Categoriearchief: Binnenstad & Buitenleven
10. Erebegraafplaats Bloemendaal / Overveen aan de Zeeweg
10. Erebegraafplaats aan de Zeeweg te Bloemendaal / Overveen. Ontwerpers Gerard Holte en Auke Komter
Dit is de laatste begraafplaats die ik bespreek uit de serie van 10 beschrijvingen, gemaakt om de aandacht van lezers te trekken, in verband met een groot bestuursleden-tekort bij de Ver. Terebinth. Hopelijk zullen enige mensen na deze serie de gelederen van Terebinth willen gaan versterken.
Plattegrond (boven) en vogelvlucht (beneden) van Erebegraafplaats Bloemendaal / Overveen
Aan de Zeeweg -naar ontwerp van de tuinarchitect Leonard Springer-, in de duinen van Bloemendaal, ligt een stemmingsvolle begraafplaats met 373 graven van verzetsmensen uit de Tweede Wereldoorlog. De vlakke plattegrond van de begraafplaats golft niet mee met het duinlandschap, maar lijkt als het ware hierin uitgehouwen te zijn. Het ontwerp is van de architecten Gerard H.M. Holt en Auke Komter. Beiden behoren tot de moderne stroming in de architectuur. Komter was onder anderen leerling van Le Corbusier. De gedenkstenen liggen in ongelijke vierkante of langgerekte vakken met lage beplanting, die zijn omzoomd door een natuurstenen bestrating. De gehele begraafplaats is ommuurd met een lage muur. Als steensoort werd Maulbronner zandsteen gebruikt, harmoniërend met de zachtgele kleur van de duinen. De partij was afkomstig van het niet-gebouwde museum dat op de Hoge Veluwe, het landgoed van het echtpaar Kröller-Müller, gebouwd zou worden. Alle stenen zijn liggend en gelijkvormig. Nergens zijn ornamenten aangebracht. Men heeft hiermee tot uitdrukking gebracht dat in het verzet allen hetzelfde doel nastreefden en dat de dood ten slotte ook allen gelijkmaakt. In een bronzen urn, ontworpen door L.O. Wenckenbach bevindt zich as van de stoffelijke overschotten van gefusilleerden, afkomstig uit het crematorium te Driehuis-Westerveld en uit de verbrandingsoven van het concentratiekamp Vught.
Als adviseur voor de beplantingen, traden Jan Thijs Pieter Bijhouwer en Lous van Koolwijk – van Weydom Claterbos op. Men vulde de vakken met voornamelijk laagblijvende beplanting van bodenbedekkers en andere vaste planten en grassen, zoveel mogelijk afgestemd op de schrale duingrond. Deze beplanting werd echter verwaarloosd en in 1967 werd de Erebegraafplaats geheel opnieuw beplant door de Heidemij.
De luidklok dateert uit het jaar 1647 en is afkomstig van het voormalige Bloemendaalse raadhuis te Overveen. De tekst op de in 1953 onthulde herdenkingsplaten is van de verzetsstrijder H.M. van Randwijk. In de duinen zijn nog vijf belangrijke vindplaatsen van gefusilleerden gemarkeerd. Bekende verzetsstrijders, die hier begraven werden, zijn: Jannetje Johanna Schaft ‘Het meisje met het rode haar’, de enige vrouw die door de Duitsers werd geëxecuteerd en Gerrit Jan van der Veen.
Voor meer beschrijvingen van begraafplaatsen en kerkhoven in Nederland, zie ook:
Gids voor de Nederlandse Tuin- en Landschapsarchitectuur, 4 delen, Rotterdam 1995-2000 / Carla Oldenburger-Ebbers e.a.
9. RK Begraafplaats Noordwijk en Maria Montessori
9. Buitenplaats Calorama, RK Begraafplaats en Maria Montessori (1870-1952)
Graf Maria Montessori (1870-1952) op de RK Begraafplaats te Noordwijk. Foto Marthy van Bohemen
in deze beschrijving in het kader van een serie voor Terebinth, vind ik het belangrijker de lezer te attenderen op het feit dat begraafplaatsen ook wel op delen van buitenplaatsen werden aangelegd en ook wil ik graag uw aandacht vragen op een wel heel bijzonder persoon die hier begraven ligt, Maria Montessori.
