het eens zijn met dit plan. Maar waarom komt Prof. Hanneke Ronnes nu pas met haar ondersteunend standpunt? Waarom heeft zij (of haar collegae) niet eerder ‘ingegrepen’? Zes jaar geleden had Nederland dit Volkskrant-artikel nodig maar niet gisteren. OK, ze was toen nog geen hoogleraar, maar wel docent aan de UVA. Wat jammer en ellendig dat docenten, die zo geleerd zijn hun kennis niet kunnen overdragen aan mensen buiten hun eigen vakgebied en aan de politiek? Heeft de selectie-commissie niet naar adviezen van buitenaf geluisterd of werden er verkeerde adviezen gegeven? Het is onbegrijpelijk dat het zover is gekomen. Mochten er nog stappen worden ondernemen in de richting van ‘Soestdijk terug in Nationale handen’, Nederland verzeker u dan van goede adviseurs en luister niet naar de commercie.

Carla Oldenburger-Ebbers / www.oldenburgers.nl

Een onbeschermde onbekende buitenplaats in Schiermonnikoog: Huis Rijsbergen

Schiermonnikoog: Huis Rijsbergen of De Burch, gebouwd in 1757 door Johan Willem Tjarda van Starkenborgh Stachouwer. In 1860 kreeg het huis in opdracht van de nieuwe eigenaar John Eric Banck zijn huidige neo-classicistische aanzien. Foto Walther Schoonenberg

(248) Na onze kennismaking met de onbekende en onbeschermde buitenplaats Huis Brakestein op Texel enkele jaren geleden, zijn we nu op Schiermonnikoog op zoek gegaan naar voormalige buitenplaatsen, die misschien nu niet meer als zodanig bekend zijn. ‘Huis Rijsbergen’ of zoals de Eilanders het huis noemen ‘De Burcht’ en sinds 2021 bekend als Cisterciënzer ‘Klooster Schiermonnikoog’ voldoet aan de definitie van voormalige buitenplaats.

Dit huis Rijsbergen is omstreeks 1757 (jaartal op gevel) gebouwd in opdracht van Johan Willem Tjarda van Sterkenborch Stachouwer, Heer van Rijsbergen en Schiermonnikoog, ter vervanging van het huis Binnendijken bij het voormalige dorp Westerburen, dat omstreeks 1760 door de zee werd verzwolgen. Ook de nabijgelegen boerderij Patmos (op de kadasterkaart nrs. 505 en 506), volgens een gevelsteen gebouwd in 1762, maakte deel uit van het complex Rijsbergen of De Burch.

De kadasterkaart uit 1832 en een foto van een schilderij van het huis (kunstenaar, jaartal, vindplaats en techniek onbekend) verschaffen meer duidelijkheid over de eigenaren, de ligging, de stijl en het uiterlijk van het gebouw.

Slot Rijsbergen op de Kadasterkaart Sectie B2, 1832, getekend door W. van der Vegt, landmeter Iste Klasse). Links boven (nr. 505 en 506) ligt de boerderij Patmos; midden boven (nr. 570) Slot Rijsbergen met omliggende weilanden en bossen (562, 565, 571). Karakteristiek voor de tuinaanleg behorend bij een 18de eeuwse buitenplaats is de zichtlaan (nr.563) achter het huis Rijsbergen, gericht op het midden van de achter(zuid)gevel. Tussen de Boerderij en het slot loopt de Oosterreeweg. Ten zuiden van Boerderij Patmos loopt het kerkenlaantje. Noorden boven. Collectie RCE

