VROUWENARBEID, 1898, Nationale Tentoonstelling 120 jaar
Suze Fokker, Affiche Nationale Tentoonstelling Vrouwenarbeid, 1898, Lithografie. Coll. Rijksmuseum.
Al in het vorige Bericht op deze website sprak ik over de tentoonstelling ‘Art Nouveau in Nederland’. Toen ik bovenstaande affiche zag viel me meteen op dat drie witte lelies omarmd door vier zonnebloemen de vrouwenarbeid hier als het ware symboliseerden. In de christelijke middeleeuwen stonden drie witte lelies al symbool voor de reinheid en onaantastbaarheid van de maagd Maria. En de zonnebloemen, waar staan deze voor? Zij zijn in ieder geval al heel lang het symbool van levenslust. Die betekenis past ook goed bij Vrouwenarbeid kunnen wij ons voorstellen.
Vrouwenarbeid was ongepast in de negentiende eeuw en in 1898 oordeelde een groep vrouwen dat daar maar eens verandering in moest komen. Gehuwde vrouwen waren handelingsonbekwaam en het was gebruikelijk dat vrouwen automatisch werden ontslagen op de dag na hun huwelijkssluiting, zodat ze huisvrouw en moeder konden worden. Dat gold sinds een Koninklijk Besluit (KB) uit 1924 voor alle vrouwen onder de leeftijd van 45 die in overheidsdienst waren, zoals ambtenaressen, secretaresses en onderwijzeressen en trendvolgers. In 1956 werd deze wet opgeheven.
Jan Toorop. Afbeelding van een lot waarmee geld verzameld werd voor acties in 1898. Lithografie
Mijn schoonmoeder Ronesca E. Groustra, eerste vrouwelijke lerares ‘Lichamelijke Oefening en Rhytmiek’ (in Maastricht), werd de dag na haar huwelijk in 1928 ontslagen. Ze vertrok naar Ned. Indië en oefende daar haar vak uit op vrijwillige basis. Zo leidde zij allerlei sportactiviteiten voor volwassenen (tennis, waterpolo, zwemmen en korfbal). Ook gaf zij rhytmiek-lessen aan volwassen dames en kinderklasjes.
Uitvoering dames-rhytmiekgroep in Sanga Sanga Dalam (Borneo). Lerares Ronesca Oldenburger-Groustra, hier rechts zittend, in de bloemetjes
Ronesca’s oudere zuster Alida C. Groustra, onderwijzeres in Slochteren (gehuwd in 1925 met Bauke Zondervan), trof hetzelfde lot in 1925, terwijl het oudste meisje van het gezin Groustra, Gezina A.E.R. Groustra eerst voor haar grootouders (hoofdonderwijzer Gaele van der Schaaf [1833-1918] en Alida van der Schaaf-Visscher [1835-1925]) in Meedhuizen moest zorgen en daarna voor haar ouders (hoofdonderwijzer Harmannus Groustra [1861-1944] en Alida Groustra-van der Schaaf [1861-1952]), die na de pensionering van vader Harmannus in 1925 naar Hilversum waren verhuisd. Gezina was dus niet in de gelegenheid geweest een opleiding te volgen, zoals zo vele oudste dochters overkwam.
Alida van der Schaaf-Visscher (1835-1925), Meedhuizen
Huis van hoofdonderwijzer Gaele van der Schaaf (1833-1918) en Alida van der Schaaf-Visscher (1835-1925) in Meedhuizen
Amsterdamse Likeurstokery ’t Lootsie Erven Lucas Bols, Rozengracht Amsterdam, in de tijd dat mijn moeder Maria Amse hier werkte
Modepaleis Gebr. Gerzon op de Oude Gracht in Utrecht, waar mijn moeder Maria Ebbers-Amse een tweede kans kreeg
Mijn eigen moeder Maria C.J. Amse trouwde in 1932 met mijn vader Jan Ebbers. Zij was het enige meisje in het gezin Amse (Amsterdam) en mocht gelukkig na de MULO een opleiding tot boekhouder volgen. Met haar diploma op zak trad zij in dienst bij de Erven Lucas Bols aan de Rozengracht tot haar dienstverband in 1932, nadat ze in het huwelijk was getreden, werd beëindigd. De ‘Wet Handelingsonbekwaamheid’ werd in 1956 afgeschaft. Mijn moeder is toen na het overlijden van haar ouders, Johan Carel Willem Amse (1877-1959) en Anna Jacoba Vetter (1879-1956), op 52-jarige leeftijd weer gaan werken als boekhouder van Modemagazijnen Gebr. Gerzon in Utrecht. Al met al heeft zij helaas haar ambities niet geheel waar kunnen maken doordat haar carrière van overheidswege werd onderbroken. De tijden zijn gelukkig veranderd.