Op 21 juni jl. bezocht een groep van het Tuinhistorisch Genootschap Cascade de buitenplaats Calorama aan de Gooweg. We kregen een uitgebreide inleiding van Ir. Peter Verhoeff over de geschiedenis van de buitenplaats. Hierdoor werd het ons al gauw duidelijk dat grote stukken van de plaats in de loop van de tijd verkocht zijn, o.a. de grond ten noordoosten van de tegenwoordige buitenplaats t.b.v. een RK Begraafplaats.
In de winter van 1887-1888 is de uitvoering gestart als werkverschaffingsproject. Uiteindelijk zijn de kapel en de begraafplaats in mei 1889 in gebruik genomen. In 1923 werd de begraafplaats uitgebreid, weer als werkverschaffingsproject, deze keer verricht door werkeloze vissers. Tussen de hoofdingang en de kapel staan in een cirkel twaalf grote beuken, ook wel de twaalf apostelen genoemd. Daarbinnen ligt het grafmonument voor de priesters van de parochie.
Tegen ‘de rug’ van het priestergraf is een bijzonder monument, gevormd door keitjes, waarop namen staan geschreven. Het is een gedenkplaats voor ongedoopte kinderen die vroeger (tot in de jaren zestig van de twintigste eeuw) volgens het katholieke geloof niet in gewijde aarde begraven mochten worden.
Vanaf de hoofdingang gezien rechts van het priestergraf is de laatste rustplaats van Maria Montessori. Zij is bekend vanwege de onderwijs-methode die zij ontwikkelde. Kinderen werd al vroeg geleerd hun eigen verantwoordelijkheid te dragen. Maria is geboren in Italië en was de eerste vrouwelijke arts van dat land. In 1904 werd zij benoemd tot hoogleraar in de antropologie aan de Universiteit van Rome. Zij bekleedde die leerstoel tot 1916. Omstreeks 1934 verliet ze Italië, omdat dictator Mussolini de Montessorischolen liet sluiten. Ze ging in Spanje werken, waar de burgeroorlog in 1936 haar dwong ook dat land te verlaten. Zo kwam zij in Nederland terecht, in de Baarnse villa van de ouders van Ada Pierson, de latere echtgenote van de zoon van Maria. Na de Tweede Wereldoorlog speelde zij een belangrijke rol in de internationale verbreiding van de montessorimethode. Maria Montessori overleed onverwachts op 6 mei 1952 tijdens een verblijf in het vakantiehuis van de familie Pierson in Noordwijk. Daar werd ze ook begraven, overeenkomstig haar wens als wereldburgeres te worden begraven op de plaats waar zij stierf. Haar graf bestaat uit een gebogen muur met daarop aangegeven haar naam, daarboven drie symbolen, een Grieks kruis omgeven door een Alpha, en een Omega, voorstellende naar ik denk Christus in eeuwigheid. Onder haar naam haar jaartallen en een Italiaanse tekst, die in het nederlands vertaald luidt:’ Ik vraag de lieve en machtige kinderen om samen met mij te bouwen aan de vrede in de mens en in de wereld’.
Voor de kapel, aan de linkerkant, liggen oude graven uit de beginperiode van de begraafplaats. Ze zijn duidelijk te herkennen aan de grote kruizen op de graven. Achter de kapel begint het jongste gedeelte van de begraafplaats. Hier staan veel moderne grafstenen, waarbij voldoende ruimte wordt gelaten aan een persoonlijke voorkeur van de familie.
Jenny Bierenbroodspot – Rudolph
Jenny Bierenbroodspot-Rudolph (1941-2023)
Maandag 7 augustus jl. is heel plotseling mijn lieve monumenten-vriendin Jenny Bierenbroodspot overleden. Zij werd gisteren op haar lievelingsbegraafplaats De Nieuwe Ooster gecremeerd. Omdat verschillende mensen mij aanspraken dat ik zo’n aardige en overzichtelijke ‘In Memoriam’ had geschreven (voor de website van Tuinhistorisch Genootschap Cascade), niet vanuit de gebouwde-monumenten-wereld waarin zij gouden sporen heeft verdiend, maar specifiek vanuit de ‘historische-tuinen-wereld’, wil ik deze toch ook nog maar op onze eigen website plaatsen. Bij deze.
