(279) Er begint eindelijk schot te komen in de bouw van de Belvedère In Groenendaal / Heemstede. Een video geeft een impressie weer van wat het architectenbureau KPG voor ogen heeft. De beplanting is hierop nog niet uitgewerkt.
Belvedère in het Groenendaalse Bos. Artist’s Impression. KPG Architecten
Op 4 april 2019 is het projectplan Belvedère in de Raadscommissie Ruimte van de gemeente Heemstede besproken. In januari 2020 heeft het college het winnende ontwerp van de uitgeschreven prijsvraag bekend gemaakt. Het winnende ontwerp is De Wandeling van KPG Architecten en ons eigen bureau Binnenstad en Buitenleven. Op 22 juni 2021 informeerde het college dat de gemeente en de schenker van de financiën akkoord zijn gegaan met het winnende ontwerp. Het bestemmingsplan ligt nu in april ter besluitvorming bij de Gemeenteraad. Tijdens de bestemmingsplanprocedure is het voorlopige ontwerp uitgewerkt tot een definitief ontwerp waar de schenker, de architect en de gemeente zich in konden vinden. Zodra het bestemmingsplan is vastgesteld en de beroepstermijn is verstreken, kan de vergunningsaanvraag voor de bouwactiviteiten worden ingediend.
Zie ons eerdere bericht alweer uit 2019: https://www.oldenburgers.nl/2019/07/25/herbouw-belvedere-groenendaal-heemstede/
Belvedère Groenendaal Heemstede in vroeger tijden. Architect John Th. Hitchcoc
Laten we hopen dat het nieuwe gebouwtje een mooie toekomst tegemoet gaat en de oorspronkelijke sfeer van het oude gebouwtje weer kan oproepen, ook al wordt het niet een exacte kopie van de oude vroegere Belvedère.
Juliet op de steiger voor Prinsengracht 175. Gevelstenen v.l.n.r. OUT SCHAEP, D+BONTE OS (ANNO 1661) en IONG + LAM (foto: Walther Schoonenberg)
(278) Zoals op de Welkomspagina van deze website is te lezen: Kleur in de architectuur is (sinds 2015) een nieuwe richting van ons bureau. Wij doen onderzoek naar historisch kleurgebruik en maken ontwerpen voor de toepassing van kleur op gevels en in interieurs.
Ons eerste project was Huis De Ladder Jacobs, Oudezijds Voorburgwal Amsterdam (2015). Dit hield in onderzoek naar en kleurontwerp voor de gevel van genoemd huis, in 1655 ontworpen door Philips Vingboons. De centrale gevelsteen stelt Jacobs Droom voor.
Een ander project was bijvoorbeeld het maken van een kleurontwerp voor het Claes Claesz. Hofje te Amsterdam (2021)
Onlangs zijn we door de Verenigde Doopsgezinde Gemeente Amsterdamgevraagd drie gevelstenen op de Prinsengracht te ‘restaureren’. Zoals gezegd de kleuren baseren wij op (kleur)historisch onderzoek, de plaatselijke bouwtraditie en praktische kennis van historische verfpigmenten. Zo wordt bepaald welke kleuren in de loop van de tijd op een locatie zijn toegepast. Onze kleurontwerpen zijn gebaseerd op een combinatie van historisch onderzoek en meer esthetische overwegingen.
Juliet op de steiger voor Prinsengracht 175. Gevelsteen D + Bonte Os (Anno 1661). Foto: Walther Schoonenberg
Hoe komen de drie gevelstenen, waar we nu mee bezig zijn, ‘D + Bonte Os’, ‘Out Schaep’ en ‘Iong + Lam’ nu op de gevel van Prinsengracht 175 terecht en wat is hun geschiedenis?
Onno Boers (†) en Hans Brandenburg (huisonderzoek) hebben dit uitgezocht. Hun tekst (voor dit doel enigszins aangepast) is te vinden op de website van de Vereniging Vrienden van Amsterdamse gevelstenen. Citaat: ‘In 1652 koopt Hendrick Jansz Vet, vleeshouwer/slager van beroep een huis en erf op de Prinsengracht. Tien jaar later, in 1661 laat hij het vervangen door het huidige pand, Prinsengracht 175 en laat, en dat is wel uitzonderlijk, in het fries drie gevelstenen aanbrengen, links een schaap, OUT SCHAEP, midden een os, D+BONTE OS en rechts een lam, IONG + LAM.
Gevelsteen D+Bonte Os. Prinsengracht 175 (foto: Frank Lucas)Gevelsteen Out Schaep. Prinsengracht 175 (foto: Frank Lucas)Gevelsteen Iong + Lam. Prinsengracht 175 (foto: Frank Lucas)
De Bonte Os is op de bovenrand gedateerd ANNO 1661. Het zijn alle drie verwijzingen naar zijn beroep. In 1667 verkopen de erven van Hendrick Jansz Vet het pand. Hendrik Coevoet, beroep brandewijnkoper, wordt de nieuwe eigenaar. Uit de periode 1667-1689 zijn geen koop/verkoopakten bewaard gebleven. In dat laatste jaar wordt Jacob Harmensz Bomhof, ook weer een vleeshouwer, de nieuwe eigenaar. In deze koop-/verkoopakte wordt, net als in de voorgaande, geen huisnaam genoemd; de omschrijving ‘huis en erf op de Prinsengracht, oostzijde, bij de Prinsenstraat’ lijkt voldoende. Pas in 1747, als de erven van Jacob Bomhof het pand verkopen, luidt de akte: =Een huijs en erve, staande en gelegen binnen deze stad, en aldaar op de Prinsengracht, aan de oostzijde, het vierde huijs van de Prinsenstraat daar ‘Out Schaep’, ‘D+ Bonte Os’ en ‘Iong + Lam’ in de gevel staan”=. Nieuwe eigenaar wordt Richard de Haas, een uit Zutphen afkomstige koperslager. Zijn erven verkopen in 1781 het pand aan de Diakenen van de Mennonieten-gemeente, de beheerders van het achtergelegen Zons Hofje. Het huidige pand wordt in de Noord-Hollandsche Oudheden (6de stuk, pag 72) afgebeeld en beschreven als een fraaie trapgevel van gebakken en gehouwen steen met nieuwe pui. Later (onbekend wanneer) is deze pui in oude stijl gerestaureerd.”
