Categoriearchief: Binnenstad & Buitenleven

Wat hebben Eduard Petzold en John Bergmans en Gijsbert van Laar gemeen?

Eduard Petzold, John Bergmans en Gijsbert van Laar. Rare combinatie.

Op 25 februari 2023  gaf ik hier als ‘Bericht’ een lijst van artikelen van mijn hand (1975-2017), verschenen in het vakblad GROEN. De wat oudere artikelen (vóór het jaar 2000) blijken in niet erg veel bibliotheken voorradig te zijn. Natuurlijk wel in de Bibliotheek WUR, maar dan weer niet alle gedigitaliseerd.

C.E.A. Petzold. Ontwerp Hof te Dieren. Ontwerpkenmerken van Eduard Petzold makkelijk te onderscheiden

Op verzoek is nu mijn artikel over Petzold’s werken in Nederland (uit 1986) in verband met het Petzold -symposium (11 mei jl.) gedigitaliseerd en nu voor iedereen toegankelijk:

C.S. Oldenburger-Ebbers, ‘De tuin- en landschapsarchitect Carl Eduard Adolf Petzold (1815-1891) en zijn werken in Nederland’in: Groen 42 (1986), nr. 7/8, p. 27-34. De tekst is opgenomen in het e-depot van de Bibliotheek WUR.

Er blijven nu nog 2 ongedigitaliseerde artikelen uit de jaren tachtig en negentig over in de reeks van artikelen die ik schreef over Nederlandse tuin- en landschaps-architecten, namelijk de hierna genoemde artikelen over John Bergmans (uit 1981) en over Gijsbert van Laar (uit 1994).

Ontwerp John Bergmans van villapark Gemullehoeken Oisterwijk. Coll. Bibliotheek WUR, Afd. Speciale Collecties

Ik realiseer me dat later onderzoek natuurlijk veel meer gegevens en wetenswaardigheden (een boek over Bergmans van Johanna Karssen-Schüürmann en Marianne van Lidt de Jeude en vele artikelen over Van Laar van Martin van den Broeke, Arinda van der Does,  Jan Holwerda en last bus not least Wim Meulenkamp)  aan het licht heeft gebracht,  maar vind het toch belangrijk ook deze digitaal toegankelijk te (laten) maken, omdat hiermee kan worden aangetoond dat ieder artikel over een op enig moment nog onbekende grootheid tenslotte toch tot belangrijke publicaties kan leiden. Bovendien  is het altijd interessant te lezen hoe auteurs over bepaalde zaken denken en dachten en oordeelden in een tijdspanne van ongeveer 40 jaar.

  • Drs. Carla S. Oldenburger-Ebbers, ‘De John Bergmans-Collectie in de Centrale Bibliotheek van de Landbouw-Hogeschool’ in: Groen 37 (1981), nr. 10, p. 453-458.
  • Carla S. Oldenburger-Ebbers, ‘De tuinplattegronden van Gijsbert van Laar’ in: Groen 50 (1994), nr. 4, p. 35-39.

Ontwerpkenmerken van Gijsbert van Laar makkelijk te onderscheiden

Ik zal de Bibliotheek WUR vragen ook deze twee artikelen te digitaliseren en in het e-depot Bibliotheek WUR te plaatsen, zodat de studie naar de meest bekende tuin- en landschapsarchitecten van Nederland hierdoor weer completer wordt.

Dit is intussen gebeurd, Zie op deze website onder Publicaties desbetreffende artikelen met een link naar het e-depot WUR.

I.v.m. Bezoek Tuinhistorisch Genootschap Cascade aan Buitenplaats Calorama

Op Midsummernight, 21 juni 2023, gaat Tuinhistorisch Genootschap Cascade Calorama bezoeken. Daarom hieronder de monumenten-beschrijving van park en tuin van deze buitenplaats.

Foto’s van het Cascade-bezoek zijn gepubliceerd in een Bericht dd. 22 juni 2023. Zie daar.

Uit het Monumentenregister: Redengevende omschrijving van het monument park en tuin Calorama te Noordwijk

HISTORISCHE TUIN- EN PARKAANLEG

Kaart Calorama 1871. Coll. Calorama Noordwijk. Foto Spec. Coll. WUR

Deels in structuur en deels in detail bewaard kleinschalige historische tuinaanleg in landschapsstijl daterend uit het midden van de negentiende eeuw.