Onbegrijpelijk, zo’n vitaal, opgewekt en altijd positief persoon. De Amsterdamse monumenten-wereld was en is nog steeds in shock. Ze was er juist zo trots op zo gezond te zijn, tenniste nog (zelfs competitie), fietste nog (valt niet mee in Amsterdam), en reed met het grootste gemak even naar Oost-Duitsland om bijvoorbeeld de tuinen van Muskau te bezoeken.
Jenny ging in 1961 sociale geografie in Amsterdam studeren en studeerde af in historische geografie. In de jaren zeventig kwam zij als vrijwilliger bij Heemschut op de redactie te werken. Daar kwam zij ook in contact met de NV Stadsherstel Amsterdam en de Stichting Diogenes (en de vrienden van deze stichting, de Ver. Vrienden Amsterdamse Binnenstad), beide instellingen begaan met de verloederde Amsterdamse binnenstad. Nog iets later, in 1980, kwam de Nederlandse Tuinenstichting tot stand, zich realiserende dat huis en tuin een eenheid vormen.
Als historisch geografe was zij zich al vroeg in de jaren zeventig bewust van de historische structuur van de stad Amsterdam. Zij ijverde toen (samen met Geurt Brinkgreve, oprichter van Stadsherstel en van St. Diogenes) voor het weer open graven van gedempte grachten en tegen het parkeren in keurtuinen (de tuin van het Huis Bartolotti was de aanleiding).
Jenny deed haar intrede in de Monumentenraad (later de Raad voor Cultuurbeheer en nog weer later de Raad voor Cultuur) begin jaren tachtig. Deze Raad is het wettelijke adviesorgaan van de regering en het parlement op het gebied van kunst, cultuur en media, en laat zich door tijdelijke commissies voorlichten over bepaalde onderwerpen. Jenny zat in de Raad en na enkele jaren trad zij ook toe tot de Raadscommissie Buitenplaatsen, die in 1978 was opgericht. De taak van de Raad was de minister te adviseren over de eventuele rijksbescherming van buitenplaatsen, op grond van nog aanwezige historische tuinontwerpen en -plattegronden en de waardering daarvan in het veld. Het was een taak waar de commissie tot 1996 mee bezig is geweest. Bijna alle buitenplaatsen in Nederland zijn toen bezocht en Jenny’s kennis en enthousiasme voor historische tuinen is toen ontstaan. Vanwege haar verdiensten voor de Raad voor Cultuur en voor Amsterdam werd Jenny in 1997 benoemd tot ridder in de Orde van Oranje Nassau.
Burgemeester Schelto Patijn speldt Jenny de ridderorde op, 1997
In het spoor van de oprichting van bovengenoemde organen, werden na 1980 veel meer verenigingen en stichtingen tot bescherming van historische (tuin)architectuur opgericht, zoals het Cuypersgenootschap in 1984 (19de-eeuwse architectuur), Ver. Terebinth in 1986 (historische begraafplaatsen), St. Tuinhistorisch Genootschap Cascade in 1987 (historische tuinen en parken) en de Donderberggroep in 1993 (follies, vermaaksarchitectuur e.d.). Van alle is Jenny enthousiast en trouw lid geweest. Voor het Cuypersgenootschap heeft ze in de redactie van De Sluitsteen en van het Jaarboek gezeten; in die ‘functie’ zijn door haar onaflaatbare inzet (samen met anderen) onder meer de Posthoornkerk, de Vondelkerk en de Duif van de sloop gered. Ook speelde zij een belangrijke rol in het behoud van het Binnengasthuisterrein.
Na en naast haar nieuwe studie kunstgeschiedenis (1998-2007) bleven al deze mooie onderwerpen Jenny bezighouden. Het aantal ‘met anderen geredde’ gebouwen is niet te overzien. Ook schreef ze met Margriet de Roever het standaardwerk De Begraafplaatsen van Amsterdam, (2004).
Het enige initiatief dat niet gelukt is – maar dat lag niet aan Jenny – is de oprichting van het Nederlandse Tuinmuseum. Een stichting met die naam is wel opgericht en er is hard naar een ruimte gezocht (Huis Elswout, een schuur in het Vondelparken en kasteel Loenersloot hebben de revue gepasseerd), maar het was nog te vroeg en de in aanmerking komende instanties waren nog niet rijp voor dit idee. Een schone taak en geheel passend in de geest van Jenny is dus nog voor het Tuinhistorisch Genootschap Cascade weggelegd.