(275) In Valkenburg aan de Wehryweg, even ten zuiden van het NS-station (oudste rijksmonument 1853) ligt Park Dersaborg. De naam doet vermoeden dat het park in Groningen ligt, maar niets is minder waar.
Valkenburg. Villa Dersaborg, de oude villa van Johann Georg Wehry. Gebouwd 1881. Vlakbij het huis een parkvijver met zwanen. Prentbriefkaart
Villa Dersaborg is gebouwd in 1881 in opdracht van de zakenman Johann Georg Wehry (ook wel bekend onder de naam Jean George Wehry), die van 1891-1894 burgemeester van Valkenburg was. Het huis is gelegen in de hoek tussen de Wehryweg en Geneindestraat. Johann Georg Marie Wehry (*Dinklage / Nedersaksen, 8 maart 1817) was de zoon van Johann Bernard Wehry en Maria Elisabeth Bernardina Fetter. Hij trouwde 29 april 1847 met Johanna Maria Hermina Maseland (* Utrecht, 2 augustis 1826, overleden 26 juni 1881) en overleed in 1898 op 80-jarige leeftijd.
Gemeentehuis en Park Dersaborg. Luchtfoto Google Earth 2020. Noorden boven. De weg die links langs het park loopt is de Wehryweg
Park Dersaborg is vanaf 1881 aangelegd in late landschapsstijl, voor het nieuwe geeemntehuis op dezelfde locatie als de oude villa, met drie grote perken tussen het huis en de Geneindestraat. In 1938 werd ongeveer ter plaatse van het eerste perk achter het huis een grote vijver aangelegd en we zien een grote rondwandeling . In de jaren vijftig van de twintigste eeuw was de bedoeling dat de Dersaborg na verkoop als gemeentehuis zou gaan functioneren. Het huis werd om deze reden na het overlijden van de schoondochter van Johann Georg (de laatste bewoonster) in 1955 aan de gemeente verkocht, maar na lang wikken en wegen is het pas in 1964 afgebroken om plaats te maken voor een nieuw gemeentehuis. Dit is voor het eerst te zien op de topofrafische kaart van 1968. De vijver werd bij de afbraak gedempt (op de top. kaart is dit echter pas te zien in 1978???) en het park werd gereorganiseerd. De oorspronkelijke beplanting van omstreeks 1881 bestond onder andere uit een aantal exotische bomen in de randen van het park. Het gaat hier om twee mammoetbomen (Seqoiadendron giganteum), twee Zilverlindes (Tilia tomentosa) en één Ceder (Atlasceder of Libanon Ceder?).
Park Dersaborg. Foto Wikipedia.Zicht vanuit het park op het gemeentehuis. Foto Barry Kerckhoffs, 2022Ingang tot het Park Dersaborg, met het originele toegangshek met hekpijlers. Foto Barry Kerckhoffs, 2022
Een quickscan op Internet brengt ons de volgende geschiedenis: In 1881 liet de zakenman Johann Georg of Jean George Wehry (firmant van Wehry & Willie, later hoofdfirmant van Geo Wehry & Co., een handelshuis voornamelijk in tabak en later textiel, opgericht in 1867 in Batavia), in Valkenburg de Villa Dersaborg optrekken. In voorgaande jaren verbleef hij tijdens vakanties met zijn gezin in het toenmalig bekende hotel Croix de Bourgogne, maar helaas kwam zijn echtgenote plotseling te overlijden, waarna Jean George besloot in Valkenburg een eigen huis te laten bouwen, zodat hij het graf van zijn vrouw regelmatig kon bezoeken. Villa Dersaborg was dus het gevolg van een trieste gebeurtenis, maar Valkenburg kreeg daardoor een prachtige buitenplaats cadeau, voorzien van een rijk interieur (o.a. één van de eerste Steinway-vleugels) en omgeven door een park met vijver in de zichtas.
Villa en Park Desaborg in het midden van de kaart, rechts onder het woord Station. Situatie 1924. Hier het oude huis Dersaborg te zien (midden op de kaart) met daaronder drie grasperken met bomen. In het park langs de Wehryweg een groenstrookVilla en Park Desaborg in het midden van de kaart, rechts onder het woord Station. Situatie 1938. Op deze kaart het oude huis Dersaborg te zien en daaronder een vijver en daaronder de parkweide, omzoomd door bomen. Langs de Wehryweg aan de parkzijde een toegangslaan
Wehry, die intussen tot Nederlander was genationaliseerd, was zeer geliefd in Valkenburg en werd in 1891 zelfs burgemeester, maar overleed al snel in 1894. Zijn zoon Ivan George, gehuwd met de Akense Leonie Cassalette, is na het overlijden van zijn vader het landgoed gaan bewonen. Hij overleed in 1936, zijn echtgenote in 1955, het jaar van overdracht van het huis aan de gemeente. Op de kaart van 1938 is te zien dat er veranderingen in het park zijn aangebracht. Achter het huis is een vijver gekomen en er is een rondwandeling aangebracht. Het nieuwe gemeentehuis, werd in 1966 gebouwd naar ontwerp van architect Theo Boosten.
Grafkelder Familie Wehry. begraafplaats Cauberg, Valkenburg
De Familie Wehry is nog steeds een bekende familienaam in Valkenburg. Hun grafkelder (Caveau de la Famille Wehry) op de begraafplaats Cauberg is een rijksmonument. Het is uitgehouwen uit mergelsteen op een helling van de Cauberg en dateert uit 1885. Vader en moeder en zeven kinderen liggen hier begraven in grafnissen.
Het is wellicht interessant de tuinarchitect van dit park te achterhalen. We zouden kunnen denken aan (tuin)architect Lambert Freiherr von Fisenne, professor aan de Hochschule te Aken. Hij heeft zich ook bemoeid met het Proosdijpark in Meerssen (ca. 1890), waarin ook een vijver en een aantal exotische bomen zijn opgenomen. Het klooster en de kloosterkerk van de Franciscanessen In Valkenburg zijn ook van zijn hand. We gaan dit verder onderzoeken.