In het Gemeente Museum in Den Haag waar ook onze door Jacob Maris geschilderde (bet)overgrootmoeder zich bevindt (zie bericht 9 november 2016), is nu -nog t/m 28 oktober 2018- een schitterende tentoonstelling te bewonderen, getiteld ‘Art Nouveau in Nederland’.
Twee vazen, geglazuurd aardewerk met paardenbloem-motieven, 1896
De tentoonstelling laat ons prachtige voorbeelden zien van slaapkamer- en salonmeubelen, geglazuurd aardewerk, mode, klokken, lampen, kamerschermen, vloerkleden en last but not least tekeningen en lithografieën van planten en vissen en andere natuurvoorwerpen, allenaal zeer verfijnd ontworpen en uitgevoerd.
Lithografieën uit Nederlandsche Planten / dr. J. Ritzema Bos
Verheugd was ik te zien dat ook enkele werken uit mijn vaders bibliotheek, hier als museumstukken worden getoond, zoals boeken van Louis Couperus en Frederik van Eeden en Nederlandsche Planten van dr. J. Ritzema Bos en Onze Flora door dr. A.C. Oudemans. Dankzij mijn vader ben ik in het bezit van de volgende originele Couperus-drukken: Wereldvrede. [Amsterdam: L.J. Veen, 1895]; Hooge Troeven. [Amsterdam: L.J. Veen, 1896. Erfstuk van een oudoom van mijn moeder en voogd van mijn grootvader, Oom Jan Munk]; Metamorfose. [Amsterdam: L.J. Veen, 1897]; Psyche. [Amsterdam: L.J. Veen, 1898]; De boeken der Kleine Zielen. Deel 1 Het heilige Weten. [Amsterdam: L.J. Veen, 1901]; Proza. [Amsterdam: van Holkema en Warendorf, 1923?].
Ook de boeken van Frederik van Eeden waren mijn vader dierbaar. Nu in mijn boekenkast staan de schitterend met O.I. Kers geornamenteerde De Kleine Johannes deel 1 (’s Gravenhage: N.V. Boek- en Kunstdrukkerij v.h. Mouton en Co, 1936, vijftiende druk; hij kreeg dit boek van het personeel van zijn afdeling op zijn verjaardag in 1941), deel 2 (Amsterdam: W. Versluys, 1905) en deel 3 (Amsterdam: W. Versluys, 1906).
Het meisjesboek van mijn moeder, Top Naeffs School-idyllen (Amsterdam, 1900) heb ik helaas niet meer. En wat ik echt miste op de tentoonstelling was Gedichten van den Schoolmeester (Gerrit van de Linde), uitgegeven door Mr. Jacob van Lennep, Amsterdam: Gebrs. E. & M. Cohen. Ook deze boeken waren prachtig geïllustreerd in Art Nouveau-stijl. Het gedichtenboek van de Schoolmeester is een erfstuk van mijn man’s oudoom Andreas Sibren Groustra. In zijn boek staat zijn naam geschreven en daaraan toegevoegd: 2de officier op de S.S. Houtman, een schip van de Koninklijke Paketvaart Maatschappij (K.P.M.), dat voer op Java en Australië. Ik kan me voorstellen dat Oom Andreas wel eens zin had op zijn lange tochten om een gedicht van de Schoolmeester te lezen.
De boot van Oom Andreas Sibren Groustra
Tenslotte nog drie afbeeldingen, de eerste twee van motieven van O.I. Kers uit: Handleiding bij het ontwerpen van motieven van plantformen / A.A. Tekelenburg. Amsterdam: Van Looij, 1913; en de laatste uit Onze Flora / dr. A.C. Oudemans. Zutphen: W.J. Thieme en Cie, 1900, een erfstuk van mijn overgrootvader. Het laatste heb ik al eens eerder ter sprake gebracht in verband met zijn apothekersboeken.
Wat je al niet aan familiegeschiedenis naar bovenhaalt, als je een tentoonstelling over Art Nouveau bezoekt! Mijn vader, mijn overgrootvader, mijn moeder, mijn man’s oudoom, mijn moeders oudoom! Wat een herinneringen!
Samengesteld balkenplafond in de trouwzaal van het Oude Raadhuis te Rhenen, het nieuwe stadsmuseum
Mijn Monumentendag 2018 was heel verrassend. Natuurlijk was ik al veel vaker in Rhenen op Monumentendag door de stad gelopen. Bekend is dat de Delftse School het goed doet in onze stad, omdat Rhenen tot twee maal toe verwoest en herbouwd is als gevolg van de Tweede Wereldoorlog.