Tenslotte, haar familie was haar alles. Onze gedachten gaan uit naar haar kinderen en kleinkinderen en verdere familie, aan wie ze zoveel liefde heeft gegeven. Lieve Jenny, we zullen je missen.
Verder lezen? Zie o.a. de artikelen in het tijdschrift Binnenstad:
[Rapport inzake de demping van de stadswateren] (1974) (PDF-bestand).
[Grachtentuinen of parkeerplaatsen?] (De Lamp 35, dec. 1975).
[Het Cuypers Genootschap] (Binnenstad 138, febr. 1993).
[Interview met Jenny Bierenbroodspot] (Binnenstad 245, maart 2011).
[De vroege waardering van het Binnengasthuis] (Binnenstad 301, febr. 2021.
8. Kerkhof St. Lambertuskerk Veghel
7. Algemene Begraafplaats Cauberg, Valkenburg (Li.)
Algemene Begraafplaats Cauberg, Valkenburg aan de Geul
De Vereniging Terebinth heeft haar laatste tijdschriftnummer Terebinth o.a. gewijd aan het Ereveld in Valkenburg.
De Slag om Valkenburg in de meidagen van 1940 duurde vier dagen lang en hierbij vonden 240 mensen de dood. Wie waren ze, de jonge militairen die in het centrum van Valkenburg hun graf kregen? Dat wordt in Terebinth 2023, nr. 2 uiteengezet.
Wij richten onze aandacht op een andere begraafplaats in Valkenburg, namelijk de Algemene Begraafplaats Cauberg.
Redengevende omschrijving RCE:
Grafkelder van de Familie Palmen, met Neo-Romaanse elementen, gedateerd omstreeks 1883. De kelder vormt een van vier grafkelders op het kerkhof tegen de helling van de Couberg.
Symmetrische indeling frontgevel. Het toegepaste bouwmateriaal is mergel. Rondboogvormige gietijzeren deur in rondboogvormige omlijsting, geflankeerd door kleine boogvormige nissen. Aan bovenzijde deur plaquette met de tekst “Familie Begraafplaats van Notaris J.L. Palmen”.
Aan weerszijden van plaquette lauwerkransen in mergel. Frontgevel uitlopend in een horizontale afsluiting met boogfriesdecoratie en bekroond met een hardstenen kruis. In de frontgevel pilasters en hardstenen ornamenten.
Van het INTERIEUR zijn onder meer van belang: plafond met kruisribgewelven in baksteen; kelder afgedekt met houten luik met hierin grafnissen afgedekt met grafstenen.
Waardering: De grafkelder van de familie Palmen is van cultuurhistorische waarde als bijzondere uitdrukking van een geestelijke en typologische ontwikkeling. De grafkelder bezit architectuurhistorische waarde vanwege het belang voor de bovenregionale geschiedenis van de architectuur, de toepassing van mergel als bouwmateriaal en de ornamentiek. Ensemblewaarde ontleent de grafkelder aan de situering in de gravenwand op het het kerkhof tegen de helling van de Couberg en daarmee van betekenis voor het aanzien van dit deel van Valkenburg aan de Geul. De grafkelder is tenslotte van algemeen belang vanwege de architectonische gaafheid en de architectuurhistorische en typologische zeldzaamheid.
Over de firma Moerkoert en over neogotiek in de tuin.
Opvallende artikelen over tuinen, tuinarchitectuur en tuingeschiedenis.
Vandaag twee artikelen van Wim Meulenkamp die net zijn verschenen.
1. Wim Meulenkamp. ‘Ondernemer van kunstmatige grotwerken: de firma Moerkoert in cementrustiek’. Oud-Utrecht, Jg. 96 (augustus 2023), nr.4. p.17 t/m 21.
Rotspartij Julianapark, Utrecht.
In Wim’s eigen woorden gaat het hierover: ” In 1902 adverteerde de Utrechtse firma Moerkoert voor ‘Grot en Waterwerken, Tunnels, Bruggen, Ruïnes, enz.’ Hieruit spreekt een laatromantisch vocabulaire. Kunstmatige ruïnes en grotten waren toen al een hele tijd passé. Maar Moerkoert gebruikte een uiterst modern materiaal en hanteerde een destijds nog populaire stijl: de zogenaamde cementrustiek. Deze geheel veronachtzaamde stijl en het bijbehorende ambacht ontwikkelde zich in de tweede helft van de 19e eeuw en werd tot in de jaren 1920 gebruikt. Franciscus Johannes Moerkoert was de aanjager van de cementrustiek in Nederland.”
