Het is geen typefout, ook niet een vergissing, maar het is NIEUWS. Jan Holwerda heeft na gedegen onderzoek geconcludeerd dat ‘onze’ Johann David Zocher sr., 6 december 1764 geboren is in Straatsburg en 10 december 1764 gedoopt is al daar. In een artikel in CASCADE Bulletin voor Tuinhistorie, JG. 2023 (nr. 32, p.15 t/m 22), dat vandaag in mijn brievenbus viel, kunt u er alles over lezen.
Tot heden werd aangenomen dat Johann David Zocher sr. in 1763 geboren was in Torgau. De tuinarchitect Leonard Springer had de kleinzoon van Zocher sr., Louis Paul Zocher, in 1895 verzocht of hij wist waar en wanneer zijn grootvader geboren was en 9 juni 1895 ontving Springer het antwoord van Louis Paul, en dat was dat Zocher sr. in Torgau in Saksen geboren was en daarna in Straatsburg met zijn vader woonde en denkelijk in 1780 naar Holland kwam. Jaartal en datum van geboorte worden door hem niet genoemd. Waarschijnlijk is die datum afkomstig uit het Duits Biografisch Woordenboek ‘Thieme Becker’.
In Zocher online zal zeer binnenkort de tekst over het leven van Zocher sr. worden aangepast.
Het blijkt nu dat de kleinzoon de bel heeft horen luiden maar niet wist waar de klepel hing. Jan Holwerda wilde toch wel eens weten op welke bronnen die geboortegegevens waren gebaseerd en kwam dus tot de hierboven al beschreven conclusie. Ik verwijs de nieuwsgierige lezers naar het zojuist verschenen Cascade Bulletin, waarin het artikel van Jan Holwerda is geplaatst.
Geweldig Jan, mijn welgemeende felicitaties voor het onderzoek dat je deed en de conclusies die er uit voortkwamen. Allen lezen!
Het Bloesempark in het Amsterdamse Bos staat volop in bloei. 400 kersenbomen (Sakura) staan te pronken en lokken alle Amsterdammers naar dit prachtige oord. Juliet heeft een moment gevonden vandaag dat er nog niet veel bezoekers zijn. Maar pas op, in het weekend zal dat anders zijn. Gelukkig is de drukte maar ca. 4 weken per jaar, daarna keert de rust weer terug. In het voorjaar kun je er genieten van de prachtige bloesems en het hele jaar door ademt de plek een bijzondere sfeer. In mei zijn de kersenbomen omsloten door een paarse kring van bloeiende rododendrons.
Alweer meer dan twintig jaar geleden, in 2000, is het Bloesempark ontstaan. De betrekking tussen Japan en Nederland bestond 400 jaar en de Japanese Women’s Club schonk om die reden 400 bomen (Prunis × yedoensis) aan de Gemeente Amstelveen. Alle bomen in het symmetrische park hebben een naam gekregen, 200 bomen kregen een Japanse vrouwennaam, en de andere 200 bomen hebben een Nederlandse vrouwennaam gekregen (overgenomen amsterdamsebos.nl).
De door ons bureau ondergetekende petitie (2-11-2020) ‘Geen nieuwbouw in het Borrebos bij Paleis Soestdijk‘ heeft een antwoord opgeleverd.
HET ANTWOORD
Op 24 januari 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State het complete Bestemmingsplan Landgoed Paleis Soestdijk vernietigd. De MeyerBergman Erfgoed Groep liet daarop op 15 maart 2024 weten vooralsnog af te zien van het aanvragen van een nieuw omgevingsplan.
De stichting Behoud het Borrebos is verheugd te kunnen melden, dat de eigenaren van het Landgoed Paleis Soestdijk MeyerBergmanGroep hebben besloten af te zien van alle nieuwbouwplannen voor het binnen het Natuurwerk Nederland gelegen landgoed.
Tezelfdertijd is aangekondigd dat er na komende zomer wordt gestart met de restauratie van het paleis. Met dit opzienbarende nieuws kan er een punt worden gezet achter de petitie ‘Geen nieuwbouw in het Borrebos bij Paleis Soestdijk’.
Voor meer achtergrondinformatie verwijzen wij u naar een op de website van Behoud het Borrebos geplaatste column van onze voorzitter.
Het spreekt voor zich dat wij de meer dan 5.700 ondertekenaars van de petitie zeer erkentelijk zijn voor de door hen betuigde steun aan onze inspanning voor het behoud van de natuur op het Landgoed Paleis Soestdijk!