Poort en toegangslaan tot Landgoed De Wielewaal. Foto gemeente Eindhoven
(273) Deze week (2de week februari 2022) is bekend geworden dat de gemeente Eindhoven het landgoed De Wielewaal (tot 2017 eigendom van Frits Philips) gaat kopen om de te verwachten uitbreiding van de stad ’te verzachten’ met een mooi openbaar park. Nu is het hek nog dicht, maar dat zal niet lang meer duren.
Op Google Earth is het landgoed duidelijk te onderscheiden. Het is gelegen in het noordwesten van de stad, in stadsdeel Strijp en in de buurt Wielewaal. Verscheidene lanen zien we op de luchtfoto lopen en ook in het zuidelijk deel een sterrenbos.
In 1850 was dit gebied nog heide. In de 2e helft van de 19e eeuw werd het bebost. In 1912 kocht Anton Philips, de vader van Frits Philips, het dennenbos en hij liet dit bos, genaamd ‘Het Zwarte Huis. als landgoed inrichten, maar Anton heeft er nooit gewoond. Een deel van het landgoed, ten noorden van de Oirschotsedijk, werd in 1920 geschonken aan de bevolking en staat sindsdien bekend als het Philips de Jongh Wandelpark. Het gebied ten zuiden van deze dijk is landgoed De Wielewaal waar Frits Philips in 1934 een huis liet bouwen door de vrij onbekende architect Frans Stam.
Landhuis De Wielewaal afgebeeld in het tijdschrift ‘Het landhuis’, jrg 30, 1935, no 16 (28-08-1935)
Midden op de luchtfoto hieronder zien we het grote huis en vanuit dit huis loopt een ‘tapis vert‘ (een brede grasloper omgrenst door hoog bos) schuin zuidwaarts naar een ‘rotonde’, die het middelpunt vormt van een sterrenbos.
Het landgoed (met in eerste instantie een pinetum, een sterrenbos, een rockery en een doolhof), werd tussen 1912 en 1920 aangelegd naar ontwerp van de bekende tuinarchitect Dirk Frederik Tersteeg (1876-1942). Over de laatste is te lezen in het boek ‘Nederlandse Tuinarchitectuur tussen 1850 en 1940, waard om beschermd te worden‘ (1986), door Bonica Zijlstra.
Grootste deel van het landgoed op Google Earth. Middenin de woning. Vanuit de woning schuin naar beneden een gras-laan (tapis vertelt) naar een rotonde, die het centrum van het sterrenbos vormt. Hier vandaag lopen 7 lanen door het bos.
Op het landgoed groeien veel monumentale bomen en rododendrons; bovendien gedijen er veel paddenstoelen en bijzondere planten. De bomen zijn grotendeels geplant in opdracht van Anton Philips, in de eerste twee decennia van de 20e eeuw. Tersteeg werkte op De Wielewaal in gemengde parkstijl, waarbij rechte lanen en natuurlijke vormen elkaar versterken.
Dirk Frederik Tersteeg’s werk op De Wielewaal werd algemeen gewaardeerd in Nederland. Dit is bekend omdat de Bond van Nederlandse Tuinarchitecten (BNT) in 1940 een foto (onderstaand) van het park opnam in haar reizende Foto-tentoonstelling. Ook zijn in de Bibliotheek WUR enige ontwerpen van Tersteeg terug te vinden, namelijk ontwerpen voor het sterrenbos, de rockery en het doolhof.
Eindhoven Pinetum Het Zwarte Huis. D.F. Tersteeg, ontwerp 1917-1919. Foto uit BNT-Tentoonstelling 1940. Bibliotheek WUR / Speciale CollectiesEindhoven. Ontwerp Sterrenbos Het Zwarte Huis. D. F. Tersteeg, 1920. Aan de Postdijk, Kromme sloot, Wemschedijk. Bibliotheek WUR / Speciale Collecties Eindhoven. Ontwerp Rockery bij Het Zwarte Huis.. D. F. Tersteeg (1917-1919). Bibliotheek WUR / Speciale Collectie Eindhoven. Ontwerp Doolhof bij Het Zwarte Huis. D. F. Tersteeg, 1917 . Doolhof nog aanwezig. hoewel aan restauratie toe. Bibliotheek WUR / Speciale Collectie
Of al deze tuinonderdelen nog aanwezig zijn, is mij niet bekend. Het zou in ieder geval zeer de moeite waard zijn nader onderzoek naar dit historische landgoedpark te doen, omdat er nooit een publicatie over is verschenen en het zeer interessant zou zijn dit park met andere grote parken en in het licht van de Nederlandse tuinhistorie te plaatsen en te vergelijken.
J. Vroom jr. Ontwerp tuin achter Gemeentehuis Eelde, 1938. Gem. Arhief Tynaarlo, Kaartenverz. 1811-heden, mapnr. XVIII
(271) Wat is er aan de hand in Eelde bij het voormalig gemeentehuis aan de Pr. Irenestraat (gebouw en tuin beide rijksmonument)? Het huis zal worden verbouwd en ingericht als verzorgings/verpleeginstelling en in de achterliggende tuin (eveneens rijksmonument) zal een bijpassende bebouwing worden neergezet met dezelfde bestemming. De Rijksdienst Monumentenzorg heeft toestemming verleend en ook de gemeente ziet geen bezwaren. Er ligt, wat de tuin betreft, een schetsontwerp van tuin- en landschaps-architect Dijkstra, dat, aldus diens tekst,teruggrijpt op het oorspronkelijke ontwerp van Vroom. Dit is nu hierboven afgebeeld. Het cultuurhistorisch onderzoek dat is uitgevoerd, titel ‘Tuinhistorisch Onderzoek Voormalig Raadhuis Eelde’ (2015), is neergelegd in het rapport dat volgens de huidige regelgeving is samengesteld.