Maar vandaag stond in Rhenen niet de Delftse School centraal maar het nieuwe Stadsmuseum (in het Oude Raadhuis, gisteren voor een deel officieel geopend) en de tentoonstelling van de kaartencollectie van Henk Deys. Zeer de moeite waard. Prachtige Catalogus. Rhenen op de Kaart: De kaartencollectie van Henk Deys. (Publicatie bij de eerste tentoonstelling in het nieuwe Stadsmuseum Rhenen, 2018, 35 p.).
Opmerkelijk vond ik ook de plafondschildering in het Oude stadhuis, die is aangebracht op basis van vondsten tijdens de restauratie in 1967. Gestileerde ranken en bloemen in groen, oranjerood en oker doen in eerste instantie vermoeden dat we te maken hebben met een plafond uit de renaissance, maar men houdt het op een oorspronkelijk 19de eeuwse plafond in renaissance trant (zie eerste foto).
Naast het oude Raadhuis is een tuintje gelegen dat men via een poortje betreedt. Helaas is ook hier de buxus volledig aangetast door de buxus-mot (Buxus-rups). Niets aan te doen als het zover is als in deze tuin. Advies: alles eruit en (zoals in de tuinen van Het Loo) alles herplanten met Ilex crenata.
Tuinpoort naast Oude Raadhuis Rhenen, met sluitstuk mogelijk van het Koningshuis
Tuin bij Oude stadhuis Rhenen, aangetast door Buxus-rups
In tegenstelling tot de bouwfragmenten, die vandaag ‘onthuld’ zijn vóór het appartementencomplex Het Koningshuis, is het bouwfragment boven dit tuinpoortje hoogstwaarschijnlijk wèl afkomstig van het voormalige paleis van Frederik V van de Palts.
De fragmenten (twee voluten en twee wapenleeuwtjes) in het monument bij Het Koningshuis blijken bij nader inzien niet afkomstig te zijn van Het Koningshuis, maar waarschijnlijker van de Westpoort, die overigens vlakbij het Koningshuis stond. Zie de laatste tekening (detail) van Andreas Schelfhout (hieronder).
Andreas Schelfhout. De Westpoort te Rhenen. Ca. 1820. Collectie RKD. Detail. Twee voluten en twee leeuwtjes als decoratie van de westpoort en nu deel uitmakend van een monument vóór het aooartementencomplex Het Koningshuis
Plattegrond van een gedeelte van het beschermde park Spaarnberg, met hierop in groen nieuwe paden die aansluiten op de ingeplande rozentuin van Springer. Het gearceerde gedeelte is het apartementencomplex uit 1993 dat niet is beschermd. Ontwerp en tekening KPG architecten en Juliet Oldenburger
Het denken over de heraanleg van een rozentuin uit 1909 op de beschermde buitenplaats Spaarberg te Santpoort, is een klein stapje dichterbij gekomen. In samenwerking met KPG architecten zijn onze gedachten over de rozentuin en de KPG-gedachten over de uitbreiding van het koetshuis nu duidelijk in een plattegrond weer gegeven.
Leonard Springer had de ideale locatie voor de rozentuin al uitgekozen. Na ruim honderd jaar is de plek verwilderd met veel opschot en de rozentuin geheel verdwenen. Heraanleg van deze tuin zou zowel voor de bewoners van het opnieuw in te richten koetshuis als voor de bewoners van het appartementencomplex een welkome verbetering zijn.
Is dit dan een aantasting van het beschermde landschapspark? Beslist niet, de situatie uit 1909 wordt weer teruggebracht. Het enige wat aangetast wordt is het verwilderde terrein en de wild opgeschoten bomen op de plaats waar eens de rozentuin lag. Liefhebbers en beschermers van wilde natuur kunnen hiertegen in opstand komen, maar let wel Spaarnberg is een cultuurmonument en geen natuurmonument. Het lijkt ons alleen maar een hele mooie aanvulling en verbetering. Twee bruggetjes over de Zocher-slingerbeek en enige rozenpoorten zoals op de oude foto’s zijn te zien, zullen naar ons idee het geheel completeren.
Gisteren de beeldentuin Marienheem (dorp in de Sallandse gemeente Raalte) bezocht. Wist niet van het bestaan, dus een enorme verrassing.