Deze is grotendeels als lusthof en gedeeltelijk als tuin- en bollengrond in gebruik. Het teelt- annex bollenlandje aan de oostzijde is een laatste restant van de achttiende-eeuwse grootschalige aanleg voor de kruiden- en bollenteelt. De aanleg in landschapsstijl is besloten van opzet. Gebogen lijnen zijn kenmerkend voor de gehele tuinaanleg.

Aan de voorzijde wordt de buitenplaats begrensd door een oude grenssloot, parallel lopend aan de Gooweg. Een strook hakhout schermt het huis van de weg af. Langs deze grenssloot loopt een laan van beuken en eiken die een verbinding vormt tussen Calorama aan de zuidkant van het terrein en het koetshuis aan de noordkant.

Aan de achterzijde wordt het park beëindigt door een duinwal, waarop een slingerwandeling is aangelegd die een markant onderdeel van de tuinaanleg vormt.

Recht voor het huis ligt een tuingedeelte met rododendronaanplant rondom een ronde vijver. Deze aanleg dateert van na het jaar 1842 toen de Gooweg met een bocht om het huis werd gelegd.

Op het gazon staat een zonnewijzer op een geprofileerde hardstenen pijler. Op het gazon naast het huis staat een solitaire linde  (lindestoel).

Achter het huis een bospartij met een slingeraanleg van wandelpaadjes tussen de opgeworpen wallen, waartussen perceeltjes teelland liggen verspreid. Binnen deze aanleg is een sier- en moestuin opgenomen.

Het rosarium is aangelegd in een halve maan-vorm. Deze wordt in het midden doorsneden door een dwarsas bestaande uit een rozenberceau. Het einde van één kant van de berceau wordt gevormd door een solitair staande naaldboom, waar een halfronde buxushaag omheen staat. Naast de rozentuin en achter de tuinmuur ligt de oude moestuin, nu bestaande uit een perceel grasland waarop twee schuren zijn gebouwd. Een ander karakteristiek element van de aanleg is het seringenlaantje. De noordgrens van de tuinaanleg wordt afgeschermd door een beukenhaag aan de ene zijde en een houtwal aan de andere zijde. In het genoemde bos is een cirkelvormige waterpartij met een eilandje en open parkweide gelegen waar enkele solitairen (exotische coniferen) en boomgroepen zijn geplaatst. Vanaf de open weide is een zichtas naar de koepel op de heuvel.

Waardering

HISTORISCHE TUIN- EN PARKAANLEG van algemeen belang:

– als voorbeeld van een kleinschalige aanleg in landschapsstijl uit het midden van de 19de eeuw;

– vanwege het deels bewaard gebleven stramien van de oorspronkelijke teeltgronden en de bijbehorende windsingels;

– vanwege de functioneel-ruimtelijke relatie met de andere onderdelen van de buitenplaats.

(Naast de tuin- en parkaanleg zijn eveneens als monument beschermd het huis Calorama, het koetshuis, twee hekwerken tussen peilers en de moestuinmuur).

Zie ook een uitgebreid artikel van Ronald van Immerseel: ‘De buitenplaats Calorama en zijn park. In: De Woonstede door de eeuwen heen, juni 1998, nr. 118, p. 16-p. 29.

De kapel van Beeckestijn

De kapel van Beeckestijn wordt gerestaureerd door de Ver. Hendrick de Keyser

Kapel Beeckestijn zoals getekend op de kaart van architect J.G. Michael, 12.
Capel Beeckestijn zoals getekend op de kaart van architect J.G. Michael, 1772 

Ik ben zeer verheugd dat de kapelwoning van Beeckestijn wordt gerestaureerd. In 1975 maakte ik kennis met Beeckestijn, met huis en tuinen, omdat de Culturele Raad Noord-Holland en de gemeente Velsen mij als biohistoricus inschakelden bij het vernieuwen van de oostelijke voormalige moestuin. Het ging toen niet zozeer om een reconstructie van het tuinontwerp van die moestuin uit 1772, maar meer om een invulling met groenten en kruiden, die in 1772 in gebruik waren. Ik vond in dat verband in de Stadsbibliotheek van Haarlem de Catalogus Plantarum quarum usus in re medica horti medici Harlemensis, uitgegeven in Haarlem in 1784, met een voorwoord van W. Kent.