Zondag 16 januari was er in de Nieuwsbrief van RTV Drenthe te lezen dat “Fieke Meindertsma, oprichter en eigenaar van Goedemorgen Paterswolde BV en huurder van het vroegere raadhuis, in een interview heeft gezegd: “De tuin wordt compleet nieuw aangelegd, Rijksmonument-waardig. Een landschapsarchitect heeft een prachtontwerp voor ons gemaakt”. Die landschapsarchitect is DijkstraBuro voor landschapsgeschiedenis en landschapsontwerp. Het bericht gaat dan verder: “De tuin had al klaar moeten zijn voor de eerste bewoners kwamen, maar doordat een omwonende een gerechtelijke procedure heeft aangespannen, mogen wij in afwachting daarvan niets doen, behalve onderhoud. Echt heel erg jammer.”
Gemeentehuis Eelde in vroeger dagen. Zicht vanaf achterzijde vijver
Bond Heemschut en de Ned. Tuinenstichting hebben zich ook zorgen gemaakt. Op de website van de NTs is nu te lezen: “De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) heeft positief over het plan geadviseerd”. In eerste instantie verbaasde dit de NTs; maar later (mei 2021) werd duidelijk waarom: de gemeente de adviesaanvraag over de tuin achterwege gelaten, namelijk omdat die ‘pas in fase 2’ zou worden aangepakt. Deze laatste aanvraag werd eind september (2021) gedaan. Het advies van de RCE dat daarop in oktober volgde verdeelde de komende tuinwerkzaamheden in twee delen: ‘onderhoud’, waarvoor geen, en ‘restauratie’ waarvoor wél een omgevingsvergunning zou moeten worden aangevraagd”. Tot tweemaal toe is een procedure die Heemschut aanspande tegen de projectontwikkelaar door de rechter stopgezet. De Vries van Bond Heemschut: “En dan zegt de rechter: nou, we wachten nog maar een half jaartje. Jullie zijn nog aan het stoeien met elkaar. Er wordt natuurlijk beweerd dat het best wel weer in orde komt, maar ik houd mijn hart vast. Het gaat echt veel geld kosten om die tuin weer helemaal terug te brengen in de monumentale staat en dan zal je zien dat het een sluitpost wordt.” De tuin is sinds 6 jaar verwaarloosd en niet meer onderhouden. Fieke Meindertsma van Goedemorgen Paterswolde BV blijft echter optimistisch “Het wordt prachtig”, zegt zij: “Ook de achterkant van de tuin wordt meegenomen in een ontwerp dat is geïnspireerd op het werk van landschapsarchitect Piet Oudolf. De heren van Heemschut zijn van harte uitgenodigd om hier nog eens te komen wandelen zodra alles klaar is. Ik denk dat ze dan heel erg blij zullen zijn.”
Voorlopig zijn wij, de Oldenburgers, nog niet echt blij. De combinatie Jan Vroom jr. en Piet Oudolf is natuurlijk in principe wel mogelijk, beplantingen van Piet Oudolf zullen best pasen in de borders die door Vroom op zijn ontwerp zijn aangegeven, maar als een tuin een rijksmonument is, in dit geval een monument uit 1938, dan hoort daar natuurlijk niet het sortiment van Piet Oudolf in te worden toegepast. Beplantingen à la mode van 1938 verschillen echt heel erg met Piet Oudolf beplantingen. En waar komt die nieuwe bebouwing in de achtertuin, half over die prachtige vijver? Erg veel ruimte is er niet. Wie verschaft ons duidelijker tekeningen om eens deskundig over dit nieuwe ontwerp te oordelen?
Binnenstad & Buitenleven: monumenten in een passende en verantwoorde groene omgeving
Kaart van het huis Goudestein van de heer Joan Huydecoper, vervaardigd door B.F. van Berckenrode in 1629. Eerste buitenplaats langs de Vecht. Coll. Archief Historische Kring Maarssen
(266) Ons bureau Binnenstad & Buitenleven publiceert haar verhalen, nieuwtjes, vragen en antwoorden, plannen en ontwerpen meestal tot nu toe in de vorm van ‘Berichten’ op haar eigen website ‘oldenburgers.nl’
We willen echter vanaf het nieuwe jaar meer via LinkedIn gaan publiceren en/of gaan linken tussen LinkedIn en onze website, omdat we dan meer geïnteresseerden in onze ideeën en werkzaamheden hopen te betrekken. Omdat we als bureau gevestigd zijn in Amsterdam en als woonplaatsen Amsterdam en Rhenen goed kennen, kunt u alle vragen wat groene monumenten in deze plaatsen betreft altijd op ons los vuren, maar ons werk strekt zich feitelijk uit over heel Nederland en is speciaal gericht op het geven van adviezen (na onderzoek) over en het maken van ontwerpen van iedere groenaanleg zoals tuinen, parken, buitenplaatsen, (voormalige) kloostertuinen, begraafplaatsen etc. en kan elke groene omgeving betreffen rond historische woonhuizen, kerken, kastelen, herbergen, veerhuizen, boerderijen etc.
Carla en Juliet Oldenburger / oldenburgers.nl / Binnenstad & Buitenleven
(263) Zomer 2020 werd bekend gemaakt dat de Canon van Nederland is bijgesteld. Wat mij het eerst opviel was dat er meer aandacht wordt gevraagd voor kolonialisme, slavernij en racisme en dat de grachtengordel van Amsterdam (Werelderfgoed) en daarmee samenhangend de aandacht voor Nederlandse buitenplaatsen is komen te vervallen. Ik ben het geheel eens met deze nieuwe invulling, ook al zou men dat van mij niet verwachten, omdat ons bureau zich juist bezig houdt met architectuur van de stad Amsterdam en de buitenplaatsen van gefortuneerde stadsbewoners in de tijd van de Gouden Eeuw tot aan de afschaffing van de slavernij.
Anton de Kom (Paramaribo 1898 – Neuengamme 1945)
De Surinaamse auteur Anton de Kom en zijn boek Wij slaven van Suriname (eerste druk 1934) is als studie-object echter vele malen belangrijker dan de grachtenhuizen van rijke Amsterdammers en hun buitenplaatsen. Wat Anton de Kom beschrijft over de autochtone bevolking van Suriname, hoe zij door de Nederlanders is uitgezogen en vermoord, doet het plaatsen van prachtige kostbare grachtenpanden en buitenhuizen op de lijst van Canon-onderwerpen verbleken. Vele witte Nederlanders zullen nooit van Anton de Kom hebben gehoord; weet dat hij het is geweest die de geschiedenis van de slavernij in Suriname aan de kaak heeft gesteld. Ik vergelijk hem graag met Max Havelaar, de man die ageert tegen het koloniale regeringssysteem van Nederland in Nederlands Indië.