Als het een gewone tuin zou zijn geweest, zou ik gauw geoordeeld hebben dat er veel te veel beelden in staan, maar het was een beeldentuin, met het doel beelden en beeldhouwers aan een publiek te tonen, dus dan staan er ook niet gauw teveel natuurlijk. De opzet was zeker geslaagd en het aardige was ook nog eens dat de beeldhouwers zelf de plaats in de tuin hebben mogen uitzoeken.
De tuin is een verlengstuk van aan ‘antiekzaak’ waar het ook heerlijk rondneuzen is. Ik ben echter in het stadium van loslaten en afschaffen, dus aan mij viel niet veel te verdienen.
De beeldentuin Marienheem is mooi te combineren met een bezoek aan Landgoed Schoonheten en de buitenplaatsen Den Alerdinck (Heino) en De Colckhof.(Laag Zuthem).
Het Huizer Museum zet, tijdens het Erfgoed festival, het landschap om ons heen in de schijnwerpers!
De diversiteit van de natuur om ons heen gaat aan velen snel voorbij. Als je echter goed kijkt zie je dat al die verschillende gebieden samen eigenlijk de schatkamer zijn van het groene Gooi.
Het Huizer Museum bekijkt de natuur door een cultuur historisch bril en geeft antwoord op een aantal vragen. Waarom hebben we ‘bergen’, en wat is een klifkust, hoe is het Naardermeer ontstaan, waarom heeft ‘s Graveland zoveel slootjes, waar graasden de koeien, en hoe lang verbouwen ze al mais in het bos?
Het landschap om ons heen is de afgelopen 100 jaar flink veranderd. Menselijk handelen heeft invloed gehad op hei, veenontginningen, water, natuurgebieden, aanleg van bossen en natuurlijk de Zuiderzee. Met de komst van villawijken voor de goede burgerij, die begin 1900 ‘buiten’ ging wonen, veranderde de kijk op de natuur. Ook door handel en industrie kreeg de natuur een andere rol in het menselijk bestaan. ‘Leven van de natuur’ veranderde in ‘genieten van de natuur’.
In deze tentoonstelling maken we sprongen in de tijd en ook combinaties van disciplines.
We maken kennis met de plek door hedendaagse fotografie van Frans Lemmens, bekend van Nederland van Boven, Stil Holland en andere reportages vol prachtige natuur- en landschapsfotografie.
Veelal geromantiseerde schilderijen van begin vorige eeuw, o.a. Adrie en Gretha Pieck, Briede, William Singer, Ard Schaap, Schulman, laten zien wat de aantrekkingskracht is die schilders verleidde om naar het buitengebied te trekken en het veelvuldig te schilderen. Deze kunstwerken zijn afkomstig uit de collectie van Gemeente Hilversum, Singer Laren, gemeente Wijdemeren (stichting kunstbezit ‘s Graveland), gemeente Blaricum en Huizer Museum. De collectie van Hilversum is veel te lang niet te zien geweest en krijgt op deze wijze weer een podium in het Huizer Museum. Speciaal voor deze tentoonstelling zijn de schilderijen gerestaureerd en schoongemaakt.
Iedere vertelplek wordt bezongen in een lied. Ernst van der Sloot (sing- en songwriter) laat ons dmv zijn muziek kennis maken met de karakteristieke kenmerken van die locatie. Geïllustreerd met filmbeelden van Roy Visser (winnaar Drone Awards 2017) krijg je zin om na de tentoonstelling op de fiets te springen en het zelf te gaan bekijken.
Dat kan! Fietsroutes genoeg. En aan de hand van qr-codes leiden de liedjes je van plek naar plek.
In het museum geven we zelfs een doorkijkje naar een voorzichtige toekomst voorspellingen… Hoe ziet ons landschap er in 2050 uit?
Programmatisch maakt de tentoonstelling daarmee onderdeel uit van het eerste regionale Erfgoedfestival Groen in Gooi en Vecht. Andere deelnemers van het festival zijn Singer Laren, Kasteel- Museum Sypesteyn, Stichting Kunstbezit ‘s Graveland, Museum Weesp, collectie Hilversum, Forteiland Pampus, het Pinetum Blijdenstein, Stichting Tussen Vecht en Eem en Toerisme Gooi en Vecht.
Tamara Reeder (een tot voor kort mij onbekende dame uit Suriname) vroeg mij onlangs of ik haar helpen kon aan landschapsfoto’s en het geven van feedback op een artikel dat haar schoonvader geschreven had over de Sipaliwini-savanne in Zuid-Suriname. Mijn vorig jaar overleden echtgenoot en zijn collega hebben een website over die savanne samengesteld (sipaliwinisavanna.com).