Na de jaren zeventig ben ik als groen-adviseur van de Culturele Raad NH lang bij de vernieuwing van de tuinen van Beeckestijn betrokken gebleven totdat de Vereniging Natuurmonumenten en de Vereniging Hendrick de Keijser aantraden als nieuwe eigenaren van resp. tuinen en huis. In het Jaarboek Monumentenzorg 1998 schreef ik een artikel als resultaat van mijn onderzoek en bemoeienissen, getiteld De Cascade-methode als waardestelling voor historisch groen. Case-study: Het ‘ideale’ Beeckestijn. Nu ik dit artikel herlees, zie ik (na 25 jaar) dat destijds nieuwe ideeën en gegevens (kijk niet alleen naar de ontwikkeling van huis en tuin, maar zoek ook in breder verband naar achtergronden die hebben kunnen bijdragen tot die ontwikkeling), zijn aanvaard en dat verheugt mij.

In verband met de bouwstijl van deze kapel, de neogotiek, is er veel over dit bouwwerkje te melden. Het zou het eerste neogotische gebouw in Nederland (kunnen) zijn, in het eerste park in landschapsstijl in Nederland. Maar ook J.H. Müntz  dingt dan mee. Wim Meulenkamp gaat over hem in het eerstvolgende nummer van het tijdschrift ‘Het Buiten’ een artikel publiceren.

Wij wensen de Ver. Hendrick de Keyser succes met deze belangrijke restauratie.

Rijksmuseumtuin en Richard Long

(tekst gedeeltelijk overgenomen van website Rijksmuseum):

“Voor de tiende editie van de jaarlijkse beeldententoonstelling heeft het Rijksmuseum de Britse kunstenaar Richard Long uitgenodigd. Zijn werk bestaat uit subtiele ingrepen in het landschap vaak gemaakt op de meest afgelegen plekken ter wereld. Nu zijn zijn werken gewoon te zien in de tuinen van het Rijksmuseum.

LOPEN LANGS LIJNEN

Long maakte voor het Rijksmuseum acht werken, waarvan zes nieuwe. Vier van zijn werken bestaan uit elementaire, abstracte vormen in gras. Door de natuurlijke groei van het gras wordt het contrast in de zomermaanden steeds groter. Na verloop van tijd verdwijnen de kunstwerken weer als ze worden opgenomen in de omgeving. Foto’s en teksten blijven dan de enige tastbare herinneringen aan dit werk. Met dit werk voor het Rijksmuseum keert Long terug naar hoe zijn carrière ruim 50 jaar geleden begon. In 1967 brak hij door met A line made by walking: een rechte lijn in hoog gras die ontstond door steeds opnieuw heen en weer te lopen.

K EIEN

Richard Long at the Rijksmuseum Amsterdam 2023

Naast de werken in gras, maakte Long twee monumentale stenen sculpturen voor het Rijksmuseum. Het zijn maaskeien die door de rivier naar de monding in de Noordzee zijn vervoerd. In de Voorhal zal een lange rivier van rode Indiase steen over het vloermozaïek van Cuypers te zien zijn.Een cirkel van verschillende gekleurde stenen vind je in het hart van het atrium. We raden je aan om dit werk ook van bovenaf te bekijken.”

Zover de tekst van het Rijksmuseum. Zowel buiten in de tuinen als binnen in de Voorhal van de Eregalerij bestaat het kunstwerk dus eigenlijk uit een samengaan van het werk van Long en het werk van Cuypers.
AANTASTING VAN BESCHERMD MONUMENT?
Richard Long at the Rijksmuseum Amsterdam 2023
Je zou je wenkbrauwen even kunnen ophalen, want je kunt je afvragen, worden de tuinen van Cuypers niet geschaad en is dit niet een aantasting van een beschermd monument? Eigenlijk wel natuurlijk, maar het is maar tijdelijk, en het levert een kunstwerk op dat vanzelf weer door de omgeving wordt opgenomen. Daarom is het volgen in de tijd wel zeer belangrijk, en raadt het museum aan ook het kunstwerk in de tuinen van boven te bekijken.
OMSCHRIJVING RIJKSMUSEUMTUIN IN HET MONUMENTENREGISTER
Voor de monumentenbeschermers onder ons haal ik hieronder (ter overdenking) nog even de inleiding van de beschrijving van de tuinen  uit het Monumentenregister aan: “Museumtuin met hekwerken en bouwfragmenten naar ontwerp uit 1884 van P.J.H. Cuypers. De nagenoeg symmetrische vorm van de omtrek van de tuin wordt in hoofdzaak bepaald door de situatie ter plaatse: begrensd door de Stadhouderskade, Hobbemakade, Hobbemastraat en Jan Luijkenstraat, en van noord naar zuid doorkruist door de Museumstraat. De tuin is aangelegd tussen 1884 en 1916, overwegend in een historiserende stijl waarin verschillende oud-Nederlandse tuinstijlen werden gecombineerd”.