Anton de Kom. Wij slaven van Suriname. 192. p. Vanaf de tweede druk (Amsterdam, 1971) staat deze schreeuw om recht, waarheid en begrip al in onze boekenkast.
Waar schrijft hij nu zoal over? Voornamelijk over de verschrikkingen der slavernij, vanaf de eerste nederzettingen in de eerste helft van de 17de eeuw. Enkele personen en gebeurtenissen komen ons, geïnteresseerd in de geschiedenis van buitenplaatsen en Amsterdamse stadshuizen en Surinaamse botanie bekend voor, zoals de persoon Cornelis van Aerssen van Sommelsdijk (gouverneur 1683-1688), die binnen korte tijd op bepaald niet zachtzinnige wijze in Suriname orde op zaken wist te stellen. Hij werd opgevoed aan het hof van prins Willem II en was het speel-kameraadje van de jonge prins Willem III. Hij had zich evenals drie van zijn zusters aangesloten bij de sekte der Labadisten, waar ook Maria Sibylla Merian toebehoorde. Zij woonden aanvankelijk gezamenlijk in een klooster te Wiewerd (FR) en later rond 1700 in Suriname waar Maria de ‘Verandering der rupsen’ bestudeerde. In 1683 kocht Van Aerssen een derde deel van de kolonie Suriname. Hij vormde toen samen met de stad Amsterdam en de West Indische Compagnie de zogenaamde Geoctroyeerde Sociëteit van Suriname, die verantwoordelijk was voor het beheer van dit gebeid (1683-1795). Onder leiding van de Sociëteit groeit het aantal plantages van 50 in 1683 tot meer dan 400 in 1730. Suiker en koffie zijn de belangrijkste plantagegoederen.
Huis Spijk, gelegen aan de Zuiderlingedijk te Spijk in de gemeente West-Betuwe. In de 17de eeuw eigendom van de rijke familie van Aerssen van Sommelsdijk.
Van Aerssen van Sommelsdijk was op enig moment de rijkste man van Nederland en eigenaar van het kasteel Spijk langs de Linge (nu gemeente West-Betuwe). Toevallig heeft mijn man zich vanaf 1967 tot zijn dood met de natuur en cultuur van Suriname bezig gehouden en toevallig heeft ons gezin 20 jaar gewoond langs dezelfde Zuiderlingedijk in Spijk al waar Van Aerssen woonde.
(262) In het website-Bericht ‘Turfschip van Opa’ wordt het leven van Feddo Oldenburger als binnenschipper (Winschoten *08-01-1869; Winschoten †03-07-1949) en van zijn voorvaderen die hetzelfde vak uitoefenden, duidelijk belicht. Het gezinsleven liet ik echter buiten beschouwing.
Nu ik een prachtige foto heb gevonden van de nog bestaande grafsteen van opa Feddo en zijn vrouw, wil ik toch nog even ingaan op dat gezinsleven. Opa Feddo was getrouwd met Grietje Zweep (* 22-06-1869 – † 22-11-1954), die samen met hem begraven ligt op de Oude Begraafplaats in Winschoten.
Grafsteen van Feddo Oldenburger en Grietje Zweep, op de Oude Begraafplaats, Hofstraat Winschoten
Feddo en Grietje kregen drie kinderen, Bouwina (1893-1975, gehuwd met Leferdus Berend Hunnersen), Geertruida (1895-1975, gehuwd met Jacob Emestus Tulleken) en Frederik (1899-1975, de vader van mijn man Feddo Hans Frits Oldenburger, gehuwd met Ronesca Elisabeth Groustra, de moeder van mijn man Feddo). Het ouderlijk huis van Bouwina en Geertruida en Frederik lag aan de Garst te Wischoten. Hieronder wordt het huis van Opa Feddo afgebeeld.
Opa Feddo Oldenburger en Oma Grietje Oldenburger – Zweep voor hun huis aan de Garst
Het was een eind-19de eeuws (?) ruim huis met paardenstal en erf. De hoger gelegen Garst bestond uit een rug van keileem, vaak gebruikt als gemeenschappelijke dorpsweide of akker. De Garst als weg was één van de betere wegen waarover sinds vroeger eeuwen gereisd kon worden of waar mensen zich konden vestigen. Geleidelijk aan was over de Garst een handelsroute ontstaan tussen de Duitse stad Münster en de stad Groningen. Het lijkt niet onwaarschijnlijk dat de familie Oldenburger oorspronkelijk vanuit de omgeving van de stad Oldenburg naar Nederland is getrokken om daar te proberen een beter bestaan op te bouwen. De afstand Oldenburg – Groningen is tenslotte maar 130 km.
(260) Rondom en grenzend aan de Haarlemmerhout lagen in de 18de eeuw enige buitenplaatsen, die hun glans en glorie alleen al verdienden vanwege hun prachtige locatie tegenover en grenzend aan de Haarlemmerhout. Drie van deze buitenplaatsen (hier afgebeeld op de ‘Caart Figuratif’ van de Haarlemmerhout uit 1799, trokken recent onze aandacht. Het gaat om 1) Eindenhout, 2) Uitenbosch en 3) Bosch en Vaart, alle drie buitenplaatsen aan de zuid-westkant van dit stadsbos.
Capitein-Ingenieurs G.J. le Fèvre de Montigny en C.C. van Hooff. Caart Figuratif van den Haarlemmer Hout met de daar naast aangeleegene buytenplaatsen en tuynen. 1799. Coll. en foto Noord-Hollands Archief. Noorden op deze kaart beneden.