In Het Nieuws van de Dag: Kleine Courant staat op 16 augustus 1880 te lezen dat de firma J.D. Zocher en Voorhelm Schneevoogt, bloemeisten te Haarlem, is benoemd tot hofleverancier. Niet van Koning Willem III der Nederlanden, maar van Koning Wilhelm I van Pruisen (1797-1888). In 1861 was hij tot koning van Pruisen gekroond en in 1871 tot keizer van Duitsland uitgeroepen..
Het wapen van de Koning van Pruisen en Keizer van Duitsland
Uit: Het Nieuws van de Dag: Kleine Courant, 16 augustus 1880
Deze eer viel te beurt aan Louis Paul Zocher, die veel handelsbetrekkingen had opgebouwd in verschillende delen van Duitsland.
Heeft iemand wel eens de naam van de firma Zocher vermeld gezien (in kranten of tijdschriften of advertenties) met daarbij dit wapen afgebeeld? Het is ons nog niet gelukt helaas.
Kerkhof bij de Sint Lambertuskerk (ontwerp van P. J. H. Cuypers) met unieke calvarieberg.
De Calvarieberg op het kerkhof bij de Lambertuskerk
Deze serie van tien beschrijvingen over kerkhoven en begraafplaatsen wil de lezer ook attent maken op de vereniging Terebinth, die werd opgericht in 1986 en zich inzet voor het behoud van funerair erfgoed in Nederland. Behoud van en aandacht voor waardevolle begraafplaatsen en grafmonumenten staat daarbij voorop.
Dit kerkhof bij de St. Lambertuskerk heeft een hele bijzondere gave calvarieberg boven een aantal grafkelders, waar o.a. jhr. Josephus Franciscus de Kuijper begraven ligt.
“Halverwege de negentiende eeuw beleefde het katholicisme in Zuid-Nederland een opbloei, die gelijktijdig plaatsvond met de toename van industrialisatie en handel. Dit zorgde op bepaalde plaatsen voor een economische opleving en de combinatie van beide gegevens leidde ertoe dat er in die tijd meer katholieke kerken werden gebouwd dan ooit tevoren. De bouwstijl voor religieuze gebouwen was overwegend neogotisch, zoals de neogotische kruisbasiliek, de Sint-Lambertuskerk van de bekende bouwmeester P.J.H. Cuypers, die tussen 1854 en 1863 te Veghel werd gebouwd. Ook aan de aanleg en versieringen van kerkhoven werd veel aandacht besteed.
Al vóór de bouw van de kerk van Cuypers lag er op deze huidige plaats, die besloten ligt tussen de kerk, het Franciscaner klooster en de congregatiekapel, een kerkhof.
In 1873 heeft er kennelijk een aantal veranderingen plaatsgevonden. Toen werd in elk geval één van de pronkstukken van de begraafplaats, een grafkelder met daarop een calvarieberg, naar de huidige locatie verplaatst. Dit monument, dat de berg Golgotha verbeeldt, met op de top Jezus hangend aan het kruis en daaromheen enkele bijbelse figuren, staat nu aan het eind van een eenvoudig padenkruis met in het midden een rondeel.
Tegenwoordig heeft men er vanaf het met vormbomen beplante middenpad vrij uitzicht op, aangezien de neogotische kapel, die vroeger in het midden stond, na verwoestingen in de Tweede Wereldoorlog niet werd herbouwd.
De calvarieberg, stamt al van vóór de bouw van de kerk. In 1852 werden, volgens bewaard gebleven aantekeningen, de stenen beelden vervaardigd door de gebroeders Goossens, beeldhouwers te ’s Hertogenbosch. De Christusfiguur in het midden is echter in gietijzer uitgevoerd, later witgelakt en steekt scherp af tegen de volwassen beuk erachter. Hij wordt geflankeerd door een stenen Maria en Johannes. Een eveneens stenen Maria Magdalena knielt aan de voet van het kruis. Aan de voet van de berg staan twee als Romeinen geklede mannen, voorstellende Judas gekleed als soldaat en de apostel Paulus als Romeins burger. Deze beelden stonden aanvankelijk hoger op de heuvel, direct naast de halfronde nis, waarin het vagevuur is uitgebeeld, met daarin brandende en kermende zielen, uitgevoerd in gepolychromeerde terracotta. Dit ongebruikelijke element verhoogt nog eens de smartelijkheid van het tafereel en maakt deze uitgebreide calvarieberg tot een unicum in Nederland.