Kleurontwerpen van gevelwand Claes Claesz. Hofje en Egelantiersgracht 15 Amsterdam uitgevoerd

KLEURONTWERPEN

Zoals onder onze websiteknop KLEUR te lezen valt, maken wij op grond van (architectuur)historisch onderzoek, praktische kennis van historische pigmenten en ‘quickscans’ naar nog aanwezige oude verflagen, kleurontwerpen en doen wij onderzoek naar de ontwikkeling van het kleurgebruik in de architectuur, zowel naar afzonderlijke panden als naar stads- of streekbeelden als geheel, met name dat van Amsterdam.

Egelantiersgracht 15 (middelste huis). Kleurontwerp Juliet Oldenburger, 2023

Onlangs zijn twee projecten afgerond, i.e. een hele gevelwand van vijf huizen in de Egelantiersstraat (24-50), behorend tot de Stichting Claes Claesz. Hofje,  evenals een woonhuis aan de Egelantiersgracht (15), eigendom van Stichting Diogenes-Amsterdam, zijn naar nieuwe kleurpatronen opgezet. De kleuren zijn verhelderd en aangepast in vergelijking met de renovatie-kleuren uit de jaren zestig. Beide kleurontwerpen zijn gemaakt door Juliet Oldenburger. Dat van het Claes Claesz. Hofje  is te vinden op deze website, onder de knop KLEUR.

Deel gevelwand Claes Claesz. Hofje, naar kleur-ontwerp van Juliet Oldenburger. Uitgevoerd 2023. Foto Carla Oldenburger

Het grachtenhuis (gebouwd in het eerste kwart van de 18de eeuw) aan de Egelantiersgracht bevat een vroeg-18de-eeuwse gevelsteen voorstellende een timmerman met gereedschappen en een kruiskozijn, met de tekst DE IONGHE TIMMERMAN.

Het Claes Claesz. Hofje bestaat als complex pas sinds 1973. Het is een nieuwe samengestelde eenheid bestaande uit huisjes van het oorspronkelijke Anslo’s hofje (1626 en later) en omringende bebouwing. De ingang van het Claes Claesz. Hofje is een poortje (met boven de deur een gevelsteen met de naam ANSLO’S HOFJE), links van het huis Egelantiersstraat 24. Achter de gevels ligt een binnentuin, waar we de kleuring van het houtwerk  rondom de tuin al een jaar eerder hebben geadviseerd. Het Anslo’s Hofje is een van de oudste hofjes van Amsterdam.

Zowel het ‘Anslo’s Hofje’ als het grachtenhuis ‘De Jonghe Timmerman’ zijn rijksmonument.

Nut boven schoonheid of schoonheid boven nut?

Wat prevaleert in dit geval? Het openhouden van een zichtlijn tussen Huize De Tangh en de Rijn OF het aanleggen van een wijngaard op die zichtlijn, op de plaats van een vroegere tabaksplantage?

Boven: Tegenwoordige zichtlijn op Huize De Tangh vanaf de Utrechtsestraatweg. Het huis is nu nog zichtbaar -de wijnstronken zijn eind april geplant-, maar dat zal niet lang meer duren. Foto Carla Oldenburger, 2023

Vanmiddag (24 mei 2023) reed ik langs de Utrechtsestraatweg van Rhenen naar Amerongen. Je passeert dan het bijna 100 jaar oude Huize De Tangh even buiten Rhenen aan je rechterhand, terwijl je de zichtlijn -van het huis naar de Rijn- kruist. Aan je linkerhand is er dus zicht op de (uiterwaard van) Rijn.