Op de kadastrale leggers behorend bij de kadasterkaart worden ook de eigenaren van slot Rijsbergen en boerderij Patmos genoemd. Het slot is in 1832 eigendom van Edzard Tjarda Starkenborch Stachouwer (lid der Provinciale Staten Groningen) en de boerderij is op dat moment in bezit van Johan Stachouwer (Grietman Schiermonnikoog). Beide gebouwen liggen aan de Langestreek aan de overzijde van de reeks nieuwe huizen die gebouwd werden ter vervanging van de ‘verdronken’ huizen van Westerburen. Het dorp werd langzaam maar zeker, na de overstromingen van 1717 en 1720 en de hevige stormvloed van 1760, in zijn geheel naar het oosten verplaatst; vandaar dat de naam van het dorp Schiermonnikoog eerst Oosterburen was. We zien midden achter (op de kaart onder) het slot een zichtlaan lopen, evenwijdig aan de Oosterreeweg (links). Aan weerszijden van deze laan liggen vlak achter en opzij van het slot elzenbossen (nrs. 562 en 565; 571) en daar achter twee weilanden of hooilanden (nrs. 561 en 564). Deze symmetrische aanleg achter het huis is karakteristiek voor classicistische tuinen, maar is in 1832 wel ouderwets te noemen. Anthony Winkler Prins bezocht het huis ook eind jaren dertig van de 19de eeuw en beschrijft (zie literatuur, p.12) het land achter het huis als volgt: een “vrij uitgestrekt elzenbos met talrijke op een hoofdlaan uitkomende zijlanen, des zomers met de klokvormige bloesems der witte winde rijk versierd.” Van een toegangslaan is op de kadasterkaart niets te zien. Wel benoemt Winkler Prins het kerken(elzen)laantje, dat loopt van de burcht naar de kerk (zie op kad. kaart onder boerderij Patmos) en is er volgens hem “ten westen van de kerk, tussen de Langestreek en de Middenstreek, door de zorg van de heer Banck, een sierlijk en vrij uitgestrekt plantsoen aangelegd. Het opgaand geboomte belommert er de slingerpaden, die met bloeiende heesters zijn omzoomd.” Dit moet begin jaren zestig geweest zijn, in de begintijd van Banck. Het slot zelf vertoont aan de noordzijde twee kleine torenvormige uitbouwen die ook op het schilderij waarneembaar zijn en aan de zuidzijde twee langere en bredere uitbouwen. De beschrijving van het plantsoen met ‘slingerpaden en bloeiende heesters’ duidt op de gardeneske landschapsstijl die halverwege de 19de eeuw erg populair begon te worden. Hoe de slottuin er in de tweede helft van de 19de eeuw precies uitzag, is niet in detail bekend, Wel zien we op het schilderij een aanplant van heesters vóór het slot. Deze zou op een ‘A-ha’ kunnen duiden, een onzichtbare afscheiding tussen een dierenweide en de grond voor het huis, gevormd door een diepe (droge) sloot met steile walkanten, waardoor geen visuele verstoring door hekwerken ontstaat.

Huis Rijsbergen. Kunstenaar, techniek en vindplaats onbekend. Laatste kwart 18de eeuw. Zicht op de noordgevel. Huis met gewolfd zadeldak en aangebouwde torentjes. Achter het linker torentje is een uitbouw te zien. Op dit schilderij is geen sprake van bosaanplant achter en opzij van het huis. Bovendien ontbreekt een toegangslaan. Dit schilderij is waarschijnlijk geschilderd vóór de tijd van Banck (voor 1860) want er zijn geen bossen achter het huis te zien.

De familie Stachouwer kocht het eiland ‘als heerlycheijt van het Eilant Schiermunckoogh’ (met ‘heerlijke rechten’ o.a. het zeerecht en het jachtrecht) omstreeks 1640 van de Friese Staten, nadat het eerst tot 1580 in bezit was geweest van de kloosterorde van Cisterciënzers. Zij bewoonden de abdij Klaarkamp te Rinsumageest ten zuidwesten van Dokkum en hadden op Schiermonnikoog hun ‘uithof’, die in de middeleeuwen bij laag water te voet bereikbaar was. Zo gek en ver was dat dus niet. De Cisterciënzers staan in heel Nederland bekend om hun ontginningen. Hierdoor werd het land geschikt gemaakt voor veeteelt en akkerbouw. De grijze monniken van Schiermonnikoog (schier duidt op hun grijze pijen en oog betekent eiland) hebben het eiland bewoonbaar gemaakt.