De rest van de begraafplaats is op sobere wijze rechtlijnig verdeeld in vakken. Sommige graven zijn rijk versierd met beeldhouwwerk en ornamenten in smeedijzer.”
Opvallende artikelen over tuinen, tuinarchitectuur en tuingeschiedenis.
Vandaag twee artikelen van Wim Meulenkamp die net zijn verschenen.
1. Wim Meulenkamp. ‘Ondernemer van kunstmatige grotwerken: de firma Moerkoert in cementrustiek’. Oud-Utrecht, Jg. 96 (augustus 2023), nr.4. p.17 t/m 21.
Rotspartij Julianapark, Utrecht.
In Wim’s eigen woorden gaat het hierover: ” In 1902 adverteerde de Utrechtse firma Moerkoert voor ‘Grot en Waterwerken, Tunnels, Bruggen, Ruïnes, enz.’ Hieruit spreekt een laatromantisch vocabulaire. Kunstmatige ruïnes en grotten waren toen al een hele tijd passé. Maar Moerkoert gebruikte een uiterst modern materiaal en hanteerde een destijds nog populaire stijl: de zogenaamde cementrustiek. Deze geheel veronachtzaamde stijl en het bijbehorende ambacht ontwikkelde zich in de tweede helft van de 19e eeuw en werd tot in de jaren 1920 gebruikt. Franciscus Johannes Moerkoert was de aanjager van de cementrustiek in Nederland.”
Een voorlopig resultaat van onderzoek over ‘cemetrustiek’, een decoratiekunst. Vader Benjamin en zoon Franciscus Johannes Moerkoert, oorspronkelijk stukadoors uit Utrecht werkten vanaf 1836 door heel Nederland. Er worden in dit artikel een hele serie uitgevoerde werken genoemd die door de Moerkoerts tot stand zijn gekomen, maar helaas tot heden zijn er niet veel meer van over. De meeste mensen nu herkennen deze kunstwerken niet meer, met het gevolg dat vele zijn afgebroken. Wel zijn er op enkele buitenplaatsen nog bruggen en rotsen en een enkele grot van de Moerkoerts bewaard gebleven, meestal op plaatsen waar Henri Copijn en zijn zoon Louis de tuin hadden ontworpen. Als we dus een Copijntuin tegenkomen is het extra opletten geblazen.
2. Wim Meulenkamp. Neogotische experimenten in de tuin. Het Buiten Jg. 5, nr. 14 (juli 2023), p. 28 t/m 32
Neogotische schijnkapel op buitenplaats Beeckestijn. Detail van de Plattegrondkaart van Beeckestijn door J. G. Michael, 1772.
Het artikel begint met te benoemen dat neogotiek niet erg gewild en bekend was in ons land tot ongeveer de jaren zeventig van de vorige eeuw. Wim is al jaren op zoek naar de oorsprong van deze stijl in Nederland en noemt als eerste ontwerper de in Zwitserland geboren Johann Heinrich Müntz, die (mede)verantwoordelijk was voor ontwerpen van o.a. Kew Gardens. In 1763 week hij uit naar Nederland en bleef daar tot 1777. Hij zou heel goed de ontwerper geweest kunnen zijn van de schijnkapel op Beeckestijn (Velsen), want deze doet heel erg aan de stijl van Müntz denken. Dit dus i.t.t. de tot dusver genoemde ontwerper J. G. Michael, die de plattegrond van Beeckestijn tekende en daarom als eerste ontwerper van neogotische gebouwen in Nederland werd gezien.
Veel Nederlandse voorbeelden van vóór 1800 zijn niet aan te wijzen. Genoemd worden nog, naast enkele andere, de (helaas afgebroken) Willemstempel op Het Loo (1786) en de hermitage op Leyduin (1798). In den beginne werd de stijl dus voorzichtig toegepast op tuingebouwen, daarna kunnen we omstreeks 1840 gaan denken aan de Zochers en de Van Lunterens en Roodbaard, en werden ook hele landhuizen in deze stijl gebouwd (bijv. De Schaffelaar) en pas daarna kwam Cuypers met zijn kerkgebouwen in zijn eigen neogotische stijl. Wim duidt tenslotte op het belang van onderzoek over Johann Müntz omdat hij het is geweest die de stijl waarschijnlijk van Engeland naar ons land heeft overgebracht.