Het huis is gebouwd in 1927 o.l.v. de Wageningse architect J.B. van der Haar, in opdracht van de eigenaar, destijds huisdokter van Rhenen, William Waller. Hij had de  bouwgrond al gekocht in 1920, om daar ter plekke een nieuw huis te laten bouwen in koloniale (Kaapse) stijl.

Boven: Zicht vanaf de Utrechtsestraatweg op (de uiterwaard van) de Rijn bijna dichtgegroeid. Foto Carla Oldenburger, 2023

Vroeger was de situatie anders, vooral een veel meer open zicht op de Rijn en grazende koeien in de voorweide (nog vaag te zien op de oude foto). Zie hieronder een archieffoto met zicht vanaf het terras voor het huis  op de Rijn.

De grond loopt af naar de Rijn, dus vanuit het huis zal de Rijn nog wel even zichtbaar blijven, maar vanaf de Utrechtsestraatweg opkijkend naar het huis, zal het zicht op het huis gedeeltelijk verdwijnen. Het huis en het landgoed zijn niet beschermd als rijks – of gemeentelijk cultuurmonument, maar zeker is dat het zicht op de Rijn wel een hele belangrijke rol gespeeld zal hebben bij het bepalen van de locatie voor de bouw van het huis. De “genius loci” is hier alles bepalend, en daarom is m.i. het aanleggen van een wijngaard op deze plaats geen goed idee geweest.

In 2020 is een boek over de geschiedenis van huis en landgoed De Tangh verschenen en historisch gezien heel terecht heeft dit boek de volgende titel meegekregen: Genius Loci. Landgoed De Tangh. Ontstaan en geschiedenis van een familielandgoed en buitenplaats in Rhenen op de zuidflank van de Utrechtse Heuvelrug. Auteurs Stef van Doesburg, Ronald van Immerseel, Merel Haverman e.a.. Rhenen, 2020.

In vroeger tijden -zo is bekend, maar ik heb er geen archiefstuk van gezien- lag voor het huis een tabaksplantage. Dergelijke plantages waren een heel normaal verschijnsel in de hele omgeving en de “straatnaam” Plantage Willem III, iets verderop langs de Utrechtsestraatweg, herinnert daar nog aan. Het is wel aannemelijk dat er tijdelijk in de voorweide een tabaksplantage is geweest, maar een open weide voor het huis met grazende koeien of herten (denk aan Engelse landscape gardens in vorige eeuwen) zal het huis toch zeker een voornamer aanzicht hebben gegeven. Vandaar dat de laatste jaren de Lakenvelders in de voorwei een schitterend beeld opleverden en ik dat beeld liever in gedachten houd dan deze onlangs aangeplante zicht-verhinderende wijngaard.

 

 

 

 

 

Boven: Lakenvelders in de voorweide. Foto Carla Oldenburger, 2014

Het is erg jammer dat nog steeds niet bekend is of er een landschapsarchitect zich met deze aanleg heeft bemoeid. Ook is mogelijk dat William Waller, geholpen door de architect J. B. van der Haar, zelf de locatie van het huis heeft bepaald en de huisplaats op de zichtlijn heeft aangegeven. En de achtertuin (in formele stijl), met muurwerk tegen het wild en tegen de noordenwind (?) inclusief een rosarium zou misschien ook wel van zijn eigen hand kunnen zijn. Ik heb wel eens in een lezing voor de Historische Vereniging van Rhenen en Omstreken de naam van de lector Tuin-architectuur aan de Rijks Landbouw Hooge School (opvolger van Leonard Springer) in dit verband laten vallen als mogelijke ontwerper, omdat hij juist in tegenstelling tot Springer, graag in formele stijl werkte. Maar voorlopig zal het antwoord op dit raadseltje nog wel even onopgelost blijven.

 

Zijn naam is Hendrik Francois Hartogh Heys van Zouteveen (1870-1943), bekend in Wageningen en daarbuiten. Hij was o.a. een van de oprichters van de Bond van Nederlandse Tuinarchitecten in 1922. Volg de groene link hierboven voor zijn uitgevoerde werken, voorzover bekend.