Op genoemde kaart uit 1799 stelt de laan met vier rijen bomen (op de kaart de bovengrens van de Haarlemmerhout) de Spanjaardslaan voor. Deze komt uit op Huis Eindenhout aan de Wagenweg, ook wel het Huis met de Beelden (sfinxen) genoemd. Achter het huis zien we de nog steeds bestaande buitenplaats Eindenhout liggen, die zich westwaarts uitstrekte tot aan de Leidsevaart. De aanleg wordt gekenmerkt door slingerende wandellanen langs de kaarsrechte omringende grachten en een formele zichtlaan van oost naar west.
Ten zuiden van (boven) de Spanjaardslaan in Haarlem (voorheen gemeente Heemstede), schuin tegenover Eindenhout, ligt een kleinere buitenplaats, genaamd Uitenbosch of Uit Den Bosch. Het huis werd in 1911 afgebroken en vervangen door een nieuwe moderne villa die er nog steeds staat en voor Haarlemmers bekend staat als de kraamkliniek Uitenbosch. Het bijbehorende oude koetshuis ’t Vosje, genoemd naar de oude herberg die er eerst heeft gestaan, is bewaard gebleven, hoewel ingrijpend verbouwd.
Ten noorden van (onder) Eindenhout is de buitenplaats Bosch en Vaart te onderscheiden, te herkennen aan een heel uitgebreid moestuin-complex en weer slingerende lanen langs de grenzen van de plaats. Alleen de naam van deze buitenplaats is bewaard gebleven in de woonwijk Bosch en Vaart, die vanaf 1901 tot stand is gekomen.
Over genoemde drie buitenplaatsen wil ik nu wat meer vertellen. Historische feiten zijn grotendeels overgenomen van de website Librariana en ook hier niet genoemde gegevens zijn daar terug te vinden.
Eindenhout. Dit huis is onlangs gerestaureerd door St.Stadsherstel Amsterdam en siert na historisch kleuronderzoek in een nieuwe kleurstelling de Wagenweg. Dat is voor velen die jaar en dag langs dit huis kwamen een vreemde gewaarwording, even wennen aan de nieuwe kleur. In 1775 werd Anna Maria Visscher, weduwe van mr. Jan van Styrum, de nieuwe eigenaar van deze plaats, die zich uitstrekte tot aan de Leidsche Vaart. Ook beelden en vazen behoorden toen tot de koop, maar het classicistische uiterlijk van de voorgevel dateert pas uit de tijd van George Gerard Lans (eigenaar sinds 1793). Coenraad Jacob Temminck (eigenaar 1802) liet omstreeks 1810 aan weerszijden van de trappen de sfinxen plaatsen en breidde zijn grondgebied nog meer uit.
Huis Eindenhout of Huis met de Beelden, Haarlem, 2021. Gebouwd in 1793. Sphinxen 1810. Na historisch kleuronderzoek is de gevel onlangs in roomwit uitgevoerd. Foto Stadsherstel Amsterdam
Na verschillende eigenaars in de 19de eeuw kwamen het huis en de plaats in 1963 in handen van de gemeente Haarlem. Tien jaar later werd het huis, toen in eigendom van de Amsterdamse antiquair Herman Fritz Bill, in appartementen verdeeld en verhuurd. Na het overlijden van de heer Bill (2018) is het huis Eindenhout gekocht en gerestaureerd door Stadsherstel Amsterdam. Het voorbos met de bekende (betonnen) koepel uit 1915 (gebouwd in opdracht van eigenaar H.A. van Odijck) en de heemtuin zijn tegenwoordig eigendom van de gemeente Haarlem.
Rotonde Eindenhout, gebouwd in 1915, in opdracht van eigenaar H.A. van Odijck. Eigenaar sinds 2019 Gemeente Haarlem. Foto Stadsherstel Amsterdam
Uitenbosch. De Historische Vereniging Heemstede/Bennebroek maakte ons onlangs attent op een kunstwerk dat zich in een tuinhuisje (koepel) op het terrein van Uitenbosch bevindt (nu gem. Haarlem, vroeger gem. Heemstede). Men vroeg ons als ‘deskundige’ samen met anderen te komen oordelen over de architectonische waarde van het gebouwtje. In 1762 is de Amsterdammer Jan Bronkhorst eigenaar van de buitenplaats Uittenbosch. In 1817 werd de plaats verkocht aan Maarten Adriaan Beels, lid van de Haarlemse gemeenteraad en Heer van Heemstede, Rietwijk en Rietwijkeroord. Hij was was waarschijnlijk de eigenaar van Uitenbosch ten tijde van bovenstaande Caart Figuratif of het was Pieter van Eeghen die In 1822 eigenaar van Uitenbosch werd.
Kadastrale Minuut Kaart (1811-1830), met aanduiding van de buitenplaats Uitenbosch (links), Zuiderhout en Leeuw en Hooft. Noorden boven. De weg die dwars over de kaart loopt van links naar rechts is de Spanjaarslaan
Verder in de 19de eeuw zijn als eigenaren bekend Abraham Lodewijk Dyserinck (vanaf 1860), gemeenteraadslid, lid van Provinciale Staten van Noord-Holland en president van de Kamer van Koophandel; en Nicolaas Taack Takranen (vanaf 1887), president van de Nederlandsche Handels Maatschappij. Hierna was het huis (in eigendom van een investeringsmaatschappij) een aantal jaren verhuurd en/of onbewoond.
Plattegrond van buitenplaats Uitenbosch, uit Veilingboekje 1903. In Perceel II staat de koepel getekend die in het veilingboekje staat genoemd. Collectie en Foto Bibliotheek WUR / Afd. Speciale Collecties
In 1911 werd Uitenbosch gesloopt door de nieuwe eigenaar Arnoud Hendrik baron van Hardenbroek van Ammerstol (1875-1947). Een nieuw huis werd gebouwd en in 1914 betrokken door Baron Van Hardenbroek en zijn vrouw Cecilia van Leembruggen. De architect was H. Hendriks uit Hillegom.
Aanvankelijk woonde Van Hardenbroek (1875-1947) na zijn huwelijk in 1899 op de 18de eeuwse buitenplaats Veenenburg / Elsbroek in Hillegom, een bezit dat hij en zijn vrouw van (schoon)vader erfden.