Na de familie Stachouwer ging het eiland en ook het slot in 1858 in andere handen over (na twintig jaar in bezit te zijn geweest van Gerrit Fenenga; maar deze verkoop aan Fenenga is niet notarieel vastgelegd). De Nederlandse jurist en letterkundige Mr. John Eric Banck (1833-1902) werd de nieuwe eigenaar. Hij is vooral bekend geworden door het aanleggen van de zuidelijke zeedijk als bescherming tegen het water van de Waddenzee en door ontginning van een deel van het eiland (Banckpolder). Hij liet de duinen verstevigen door ze met helm te beplanten. Ook was hij een van de oprichters van de Zeevaartschool en liet hij het Badhotel bouwen. En wat Rijsbergen betreft ‘renoveerde’ hij het gebouw, met gevolg dat de gevel een neo-classicistisch uiterlijk heeft gekregen. Volgens Winkler Prins werden de torentjes in Banck’s tijd afgebroken en kwamen er kleine huisjes (soort koepeltjes) voor in de plaats.

Huis Rijsbergen, ca. 1925. Prentbriefkaart

 In 1893 kocht Hartwig Arthur Berthold graaf Von Bernstorff, lid van de Duitse Rijksdag,  het eiland Schiermonnikoog en het slot van Eric Banck. Drie generaties Von Bernstorff kregen het eiland achtereenvolgens in bezit; het bleef wel Nederlands grondgebied, onder Nederlands bestuur. De familie kwam graag naar Schiermonnikoog en genoot van Rijsbergen als zomerhuis en als jachtslot. De laatste Von Bernstorff is begraven op de gemeentelijke begraafplaats achter de kerk.

Graven van de Von Bernstorff-familie. Rechts (gedeeltelijk te zien) de grafsteen van Bechtold Eugen Von Bernstorff, die het eiland en het huis Rijsbergen in 1945 moest opgeven; links die van zijn vrouw Ursula. De middelste steen is een herinnering aan de tijd dat de familie Von Bernstorff het eiland in bezit had. Foto Carla Oldenburger

Na de Tweede Wereldoorlog werden Duitse goederen (i.c. het bezit van Bechtold Graaf Von Bernstorff) door Nederland geconfisqueerd. Het eiland en huis Rijsbergen kwamen in bezit van de Nederlandse Staat (Dienst Domeinen). Het beheer van het eiland kwam in 1988 in handen van Staatsbosbeheer, welke dienst het vervolgens overdroeg aan de Ver. Natuurmonumenten. Het hele eiland Schiermonnikoog werd toen aangewezen als natuurreservaat. Het huis viel onder beheer van Rijksgebouwendienst. Het gebouw ging functioneren als jeugdherberg (NJHC) tot 1992. In dat jaar werden huis en een deel van het terrein verkocht aan de heer Victor Claessens en mevrouw Els Claessens. Zij renoveerden het interieur (1992-1993). Een bijzondere ontdekking was toen dat diverse scheepsonderdelen uit het verleden bij de bouw van het huis gebruikt werden voor de balkenconstructies. Huis Rijsbergen werd zo tot een geliefd hotel omgetoverd.

In 2019, dienden de Cisterciënzer monniken uit Abdij Sion zich als kopers aan. Zij waren van dezelfde orde, de Cisterciënzers, als de monniken die in de middeleeuwen vanuit Abdij Klaarkamp naar Schiermonnikoog trokken. Zij hebben hun abdij Sion in 2015 moeten verlaten omdat ze met vijf monniken het beheer van deze grote abdij niet meer aan konden. We hebben even naar ze gezwaaid, maar vanwege corona mochten we elkaar niet ontmoeten.

We hopen over niet al te lange tijd het huis en de monniken nog eens te bezoeken om samen met hen over de 18de eeuwse aanleg van Rijsbergen te praten en hen enthousiast te maken voor het aanleggen van een Benedictijnse kloostertuin.