(282) Het heeft de Koning behaagd om onze geliefde vrienden dr. Jacques Th. de Smidt, o.a. voormalig voorzitter van de Vereniging Vrienden Amsterdamse Binnenstad en dr. Johan Carel Bierens de Haan, o.a. voorzitter van Tuinhistorisch Genootschap Cascade, op 26 april 2022 te benoemen tot Ridder in de Orde van Oranje-Nassau.
Burgemeester Femke Halsema noemde in het kort Jacques’ verdiensten: “Voor zijn inspanningen voor de stad Amsterdam, de wetenschap, de natuur- en milieubescherming in Nederland en het algemeen maatschappelijk belang. Naast zijn carrière als wetenschappelijk onderzoeker en universitair docent heeft hij zich in de afgelopen 70 jaar op verschillende momenten en op verschillende manieren ingezet voor de natuur-, landschaps- en milieubescherming in Nederland en in Europa”.
Jacques was al heel lang een hele goede vriend uit de studententijd in Utrecht. Naast goede vriend werd hij ook nog eens Carla’s leermeester. Hij begeleidde Carla als docent bij het vegetatiekundig onderzoek van de Kwade Hoek op Goeree (1965) en was voor Feddo een helpende hand bij de vegetatiekundige opnames die gemaakt moesten worden voor zijn onderzoek op Voorne.
Juliet en Jacques hadden weer een andere binding. Beiden waren ze in hun jonge jaren voorzitter van de Nederlandse Jeugdbond voor Natuurstudie (NJN) geweest. De natuur en later de stadsnatuur in Amsterdam ging hun beiden zeer aan het hart. Zoals Femke Halsema ook memoreerde “De Smidt is ook zeer begaan met natuur en biodiversiteit in de stad en is actief lid van de Vereniging Vrienden van de Binnenstad Amsterdam… Hij heeft zich daarbij naast zijn voorzitterschap ook bijzonder verdienstelijk gemaakt door wilde planten te zaaien en te planten rondom tientallen bomen in de binnenstad en voorbijgangers te wijzen op de schoonheid van deze kleine kwetsbare natuur.”
Sinds 2002, precies twintig jaar, is hij ook vrijwilliger bij de Heimans en Thijsse Stichting, waar hij de bibliotheek heeft gereorganiseerd en gedigitaliseerd, zodat deze nu via Internet raadpleegbaar is. Elke vrijdag nog steeds komt Jacques zelf naar de bibliotheek om de bezoekers verder te helpen. Ook de nieuwe aanwinsten worden nauwkeurig door hem bijgehouden.
Wat een mooi besluit om jou als ridder te benoemen Jacques!
Burgemeester Ahmed Marcouch roemde in het Stadhuis van Arnhem de betrokken inzet van Johan Carel Biersn de Haan voor zijn langdurige inzet op het gebied van cultuur-historisch erfgoed, tuinhistorisch erfgoed en voor zijn inzet op sociaal-maatschappelijk gebied zoals zijn functies als bestuurslid en/of toezichthouder op het gebied van het erfgoed en in dienst van de samenleving
Johan Carel doet of deed dit onder andere als bestuurslid, commissielid, project- of toezichthouder voor het Tuinhistorisch Genootschap Cascade, de Stichting Kasteel Amerongen, Stichting Cultureel Erfgoed Geslacht Feith, het Prins Bernhard Cultuurfonds, de Vereeniging Hendrick de Keyser, Europa Nostra en de Sint Nicolai Broederschap in Arnhem. Daarnaast heeft hij een indrukkende lijst van publicaties bestaande uit boeken, bijdragen en artikelen opgebouwd op dit gebied.
Johan Carel, ook wij kennen elkaar al zo lang, de eerste keer dat ik je ontmoette studeerde je nog en iets later was je nog heel erg druk met je promotie over Rosendael. Weer later waren we allebei jaren betrokken bij het Geldersch Landschap, jij als wetenschappelijk medewerker en ik als adviseur in de BAC en tenslotte hebben we beiden in heel verschillende functies onze krachten gegeven voor de tuinen van Paleis Het Loo. We hebben veel van elkaar geleerd en ik ben dus ook heel blij dat je een van mijn voormalige functies hebt overgenomen, namelijk het voorzitterschap van Cascade. Nogmaals Gefeliciteerd, nu door Carla en Juliet, Binnenstad en Buitenleven.