Ingang buitenplaats Veenenburg te Hillegom, 1910. Pijlers met reliëfwerk. Uit: J.B. van Loenen. “Beschrijving en kleine kroniek van de gemeente Hillegom”, 1916
Huis Veenenburg. 1910, met klokkenstoel. Uit: J.B. van Loenen. “Beschrijving en kleine kroniek van de gemeente Hillegom”, 1916.
Huis Veenenburg, achterzijde met tuinbeeld in de zichtas en rechts van het huis een open tuinprieel. Uit: J.B. van Loenen. “Beschrijving en kleine kroniek van de gemeente Hillegom”, 1916.
Dit huis (Veenenburg) werd echter in 1913 afgebroken toen het nieuwe moderne huis Uytenbosch met een uitgestrekte tuin achter het huis gereed was gekomen. De zandstenen beeldengroep van Apollo en Daphne, nu achter koetshuis ’t Vosje, en enkele andere herinneringen aan Veenenburg, zoals de klokkenstoel en een schouw verhuisden mee van Hillegom naar Heemstede. De beeldengroep van Veenenburg is op oude foto’s te zien in de zichtlijn van het huis. Na de dood van haar man verhuisde zijn tweede vrouw Cornelia van Leembruggen (1882-1975) in 1950 naar het voormalige koetshuis ’t Vosje van Uitenbosch, van waar zij zicht bleef houden op dezelfde beeldengroep.
Uitenbosch Haarlem. Zandstenen beeldengroep Apollo en Daphne die in een laurier verandert. Beeldhouwer onbekend. Geïnspireerd op het bekende beeld van G.L. Bellini te Rome. Foto Carla Oldenburger
Om de kunstwerken in het tuinhuisje achter in de tuin van ’t Vosje te kunnen waarderen zullen we toch eerst naar de geschiedenis van het tuinhuis zelf onderzoek moeten doen. Het huisje staat op een draaischijf en zal een zogenaamd tbc-huisje geweest zijn, dat met de zon kan meedraaien. Dergelijke huisjes kwamen in de mode vanaf het eind van de 19de eeuw en bleven in gebruik tot zeker ca. 1950. Ze zijn direct herkenbaar omdat ze niet direct op de grond, maar op een draaischijf staan. Als de zieke genezen was konden de huisjes natuurlijk ook als tuinkoepel gebruikt worden of als zodanig worden verkocht. Het huisje van Uitenbosch zal uit het eerste kwart van de 20ste eeuw dateren. Maar de kunstwerken binnen zijn van oudere oorsprong. Komen die misschien uit het open tuinprieel van Veenenbosch? Anja Kroon van de Historische Vereniging Heemstede/Bennebroek doet hier onderzoek naar. Geopperd werd tijdens ons bezoek dat de eigenaar misschien een antiquair geweest zou kunnen zijn of in ieder geval een liefhebber van antiek. Van de eigenaar van Veenenburg, Baron van Hardenbroek, weten we dat hij samen met de buren van het aangrenzende landgoed Elsbroek in 1902 de nog steeds bestaande “Maatschappij tot exploitatie van de gronden Veenenburg-Elsbroek” oprichtte en even later de kunst(kalk)zandsteenfabiek ‘Arnoud’, die in 1904 in bedrijf kwam.
Maar ook Mevrouw de baronesse had een hobby. Zij had volgens een artikel in de Nieuwe Haarlemsche Courant (17-11-1928) in Villa Uitenbosch een tijdelijk museum van archeologische vondsten op Veenenburg gevestigd (later overgebracht naar het Rijksmuseum van Oudheden in Leiden), zoals een klokbeker uit het late Neolithicum, een bijl, pijlpunten en een sikkel uit de Bronstijd en archeologische vondsten uit de Romeinse tijd.
Vooraanzicht Villa Uitenbosch (de latere kraamkliniek). Ontwerp H. Hermans. Bouw 1911-1914. Foto Wikipedia
Bosch en Vaart. Het huis is sinds 1707 in handen van de familie Van Lennep, die het in 1735 (bij executie) verkocht aan de doopsgezinde Willem Kops, die het bezit aanmerkelijk uitbreidde. In 1779 verkochten de erfgenamen de plaats aan de eveneens doopsgezinde Jan Willink, kanunnik van Ste. Marie in Utrecht en directeur van de Maatschappij ter bevordering van de Landbouw. Het buiten bleef tot 1880 in handen van deze familie. In 1880 werd J. baron van Tuyll van Serooskerke de nieuwe eigenaar. Adriaan Honig is de laatste koper van het oude huis (1901), terwijl het landgoed aan de gemeente Haarlem vervalt, t.b.v. nieuwbouw. Het bebouwingsplan van de projectontwikkelaar P. Kuyper wordt vanaf ca.1900 langzaam aan gerealiseerd. Zie afbeelding verder.
Gezicht op Bosch en Vaart aan de Wagenweg in Heemstede. Ets Johan Swertner, 1760.
Ingang Bosch en Vaart aan de Wagenweg. Hendrik Tavenier, 1785. Coll. en Foto Noord-Hollands Archief
De ingang van Bosch en Vaart is duidelijk te onderscheiden, zowel op boven afgebeelde tekening uit 1785, met rechts het huis en links een koepel langs de Wagenweg, als op onderstaande situatietekening van J. D. Zocher sr. uit 1806. Deze tekening van J.D. Zocher sr. is onlangs ‘gevonden en gelokaliseerd’ door Korneel Aschman.