Vier Gebroeders gebergte op Sipaliwini-savanne (Zuid-Suriname)
Ik gaf haar feedback, wat er op neer kwam dat ik haar duidelijk maakte dat ik zeker wist dat bijna geen enkele Nederlander het verschil weet tussen de Sipaliwini-savanne en het Sipaliwini-district (ongeveer 80 % van het oppervlak van Suriname) en in verband met verder contact wisselden we adresgegevens uit. Nieuwsgierig geworden keek Tamara op onze website. Haar commentaar mag ik hieronder overnemen:
Open Tuinendag in Amsterdam. Tuin Museum Van Loon
Ik wil dit toch even delen. Aangezien ik heel nieuwsgierig ben, ben ik even op jullie website gaan kijken, wat een prachtig werk dat jullie doen!
Het zal geen toeval zijn, maar de website zien heeft mij gelijk terug gebracht naar 1 van de mooiste dagen die ik in Nederland heb gehad met wijlen mijn Oma (die vandaag 91 zou zijn geworden). Dat was de Open tuinendag in Amsterdam ongeveer 10 jaar geleden. Wij zijn dol op tuinen en alles wat groen is dus wij hebben toen onzettend genoten van die dag, de tuinen waren echte parels om te ontdekken.
Ik woon nu inmiddels al weer 10 jaar in Suriname (ik heb maar 4 jaren in Nederland gewoond), maar mijn hart bloedt elke dag hoe er hier met het groen wordt omgegaan.
Vervuiling van de eigen omgeving is normaal bij velen. En dan heb ik het nog niet eens over de industriële bouwwerken en winkels die als paddestoelen de grond uitkomen, midden in woonwijken. Ik verlang ernaar dat er een stadsplan zou komen waar men zich aan zou houden en dat we met respect met de omgeving en natuur omgaan. Suriname is een prachtig groen land maar in deze ontwikkeling zijn wij nog ver achter. Al zie ik het mooie Suriname al voor me..
Tuin Zeezicht, Suriname. Diorama van Gerrit Schouten (1779-1839)
Hier ligt nog wel een taak voor ons dus. Dank Tamara voor je waardering en tegelijkertijd voor je zorgen wat Suriname betreft. Leuk dat de Sipaliwini-savanne en de Nederlandse Tuinkunst voor even samen kwamen. Mijn man noemde de Sipaliwini-savanne vaak een schitterende tuin.
Het doet ons veel genoegen gelezen te hebben dat in december 2018 een boek zal verschijnen bij Uitgeverij Verloren, over de plantenkenner en tuinarchitect John Bergmans. De auteurs zijn Johanna Karssen-Schürmann en Marianne van Lidth de Jeude.
Eerder werd zijn werk belicht in de Gids voor de Nederlandse Tuin- en Landschapsarchitectuur, deel 4 (2000):
Johannes Baptiste (John) Bergmans werd op 6 juni 1892 in Antwerpen geboren. Hij was tijdens de Eerste Wereldoorlog in dienst van het Belgische leger, maar vertrok naar het neutrale Nederland, waar hij tot zijn dood in 1980 bleef wonen (vanaf ca. 1924 in Oisterwijk). Hij was hovenier bij de firma Van Empelen en Van Dijk, een kwekerij in Aerdenhout; later had hij ook verbintenissen met andere kwekerijen. Dat blijkt ook uit zijn ondertekening van diverse artikelen die hij schreef in het tijdschrift Floralia. In 1921 staat onder zijn naam de vermelding ‘Koninklijke Kweekerij Tottenham, Dedemsvaart’ vermeld, waar hij in ieder geval tot 1926 als ‘Chef de Cultures’ in dienst was. Verder werkte hij voor Turkenburg te Bodegraven en voor J.H. Faassen-Hekkens’ boomkwekerijen te Tegelen. Bij deze laatst genoemde kwekerij was hij omstreeks 1939 in dienst als hoofd van de afdeling tuinarchitectuur.
Hij trouwde met J.M.W. Visser (geboren 5 april 1900 in Amsterdam) die de Middelbare Tuinbouwschool voor meisjes, ‘Huis te Lande’, te Rijswijk had doorlopen.
De tot heden vroegst bekende tuinontwerpen van Bergmans zijn gemaakt voor zijn schoonvader, de heer J. Visser, directeur van het bedrijf N.V. Arendshoven te Oisterwijk. Dit bedrijf gaf Bergmans deze opdracht in 1924.