Met het Oekraïense volkslied SJTSJE NE VMERLA OEKRAJINY, in het nederlands vertaald “Oekraïne is nog niet vergaan”, werden gisteren (6 maart 2022) in de hele wereld speciaal georganiseerde benefiet-concerten geopend, om geld op te halen voor de slachtoffers van de oorlog in Oekraïne. De tekst van dit lied werd in 1862 geschreven door een dichter uit Kyiv, Pavlo Tsjoebynsky en een jaar later zette Mychajlo Verbytsky deze tekst op muziek.
Op Internet is te zien dat de zalen overal in het blauw en geel verlicht waren en dat de musici uit respect voor de Oekrainers staand het volkslied ten gehore brachten. De zaal sloot zich daarbij aan en luisterde staand en respectvol naar de nog wat onwennige muziek. In Amsterdam organiseerden Oekraïnse en Russische musici een benefietconcert, de New York Philharmonic bracht deze hymne ten gehore, en overal in Europa klonk dit volkslied, o.a. in Amsterdam, Birmingham, Liverpool, Katowice (Polen), Stockholm, Hamburg (Elbphilharmonie), Lyon, Barcelona, Wenen en Gateshead (England).
Maar ook Concertgebouw De Vereniging in Nijmegen had een prachtig muzikaal programma samengesteld met muziek van onder meer Bach, Beethoven, Pärt en de Oekraïense componisten Arkady Filippenko en Siergiej Bortkiewicz. Hun werken werden uitgevoerd door een keur aan regionale en landelijk bekende musici: SymfonieOrkest Nijmegen, Bachkoor Nijmegen, Trio Borromeo, bestaande uit strijkers van Phion, de Nijmeegse violiste Merel Vercammen en de pianisten Hanna Shybayeva en Christiaan Kuyvenhoven. Laatstgenoemde presenteerde de middag.
In Nijmegen werd door Concertgebouw De Vereniging samen met de Stadsschouwburg (met de voorstelling van Diederik Van Vleuten ‘Moedig Voorwaarts’) een bedrag van €25.000 opgehaald.
Maandagavond 7 maart kun je bij de Nederlandse zenders NPO 1, RTL 4 en SBS6 kijken naar Samen in actie voor Oekraïne. In deze live-uitzending wordt geld ingezameld op Giro 555 voor de oorlogsslachtoffers van Oekraïne.
(252) Op 6 augustus 1945 viel de bom op de Japanse havenplaats Hiroshima; op 9 augustus de tweede bom op Nagasaki. Deze bommen met desastreuze gevolgen voor de inwoners van Japan, luidden het einde van de Tweede Wereldoorlog in ZO-Azië in. Voor mijn man en Juliets vader en voor schoonouders/grootouders was dat een keerpunt in hun leven. Begin jaren zeventig hing onderstaande foto (‘kunstwerk’ en tegelijkertijd ‘waarschuwing’) als behang in onze huiskamer in Heukelum.
Mijn schoonvader Frederik Oldenburger (1899-1975) werkte vóór de Tweede Wereldoorlog als ‘productie-voorman’ op een olieterrein van de B.P.M. (Bataafse Petroleum Maatschappij) aan de oostkust van Borneo (boorterrein Louise, woonadres Hofje 8, Sanga Sanga Dalam, ten zuiden van Samarinda) en enige tijd op het eilandje Tarakan (1e Julianastraat 65). Vanaf 1942 diende hij voor het KNIL (sergeant voor Speciale Diensten der Militaire Luchtvaart, Algemeen Stamboeknummer 157999) op het vliegveld Andir bij Bandung. Begin 1943 kwam hij als krijgsgevange in Siam (langs de spoorweg Birma-Siam) terecht om daar onder de knoet van de Japanners aan de beruchte spoorweg te werken.
Frederik’s Japanse registratiekaart bevat een Romeinse IV (rechtsboven), hetgeen betekent dat hij in 1942 eerst als krijgsgevangene naar Singapore (Changi-kamp) werd gebracht en vervolgens per trein naar Ban Pong (Noordpunt Thailand, het eerste station aan de spoorbaan).