U zult het al wel begrepen hebben. Als antwoord op de gestelde vraag in de titel, gaat mijn voorkeur uit naar “Schoonheid boven nut”. Dat zal het antwoord ook zijn van iedere tuinarchitect, als het gaat om een buitenplaats of villatuin, omdat een zichtlijn, gekoppeld aan de locatie van het huis,  primair en heilig is in een tuinontwerp.

Frieda Hunziker (1908-1966). Tentoonstelling Stedelijk Museum Schiedam

Tentoonstelling Stedelijk Museum Schiedam, t/m 3 september 2023. Gewijd aan een reis die Frieda Hunziker maakte op uitnodiging van de KLM naar Curacao.

Wikipedia: “In de winter van 1951-’52 werkte en verbleef Hunziker op uitnodiging van de KLM een aantal weken op Curacao. Zij woonde er in het tuinhuisje van het Curaçaos Museum in Willemstad. De inspiratie die Hunziker hier opdeed vond eerst een uiting in tekeningen en aquarellen, maar deze eerste versies werden later verwerkt in schilderijen. De ervaringen die zij in Curaçao op deed, leidde ertoe dat haar werken nog fellere kleuren gingen bevatten”. Haar abstracte schilderijen doen sterk denken aan de werken van de Cobra-groep.

Ik was ooit in het bezit van een stilleven van Frieda (als ik me goed herinner met een meloen en met Oost-Indische Kers), dat in tegenstelling tot de door haar kleurige Curacao’se periode, helemaal niet zo kleurig was en wel figuratief.  Het was een aquarel, die ze naar ik aanneem op  de Academie had vervaardigd, in ieder geval was het een zeer Academisch werk, een stilleven (vruchten) op een tafel, zeer licht van kleuring.

        Vriendinnen Frieda Hunziker (links, foto Eva Besnyö, 1958) en mijn moeder Mies Amse (rechts, foto Jan Ebbers)

Hoe ben ik aan dat stilleven gekomen? Dat was een cadeau van Frieda aan haar vriendin, mijn moeder, Mies Amse (1908-1978). Beide dames waren in 1908 in Amsterdam geboren, en hebben hun schoolopleiding in Amsterdam genoten. Misschien zaten ze bij elkaar op school, helaas weet ik dat niet. Wel weet ik dat hun vriendschap tot Frieda’s dood heeft geduurd, want ik herinner me dat mijn moeder bij haar in Buitenveldert nog op bezoek ging, terwijl Frieda daar alleen maar haar laatste levensjaar (toen al een paar jaar ziek) heeft gewoond.

Vele schilderijen van Frieda bevinden zich in het Stedelijk Museum in Amsterdam.

Plattegrond van de buitenplaats Bosch en Hoven (1765?) met hermitage

In het Bulletin KNOB 120 (2021) 2,  is een interessant artikel te lezen over ‘hermitages’ (kluizenaarshutten), getiteld De architectuur en beleving van de hermitage (1770-1860): de hut, de heremiet(pop) en de hang naar eenzaamheid in de Nederlandse Landschapstuin. Auteurs Hanneke Ronnes, Wouter van Elberg en Merel Haverman. De vraagstelling wordt uitgebreid behandeld. Mij vielen enige details op , die ik tot heden niet zo duidelijk had opgemerkt.

Plattegrond van buitenplaats Bosch en Hoven. Toegeschreven aan J. van Varel, 1765. Hermitage binnen rode cirkel. (Noord-Hollands Archief)

In de Springer Collectie in Wageningen UR bevindt zich ook een afbeelding (zwart/wit foto) van boven afgebeelde kaart van Bosch en Hoven, en daarbij twee details, waarvan één met detail van het eiland met de hermitage.

                                       Detail met eiland en hermitage. 

Wat ik, door het vergelijken van deze twee afbeeldingen (de gekleurde uit het NH Archief en de zwart/wit foto uit de tijd van Springer) nooit eerder zo duidelijk had gezien (vergroot de zwart/witfoto door te tikken op groene ondertitel),  was dat een brug naar het eiland leidde en dat deze hermitage bestond uit een hutje, geplaatst in een duidelijk gemengd bosje met loofhout en een conifeer. Verder is het opvallend dat deze kaart uit 1765 dus naar we nu mogen aannemen, een van de allereerste hermitages in Nederland afbeeldt en dat de kaart zelf evenals de kaart van Beeckestijn (Velsen) een van de eerste Nederlandse tuinen in landschapsstijl afbeeldt, ook al is nog niet de hele buitenplaats in die stijl aangelegd. Op de stijl afgaande (geometrische hoofdtuin en details in landschapsstijl) zou je zelfs kunnen denken dat deze aanleg evenals die van Beeckesteijn ook door J.G. Michael is ontworpen.