Bergmans schreef vanaf 1920 talrijke artikelen (ca. 1000!) over planten en beplantingsmogelijkheden; daarnaast schreef hij tussen 1923 en 1940 tien boeken waaruit zijn grote liefde voor groen blijkt, naast zijn bijzonder goede en grote plantenkennis, waarvoor hij verschillende keren werd onderscheiden. Vanaf de eerste uitgave van het tijdschrift Dendron (een uitgave van de International Dendrology Union) in 1954, werkte hij mee als redacteur. Zijn artikelen verschenen in de beginjaren vooral in het tijdschrift Floralia (1920-1934); later schreef hij ook voor de Revue Horticole (l92l), voor het Weekblad Koninklijke Maatschappij voor Tuinbouw- en Plantkunde (1927-1936), voor het Orgaan van Huis te Lande (1931), voor Buiten (1933-1935), voor Cultuur en Handel (1949-1956) en voor het hierboven vermeldde Dendron. Boeken van zijn hand zijn: Rotsplanten in kleine tuinen, Amsterdam 1923, 2e druk 1930; Vaste planten en rotsheesters, Haarlem 1924, 2e druk Tegelen 1939; De rotstuin, praktisch handboek . . . , Amsterdam 1928; Rots- en muurtuinen, 2e druk van De rotstuin, Amsterdam 1934; Schoon Oisterwijk, z. p l . , 1930; Zomersche bloemenweelde, Amsterdam 1934, 2e druk 1936; De tuin bij het huis, Amsterdam 1936, 2e druk 1962; Sierheesters en parkbomen, Amersfoort 1939 Bomen en Struiken, Naarden 1940 Alles over kamerplanten, Amsterdam 1967, 2e druk 1968.
Bergmans werkte zowel in de architectonische als in landschappelijke stijl. Zijn ontwerpen overspannen het interbellum en de wederopbouw.
ISBN 978-90-8704-750-4 ingenaaid, geïllustreerd. NUR 648/941. ±288 blz., Prijs ±€ 29,–
Zaterdag 26 mei wordt in Frederiksoord een sterrebosdag gehouden.
Het programma ziet er als volgt uit (zie ook actieve festiviteiten aangekondigd op de poster hieronder):
14.30 uur Inloop en ontvangst
15.00 uur Aanvang programma
– Welkom Lotte Diephuis
– Boekpresentatie door Marijke van der Maarel en aanbieden eerste exemplaar.
– Muzikale intermezzo door Elisabeth de Charon de St. Germain (zang) en Eddy van der Maarel (piano)
– Gastspreker Carla Oldenburger-Ebbers “Wie weet nog wat een Sterrebos is?”
16.00 uur Informeel samenzijn en mogelijkheid boek te kopen.
Wanneer u aanwezig wilt zijn vragen wij u dit voor 16 mei kenbaar te maken door een email te sturen naar sterrebosdag@rondevanhet sterrenos.nl. Wilt u hierbij uw naam en het aantal personen aangeven? Dit in verband met de capaciteit van de zaal.
Indien u met de auto komt, deze graag parkeren bij het Huis van Weldadigheid, Majoor van Swietenlaan 1a.
Korte Biografie Feddo Hans Frits Oldenburger (1937-2017)
Feddo Hans Frits Oldenburger (*Sanga Sanga Dalam / Borneo, Ned. Indië, 1 juli 1937 – +Rhenen, 22 november 2017) was een Nederlandse bioloog, die zijn leven heeft gewijd aan botanisch wetenschappelijk onderzoek in de tropen (Suriname, Brazilië, Indonesië) en aan natuurbehoud in Nederland.
Kinderjaren en studietijd Feddo Oldenburger is geboren op de evenaar, in het dorp Sanga Sanga Dalem, bij het boorterrein Louise van de B.P.M. (Oostkust-Borneo), in de delta van de rivier de Mahakam. Zijn ouders, Frederik Oldenburger (1899-1975) en Ronesca Elisabeth Groustra (1901-1969), waren van Groningse afkomst. Vanaf 1928 woonden zij op Borneo (Oost-Kalimantan).