Literatuur:

  • Claessens, Els. Rijsbergen, van burcht tot klooster. Uitgave Cultuurhistorische Vereniging ’t Heer en Feer, Themanummer 2019. 
  • Mellema, L. Schiermonnikoog: lytje pole. 1973/1981.
  • Winkler Prins, A. Geschiedenis en beschrijving van het eiland Schiermonnikoog. Amsterdam, 1867 [na een bezoek aan Rijsbergen in de jaren dertig van de 19de eeuw].

Groene Ommegang, ontwerp Dom van der Laan

Mamelis (gem. Vaals). Complex St. Benedictusberg.
Architecten van het Kloosterhuis (het carré van gebouwen rondom een kloosterhof) waren Dom Böhm en M. Weber (1922).
Architect van de abdijkerk grenzend aan de nieuwe kloosterhof (1968) en de bibliotheek met voorhof (1987) was Dom van der Laan. 

Ontwerp Dom van der Laan. Mamalis.Aansluitend aan het gebouwencomplex liggen de groene trapeziumvormige ommegang (te bereiken vanuit de voorhof) en de moestuin (in de zuidoostelijke hoek van de ommegang). Het weiland in het centrum van de ommegang is vanwege de droogte bijna geel gekleurd. Noorden boven. Foto Google Earth 2020. Jaarlijks wordt er door de monniken van St. Benedictusberg (Mamelis, gem. Vaals) Sacramentsdag gevierd met een processie door de groene ommegang. Sacramentsdag valt op de tweede donderdag na Pinksteren (of op de zondag erna) en herdenkt de instelling van het Sacrament van de Heilige Eucharistie. 
St. Benedictusberg, Mamelis. Processie in trapeziumvormige ommegang met 4 rijen bomen (beuken?) en rondom een weiland. Foto Carla Oldenburger, 2006

In Mamelis lopen de monniken op Sacramentsdag in processie (met het Sacrament onder een baldakijn) vanuit de kerk door de groene ommegang (gevormd door 4 rijen bomen), langs de begraafplaats van de overleden monniken en langs de moestuin, en beëindigen de rondgang (via de voorhof) in de ‘nieuwe kloosterhof’. Hier is een slotbijeenkomst, waarin het Allerheiligste Sacrament wordt gezegend.

St. Benedictusberg, Mamelis.. Zicht op het centrale weiland, vanuit de groene ommegang. Foto Carla Oldenburger 2006

Het woord ommegang wordt vooral gebruikt bij bedevaartskerken. Men vindt daar in het algemeen een aangelegde ommegang (in een kerk of in een tuin) met kapellen waar men kan bidden bij de voornaamste gebeurtenissen uit het leven van de vereerde heilige; analoog hieraan noemt men ook een kruisweg met zijn veertien staties (gebeurtenissen uit het leven van Christus) wel een ommegang.

St. Benedictusberg, Mamelis.. Processie door de groene ommegang langs de klooster-begraafplaats. Ontwerp kruis Dom van der Laan. Foto Carla Oldenburger 2006

 

St. Benedictusberg, Mamelis.. Vanuit de groene ommegang zicht op de nieuw aangeplante vruchtbomen, in de moestuin / boomgaard. Foto Carla Oldenburger 2006

 

Mamelis, gem. Vaals .St. Benedictusberg. Moestuin en kassen zijn de laatste jaren niet optimaal in gebruik. Foto RCE

 

Mamelis, gem. Vaals .St. Benedictusberg. Einde processie in de arcade van de ‘nieuwe’ tweede kloosterhof. Ontwerp Dom van der Laan, 1968. Foto RCE

Zoals boven in de ondertitel van de luchtfoto aangegeven, is Dom van der Laan naast de ontwerper van de abdijkerk, de nieuwe hof, de bibliotheek en de voorhof, ook de ontwerper van de trapeziumvormige groene ommegang, gevormd door 4 rijen bomen en rondom een centraal weiland waar vroeger het kloostervee graasde. In het Archief van Dom van der Laan bevindt zich het eerste ontwerp van Van der Laan getekend in 1956 op een deel van de Hoogtekaart van Nederland.