J.D. Zocher sr., 1806. Bosch en Vaart Haarlem (vroeger Heemstede). Eigenaar Jan Willink. Part. Collectie
Vergelijk nu deze situatietekening uit 1806 met de Caart Figuratif uit 1799 en wat blijkt? De situatie uit 1806 bestond al in 1799 en waarschijnlijk al van eerder (vanaf 1779?) toen Jan Willink de nieuwe eigenaar werd van Bosch en Vaart. De rechte watergang (verdwenen op de KMP-kaart, zie verder) tussen het moestuingedeelte en het landschappelijk aangelegd wandelpark (met slingerlanen en slingerpaden) en de combinatie van beide doet vermoeden dat de schoonvader en werkgever van Zocher sr., de tuinarchitect J.G. Michael, in de jaren tachtig als ontwerper door Jan Willink werd ingeschakeld. Vanaf ca. 1785 hebben Michael en Zocher sr. samengewerkt, zodat deze Zocher-tekening ook als een eind-document van Bosch en Vaart beschouwd zou kunnen worden. De stijl van Michael wordt al eerder beschreven in ons artikel ‘De tuinarchitectuur van Johann Georg Michael (1738-1800)’, in Bulletin KNOB 90 (1991), nr. 3, p. 73-79. Daar lezen we ook dat Michael in Haarlem en Heemstede aan het eind van de 18de eeuw actief is geweest met de aanleg rond Huis Welgelegen te Haarlem voor Henry Hope, 1788; en met een ontwerp van Oud-Berckenroede te Heemstede voor Mw. C.C. Hodshon, 1794.
Kadastraal Minuut Plan (KMP) met de buitenplaatsen Eindenhout en Bosch en Vaart, 1811-1830. De twee vijvers op deze kaart zijn op de kaart uit 1799 en 1806 terug te vinden. De kanaalvormige vijver langs de moestuin in verbinding met de Leidsche Vaart zien we niet terug op deze KMP. Westen bovenKaart Bosch en Vaart uit Veilingboekje 1899. Weer dezelfde twee vijvers te onderscheiden. Collectie en Foto Bibliotheek WUR / Afdeling Speciale Collecties
P. Kuyper, ca. 1900. Bebouwingsplan Wijk Bosch en Vaart Haarlem. Noordpijl aangegeven
De aanleiding om deze weblog te schrijven was het aanreiken van achtergrondinformatie voor het onderzoek naar de oorsprong van het tuinhuisje en de kunstwerken in het tuinhuisje van buitenplaats Uitenbosch / ’t Vosje. Anja Kroon zal de uitkomst van haar onderzoek in een artikel in het tijdschrift Heerlijkheden verwerken. Zodra dit artikel is verschenen zal de titel hier worden vermeld.
Literatuur.
Frans Harm en Dennis de Kool. ’t Vosje en Uyt den Bosch, door historie verbonden. Heerlijkheden, tijdschrift over de geschiedenis van Heemstede en bennebroek (2017 najaar, p. 24-30).
(256) Van 10 september tot eind december 2021 wordt in het Aalsmeerder Veerhuis (Sloterkade 21, 1058 HE Amsterdam) door de Vrienden van de stichting Diogenes een kleine expositie georganiseerd van de etsen, die Bettien Scherft heeft gemaakt in de laatste tien jaar van haar werkzame leven (1998-2008). Deze vrolijke, met de hand ingekleurde etsen zijn vaak geïnspireerd door de natuur: behalve landschappen heeft zij de laatste jaren vooral veel insecten getekend.
Bettien Scherft verwondert zich niet alleen over de eindeloze veelvormigheid en variëteit aan insectensoorten, maar geeft eveneens een inkijkje in hun voor ons vaak verborgen leven: hoe ze voedsel verzamelen, een ‘huis’ bouwen, strijden voor hun bestaan, zich voortplanten en met elkaar communiceren – uitgelegd in bijgaande tekstjes of grafiekjes. Doordat de insecten vaak zijn afgebeeld met menselijke trekjes, als engelen of duiveltjes, en in haar werk bestaande en niet-bestaande soorten door elkaar zijn afgebeeld, kunnen wij ons met hen identificeren en geven zij ons tevens een beeld van ons eigen leven.
Na haar opleiding aan de Rietveldacademie te Amsterdam – afdeling grafiek, illustreren en grafische vormgeving – heeft Bettien onder meer etslessen gehad van Gerard Lutz en schilderlessen van Nol Kroes op de Vrije Academie in Den Haag. Van 1963 tot 1969 werkte zij op het Haags Grafisch Kunstcentrum onder leiding van grafisch kunstenaar en etsdrukker Johan D. Scherft (1891-1969), waar zij haar latere echtgenoot J.P. Scherft leerde kennen.
Haar eerste tentoonstelling werd gehouden bij Galerie Liernur in Den Haag (1963). Het daaropvolgende jaar werd zij lid van De Haagse Kunstkring, waar zij vanaf 1965 verschillende malen heeft geëxposeerd. In 1968 werd zij tevens lid van Ars Aemula Naturae in Leiden, waar zij tot 2003 regelmatig deelnam aan tentoonstellingen, meestal met één of twee anderen. In 1968 kocht het museum De Lakenhal in Leiden tekeningen van haar.
Verder had zij verschillende andere exposities, zoals in ‘Galerie 1623’ in Zaltbommel (1984) en in de gemeentehuizen van Leiderdorp en Warmond. In 1993, ’94 en ’99 werd werk van haar aangekocht door de gemeenten Leiden en Voorschoten. Tweemaal werd een tekening van haar uitgekozen voor de ‘International Drawings Biennale’ in Museum Cleveland in Engeland (in ’86 en ’88). In 1998 deed Bettien mee aan een expositie ‘Tekeningen’ in de Kunstzaal Leo van Heijningen in Den Haag. In maart 2000 werd zij werkend lid van Pulchri Studio in Den Haag, waar zij deelnam aan verschillende leden- en thema-tentoonstellingen. In september 2001 waren haar etsen te zien op de grafiektentoonstelling van Inkt in de Grote Kerk in Den Haag. In februari 2003 had zij een solotentoonstelling bij Pulchri in Den Haag.
Bettien Scherft schreef ook een zestal kinderboekjes, waarvan drie met eigen illustraties. Het laatste kinderboek verscheen in 1994 bij uitgeverij De Vries in Antwerpen en werd in 1999 tevens in het Duits vertaald (titels: De blauwe kakatoe en Ein geheimnisvoller Fall). Behalve deze boekjes schreef zij een 40-tal reisverhalen, voornamelijk voor de Toeristenkampioen van de ANWB. Een zestal door haar geschreven verhalen over de Tweede Wereldoorlog verschenen op de ‘Achterpagina’ van de NRC (in 1997 en 1998).