In januari 1942 viel Japan het eiland Tarakan voor de kust van Noord-Borneo aan, het eiland waar de familie enige tijd tevoren nog had gewoond (1939). Het KNIL (Koninklijk Nederlandsch-Indische Leger) capituleerde begin maart 1942. De vierjarige Feddo kwam met zijn moeder en zusje in het interneringskamp Tjihapit in Bandung terecht; zijn vader via Singapore in een krijgsgevangenkamp langs de Birma-Siamspoorweg. De laatste oorlogsmaanden verbleef Oldenburger wegens ziekte alleen in ziekenhuiskamp St. Vincentius en werd later weer verenigd met het gezin in kamp Kampong Makassar, beide in Batavia. Tijdens de oorlogsjaren heeft hij geen onderwijs genoten totdat hij begin 1946 met de Tegelberg (KPM) in Nederland arriveerde. Daar volgde hij op verschillende scholen (op Texel en in Hilversum) lager onderwijs tot de familie eind 1947 naar hun oude woonplaats in Indonesia terugkeerde en hij op de school in Sanga Sanga Dalam zijn laatste lagere-schooljaren doorbracht. Voordeel voor zijn latere leven was dat hij met Indonesische kinderen in de klas heeft gezeten en ongemerkt de beginselen van Bahasa Indonesia zich heeft eigen kunnen maken. In 1949 keerde Oldenburger alleen naar Nederland terug om daar zijn middelbare schoolopleiding te beginnen (Instituut Hommes in Hoogezand). In 1957 behaalde hij zijn diploma gymnasium β aan het Montessori Lyceum Herman Jordan in Zeist. Hij koos voor een studie biologie aan de RU (Rijksuniversiteit Utrecht, nu UU) en het was al gauw duidelijk dat hij na het behalen van zijn doctoraal examen (in 1967) in de tropen zou gaan werken.
Werkverbanden Oldenburgers toekomstdromen speelden zich altijd in de tropen af. Zijn afstudeeronderwerpen werden met dat doel geselecteerd: – phytogeografie (vegetatiekartering van de duinen van Voorne), bij prof. J. Lanjouw; – bodemkunde (bodemonderzoek in het Argonne-gebied / Lorraine), bij prof. F.A. van Baaren; – ethologie (onderzoek naar het gedrag van twee groepen Java-apen / Macaca irus, onder ‘vrije’ kooi-omstandigheden), bij (de latere prof.) J.A.R.A.M. van Hooff.
De opgedane kennis werd later met certificaten voor Luchtfotografie-interpretatie, bij prof. I.S. Zonneveld (ITC in Enschede), en met cursussen Braziliaans-Portugees en Bahasa Indonesia uitgebreid. In 1968 trad Oldenburger in dienst bij ZWO (later NWO)-WOTRO (stichting Wetenschappelijk Onderzoek van de Tropen) met de opdracht de flora en vegetatie van het Sipaliwini-savannelandschap in Zuid-Suriname nader te bestuderen, planten te verzamelen voor het Herbarium in Utrecht, uitmondend in de verslaglegging van het onderzoek en later in de website www.sipaliwinisavanna.com.
Tussen 1970 en 1972werden nog aanvullende expedities ondernomen. Hierna startte een dienstverband aan de Rijksuniversiteit Utrecht (nu UU) met het doel een afdeling Landschapsecologie op te starten, en in 1975 werd hij medewerker van prof. George Eiten aan de Universidade de Brasilia. Daar werd gewerkt aan het project Cerrado Vegetation of Brasil. Helaas is dit werkverband eerder gestopt dan de bedoeling was omdat een nieuwe regel aan de universiteit werd ingesteld die inhield dat buitenlanders niet meer in dienst mochten worden genomen. Vanaf 1980 werkte Feddo zelfstandig vanuit huis aan verschillende projecten in de regio.
Maatschappelijke en politieke activiteiten Na enkele jaren in het historisch centrum van Utrecht gewoond te hebben verhuisde Oldenburger in 1970 met zijn echtgenote Carla Ebbers (*1939), eveneens bioloog, en twee dochters naar Heukelum, Dit stadje, gelegen tussen Gorinchem en Leerdam aan de rivier de Linge, was volgens hem het oudste stadje van Holland. Hier maakte hij kennis met de middeleeuwse structuur van een kleine historische stad, met het Lingelandschap en met het boeren- en dorpse leven. In 1973 verhuisde het gezin opnieuw, naar een boerderij in het dijkdorp Spijk (ook gemeente Heukelum), waar zij ruim 20 jaar bleven wonen. Van meet af aan heeft hij zich voor de omgeving en de plaatselijke gemeenschap ingezet, o.a. voor het behoud van de historische kern van Heukelum i.v.m. een bestemmingsplan (sloopplan) ‘Kern Heukelum’ (1972). Samen met Han Denninger was hij oprichter, auteur en redacteur van de Heukelomse Kroniek, later Heukelumse Kroniek / De Spijker. Ter gelegenheid van het 750-jarig bestaan van Heukelum (1980) deed hij onderzoek in het Nationaal Archief ten behoeve van het schrijven van een historiestuk over Hendrik Sar, die tot de doodstraf was veroordeeld omdat hij Heukelum in 1772 grotendeels in de as had gelegd.