Een voorlopig resultaat van onderzoek over ‘cemetrustiek’, een decoratiekunst. Vader Benjamin en zoon Franciscus Johannes Moerkoert, oorspronkelijk stukadoors uit Utrecht werkten vanaf 1836 door heel Nederland. Er worden in dit artikel een hele serie uitgevoerde werken genoemd die door de Moerkoerts tot stand zijn gekomen, maar helaas tot heden zijn er niet veel meer van over. De meeste mensen nu herkennen deze kunstwerken niet meer, met het gevolg dat vele zijn afgebroken. Wel zijn er op enkele buitenplaatsen nog bruggen en rotsen en een enkele grot van de Moerkoerts bewaard gebleven, meestal op plaatsen waar Henri Copijn en zijn zoon Louis de tuin hadden ontworpen. Als we dus een Copijntuin tegenkomen is het extra opletten geblazen.
2. Wim Meulenkamp. Neogotische experimenten in de tuin. Het Buiten Jg. 5, nr. 14 (juli 2023), p. 28 t/m 32
Neogotische schijnkapel op buitenplaats Beeckestijn. Detail van de Plattegrondkaart van Beeckestijn door J. G. Michael, 1772.
Het artikel begint met te benoemen dat neogotiek niet erg gewild en bekend was in ons land tot ongeveer de jaren zeventig van de vorige eeuw. Wim is al jaren op zoek naar de oorsprong van deze stijl in Nederland en noemt als eerste ontwerper de in Zwitserland geboren Johann Heinrich Müntz, die (mede)verantwoordelijk was voor ontwerpen van o.a. Kew Gardens. In 1763 week hij uit naar Nederland en bleef daar tot 1777. Hij zou heel goed de ontwerper geweest kunnen zijn van de schijnkapel op Beeckestijn (Velsen), want deze doet heel erg aan de stijl van Müntz denken. Dit dus i.t.t. de tot dusver genoemde ontwerper J. G. Michael, die de plattegrond van Beeckestijn tekende en daarom als eerste ontwerper van neogotische gebouwen in Nederland werd gezien.
Veel Nederlandse voorbeelden van vóór 1800 zijn niet aan te wijzen. Genoemd worden nog, naast enkele andere, de (helaas afgebroken) Willemstempel op Het Loo (1786) en de hermitage op Leyduin (1798). In den beginne werd de stijl dus voorzichtig toegepast op tuingebouwen, daarna kunnen we omstreeks 1840 gaan denken aan de Zochers en de Van Lunterens en Roodbaard, en werden ook hele landhuizen in deze stijl gebouwd (bijv. De Schaffelaar) en pas daarna kwam Cuypers met zijn kerkgebouwen in zijn eigen neogotische stijl. Wim duidt tenslotte op het belang van onderzoek over Johann Müntz omdat hij het is geweest die de stijl waarschijnlijk van Engeland naar ons land heeft overgebracht.
6. Algemene Begraafplaats Nieuw Valkeveen (Naarden)
5. Algemene Begraafplaats Crooswijk, rijksbeschermde begraafplaats. Ontwerpers P. Adams (1829), Leonard Springer (1911), J.T.P. Bijhouwer adviseur (vanaf ca. 1930)
Begraafplaatsen kunnen ook tot monument worden aangewezen, zoals bijvoorbeeld Zorgvliet en De Nieuwe Ooster in Amsterdam, de Algemene Begraafplaats Maastricht, Begraafplaats Soestbergen te Utrecht en vele andere. Leden van de Vereniging Terebinth dragen hun steentje bij om begraafplaatsen te beschermen, door onderzoek te verrichten naar de geschiedenis van de begraafplaats, door het leven van overledenen nader te onderzoeken en ook door het schoonmaken en restaureren van grafstenen.
Ontwerp Algemene Begraafplaats Crooswijk, nadat de uitbreiding van Leonard Springer is gerealiseerd. 1918. Speciale Collecties WUR
4. Henri Copijn en Eduard Hoppe ontwerpen Nordfriedhof Düsseldorf
Copijn, H. Prijsvraagontwerp Nordfriedhof Düsseldorf, 1882. Ontwerp “Plan des Landschaftsgärtners H. Copijn in Groeneckan bei Utrecht”. Kleurenlitho Speciale Collecties WUR