Zo ging ik ook opzoek naar andere vroege miniatuur-afbeeldingen van hermitages, zoals op buitenplaats Soelen. Dat viel tegen. In een brief uit 1808 werd een inmiddels verdwenen hermitage, thans grafmonument, op de Essenheuvel vermeld, en daarnaast kersenboomgaarden en een essenbos. Er bestaat een kaart van de buitenplaats Soelen uit 1805, dus hier ook op zoek naar de hermitage op de Essenheuvel. De enige heuvel op Soelen ligt in het gebied van het vroegere Huis Aldenhaag, maar de kaart is of te kleinschalig of de hermitage is al in 1805 verdwenen. Ter controle werd ook nog even op de kadasterkaart (1811-1832) gekeken, maar zonder resultaat.

Huis Zoelen (aan het eind van de oprijlaan, in het midden) en Huis Aldenhaag (links van de ditel op de kaart).  1805

Kadasterkaart Aldenhaag, 1811-1832. Op deze kadasterkaart                   is te zien dat de hermitage op het eiland van Aldenhaag is verdwenen.Noorden links

Na deze speurtocht ga ik toch nog eens op zoek naar oude historische hermitages, met de lijsten uit het KNOB-artikel als uitgangspunt.

Met dank aan Jan Holwerda.

Vrienden maken nieuwe vrienden.

De ‘Vereniging Vrienden van de Amsterdamse Binnenstad’, opgericht in 1975, is een actie gestart onder het motto ‘Vrienden maken vrienden’.

Het doel van de vereniging is het behoud en herstel van de historische bebouwing en het stedenbouwkundig karakter van Amsterdam, met name in de binnenstad, het bevorderen van een goed woon- en werkklimaat en het verbreden van de kennis van Amsterdam.

Het orgaan van de vereniging is het tijdschrift ‘Binnenstad’. De contributie is €35,00 per jaar, voor jongeren onder 25 jaar €20,00. Als u zich opgeeft via ons e-mailadres (oldenburgers2@gmail.com) krijgt u het boekje ‘Amsterdamse Stijlkamers’ van Hans Tulleners van ons cadeau.

Wij zijn trots op onze laatste publicatie in Binnenstad:
Carla en Juliet Oldenburger. De Zochers en het Frederiksplein, Binnenstad Jg. 57, nr. 310 (jan. / maart 2023), p. 8-11.

Artikel De Zochers en het Frederikspark. In het zojuist verschenen nummer van Binnenstad Jg. 57, nr. 310 

WAT BETEKENT WEBARCHIVERING DOOR DE KB, NATIONALE BIBLIOTHEEK

   

(grotendeels overgenomen van website KB)

Onze website wordt vanaf 21 maart jl. -als lentegroet-  door de Koninklijke Bibliotheek gearchiveerd. We zijn daar erg blij mee, omdat www.oldenburgers.nl nu een ‘duurzame’ website is geworden  en bewaard wordt voor altijd.

Het Webarchief KB is een archief met een selectie van Nederlandse websites vanaf 2007. Het bevat op dit moment ongeveer 22.730 sites op het gebied van Nederlandse geschiedenis, taal, cultuur en overheidswebsites en bijna 80 terabyte aan data. Webarchivering is het bewaren van websites voor later. De KB bewaart websites in de webcollectie – duurzaam en voor altijd. Een webcollectie is een verzameling websites die in de bibliotheek worden bewaard. Zo kunnen we zien hoe de digitale cultuur van vroeger eruitzag. Het webarchiveringsteam selecteert en bewaart websites. Ook maakt het team speciale webcollecties met thema’s die nu spelen. Lees meer over deze expertise van de KB en bezoek het Webarchief (alleen binnen de leeszalen van de KB).

Uitleg in filmpjes over webarchivering door de conservator van de KB Kees Teszelszky, conservator Digitale Collecties.