De eerste groepen Nederlanders kwamen in Birma aan in januari 1943 en gingen naar Tarsao en Kinsayok om daar de Birma-Siam spoorweg verder aan te leggen (het eerste stuk werd aangelegd door Engelsen, die in juni-december 1942 naar Thailand gingen). Hoe later men aankwam hoe verder noordwaarts men aan het werk moest. Waar hij precies terecht is gekomen in Birma is ons onbekend. Wel weten we dat hij zich op 17 april 1945 in ieder geval weer in Thailand bevond, in het Kamp Nakon Pathom. Deze datum staat namelijk genoteerd onder een portrettekening die hij daar heeft laten maken door H. Franz.
De plaats Nakon Pathom ligt ongeveer 40 km ten westen van Bangkok. Het kamp Nakon Pathom was sinds februari 1944 een hospitaal-kamp, het grootste in de omgeving van de gehele Birmaspoorweg. Het bestond uiteindelijk uit 50 barakken voor elk 200 man. Gedurende een zekere periode was dit kamp een modelkamp ten behoeve van een inspectie van het Internationale Rode Kruis. In die periode was er gelukkig geen sprake van geschreeuw, of slaag van de bewakers, of buigen voor de Japanners en de bewakers. Vader Frederik was kennelijk op zeker moment zo verzwakt dat hij in dit hospitaalkamp terecht is gekomen. Ook heeft hij ons verteld dat de cabaretier Wim Kan, bekend van zijn Burma dagboek 1942-1945, in datzelfde kamp gevangen zat en voor de kampbewoners heeft opgetreden. Het kampdagboek, gepubliceerd in 1986, staat in onze bibliotheek.
Een kampvriend uit die tijd heeft ons in 1991 de plaats van het nu verdwenen Kamp Nakon Pathom aangewezen, vlakbij Tempel Phra Pathom Chedi in de stad Nakon Pathom. Deze tempel is de hoogste van Thailand en de hoogste Boeddhistische tempel in de wereld. Een schitterend bouwwerk, glanzend in de zon. We hebben jaren geleden al een foto van deze tempel in een familie-fotoboek teruggevonden en hebben de plaats van het kamp met Feddo’s Thaise nicht en haar man, een van de bouwers van het kamp, in 1991 bezocht.
Deze dagen denken we terug aan de verschrikkingen die onze familie in de mannenkampen in Singapore, Birma en Thailand en in de vrouwenkampen op Java (drie verschillende vrouwenkampen: Kamp Tjihapit / Bandung; Kamp Makassar / Batavia en Kamp St. Vincentius / Batavia) heeft moeten doorstaan. Zoals in zoveel families, er werd nauwelijks over gesproken. Gelukkig hebben zij het wel overleefd. Bijna alle eigendommen gingen verloren. Als aandenken aan de verschrikkingen die Frederik heeft moeten doorstaan, resten nog twee KNIL-ordetekenen uit die tijd, die mijn schoonvader na de oorlog heeft ontvangen. Het Herinneringskruis (rechts) werd uitgereikt (opgezonden naar Borneo?) op 24 december 1949, 3 dagen voordat de soevereiniteitsoverdracht van Indonesië in Den Haag werd uitgeroepen.
Hier zijn afgebeeld het Ereteken voor Orde en Vrede (links, met draaggesp), uitgereikt 12 febr. 1949; het Oorlogsherinneringskruis (rechts, met draaggesp), uitgereikt 24 december 1949. Het bijbehorend insigne van het laatste kruis is zoek geraakt terwijl we nog wel beschikken over het certificaat van het insigne). We weten dus zeker dat deze eretekens van Frederik Oldenburger zijn, omdat ook de certificaten bewaard zijn gebleven.
In 1947, na een langdurig verblijf in Nederland, is het gezin Oldenburger weer naar Borneo teruggekeerd. Feddo verliet in de zomer van 1950 zijn geliefde geboorteland, om naar de middelbare school in Nederland te gaan. Vader en moeder en Ledy volgden een jaar later.
HIER. is het kaartje van de Romeinse Limes (in Nederland) te vinden.
Press (+) bovenstaand kaartje om te vergroten. Even ten noorden van Kesteren, aan de noordkant van de Nederrijn dus, is mijn woonplaats. De Rijnbandijk tussen Kesteren en Driel zal zo ongeveer gelijk met de Limes lopen. Ik kan naar de Romeinen zwaaien. Ik ben er dus maar even heen gereden om te zien hoe de reconstructie van de Romeinse wachttoren er nu bij ligt.