De abdij is gesitueerd vlak bij de provinciale weg Maastricht-Aken, op een hoogte uitkijkend over het dal van de Selzerbeek. Dit Selzerbeekdal wordt aan de noordzijde begrensd door het Plateau van Bocholtz, met de Schneeberg en het Kolmonderbosch. Aan de zuidzijde rijst het Plateau van Vijlen op.

Het abdijcomplex St. Benedictusberg staat op de rijksmonumentenlijst, d.w.z. het complex van Böhm en Weber. De kerk en bibliotheek en consistorie van Dom van der Laan nog niet. Ook de groene ommegang rond genoemd weiland, incl. de kloosterbegraafplaats en de moestuin, komen niet in de redengevende omschrijving voor. De werken van Dom van der Laan zijn nu echt wel 50 jaar oud. Dat dat nog niet zo is, staat als reden opgegeven waarom het werk van Dom van der Laan niet in de redengevende omschrijving is opgenomen, maar die restrictie van vijftig jaar is anno 2021 wel vervallen.

Gerrit Rietveld (1888-1964). De omgeving van zijn bouwwerken. Het zicht van binnen naar buiten.

(244) Dit exclusieve zomerhuisje (ontwerp G. Rietveld, 1939. Stijl ‘Het Nieuwe Bouwen’) staat in de duinen bij het dorp Petten en kijkt enerzijds uit op het prachtige natuurgebiedje Het Korfwater van de Ver. Natuurmonumenten en anderzijds op de duinen van Staatsbosbeheer (de laatste duinreep voordat het strand begint)..

Petten Zomerhuisje naar ontwerp van Gerrit Rietveld, Duintuin in droge zomer 2017. Foto Carla Oldenburger

Iets ten zuiden van Petten is de duinenrij weggeslagen, waardoor er eertijds een dijk moest worden aangelegd, de welbekende Hondsbossche Zeewering. Met de laatste dijkverzwaring (omstreeks 2015) is een nieuw duingebied ontstaan: de Hondsbossche Duinen. Hierdoor is Petten meer dan voorheen aantrekkelijk geworden voor vele vogelaars, strandtoeristen, wandelaars en fietsers.

Aan de architect Gerrit Rietveld (1888-1964) is heel wat literatuur gewijd. Gebouwen, woonhuizen, zomerhuizen en meubilair worden uitgebreid door diverse architectuur-historici beschreven, maar aan de omgeving van zijn projecten wordt nooit aandacht besteed. Naar onze mening heeft Rietveld ook nooit een tuinarchitectonisch of landschapsarchitectonisch plan gemaakt, of ook maar met enkele pennestreken de omgeving van zijn huizen aangegeven, maar toch voel je als je vanuit de gebouwen of huizen naar buiten kijkt, dat hij de natuur waar mogelijk zoveel mogelijk in tact heeft willen houden. Hij ging met zijn adviezen tot de grens van het perceel. De paaltjes vooraan de weg (derde foto) moesten wit zijn. Tot heden is dat nog steeds het geval.

Zicht van binnen naar buiten. Vanuit het zomerhuisje richting het natuurterrein in het centrum van het Korfwater. Foto Hendrick de Keijser

Of je nou van binnen naar buiten kijkt of van buiten naar binnen, natuur is belangrijk.

Petten. Rietveldhuisje. Hendrick de Keijser. Tuin voor het huis. Duinrozen. 2021. Foto Carla Oldenburger
Rietveldpaviljoen. Otterlo. 2020. Van binnen naar buiten. Foto Carla Oldenburger

In het Beelden-Paviljoen word je met beelden in aanraking gebracht, maar de natuur gaat niet opzij.

Rietveldpaviljoen. Otterlo. 2020. Van buiten naar binnen. Foto Carla Oldenburger

Groen voor Rietveld betekent natuur en geen cultuur.