Daarnaast was Oldenburger redacteur van de D66-Krant voor de toekomstige ‘kwartetgemeente’ (nr. 1 verscheen in 1982) en organiseerde hij een referendum over de op handen zijnde gemeentelijke herindeling voor de gemeenten Asperen, Heukelum, Vuren, Herwijnen (in 1986 gerealiseerd). Bij het natuur- en landschapsbehoud is hij zijn hele leven betrokken gebleven. Langdurige projecten betroffen het behoud van het landschappelijke en culturele erfgoed in de Vijfheerenlanden; het behoud van het natuurgebied De Koornwaard (gem. Heukelum); het Landschapsplan Tielerwaard-West; het behoud van de Vurense Uiterwaardennatuur (terrein van de voormalige steenfabriek van de firma Heuff).
Privé Naast natuur hadden ook geschiedenis, kunst en filosofie Oldenburgers grote interesse. Hij reisde de hele wereld rond om conferenties, natuur(parken) en tentoonstellingen te bezoeken, altijd op zoek naar ‘Hollandse’ architectuur en andere ‘Hollandse’ connecties uit het verleden.
Oldenburger was een oorspronkelijk en idealistisch denker. Zonder dat hij zich daarvan bewust was streefde hij vergelijkbare idealen na als zijn grootvader Harmannus Groustra (1861-1944), die in Noord-Groningen een bekend multatuliaan was, aanhanger van de utopische Vrijlandbeweging [noot 1] en voorzitter van de SDAP-federatie Slochteren. Door de oorlog hebben beide elkaar niet of nauwelijks gekend, maar de utopische idealen van grootvader lijken op kleinzoon Feddo te zijn overgedragen.
Noot 1. Harmannus Groustra vertaalde en bewerkte het boekje Freiland ein sociales Zukunftsbild geschreven door Theodor Hertzka (Leipzig, 1889) in het Nederlands tot ‘Vrijland en de Vrijlandbeweging’ (Amsterdam, 1893). De tekst van dit boekje heeft Groustra rijkelijk van noten en citaten voorzien.
Oldenburgers interesses blijken ook uit zijn jarenlange lidmaatschappen van o.a.: – UBV (Utrechtse Biologen Vereniging). In dit verband richtte hij samen met anderen het Kiemblad voor Biologen op en organiseerde hij als lid van de UBV-kampcommissie het biologenkamp op Ameland; – NIBI (Nederlands Instituut voor Biologie/Bionieuws); – D66, bijna vanaf de oprichting tot aan zijn dood; – Ver. Natuurmonumenten; – Ver. Lingelandschap; – NWG (Natuurwetenschappelijk Gezelschap Wageningen); – Tong Tong (Indische culturele organisatie) / KJBB (Vereniging Kinderen uit de Japanse Bezetting en de Bersiap); tenslotte was hij ‘adviseur’ van de Natuurwetenschappelijke Studiekring voor Suriname en de Nederlandse Antillen.
Trivia Op zoek naar de hem onbekende vulkaanflora beklom Oldenburger twee onmogelijke ‘bergen’: – de Gunung Api op Banda (Indonesië), vulkaantop 666 m. Door het bedwingen van deze lava-berg werd hij tot ‘Ereburger van Banda / Molukken’ benoemd (Certificaat in Familie-archief).
– de Mount Scenery op Saba (Ned. Antillen), een slapende vulkaan, 887 m. Hoogste top van het Koninkrijk der Nederlanden (Certificaat zie hieronder)
– Feddo Oldenburger en de Groningse schilder Otto Eerelman (1839-1926), ook wel de ‘Rembrandt van het Noorden’ genoemd, waren verre familie van elkaar. Om die reden had hij speciale aandacht voor Eerelmans werk, o.a. voor diens familieportretten en voor diens kunstalbum Paardenrassen (waarin ook een afbeelding van het Oldenburger paard was opgenomen, zie hieronder).
Publicaties in chronologische volgorde (zie ‘Library WUR’ en www.sipaliwinisavanna.com) * Oldenburger, F.H.F., Een globale vegetatiekartering van de duinen van Voorne, rapport, 1963. * Oldenburger, F.H.F., Een beschrijving van een onderzoek naar het gedrag van 2 groepen Java-apen (Macaca iris) onder ‘vrije’ kooi-omstandigheden, rapport, 1965. * Oldenburger, F.H.F., Biologics ’66-’67, eigen uitgave met biologische filosofische overpeinzingen. Biologics (1966): nr. 1 The ‘catch’ or ‘introducing New China’. nr. 2 (Evolunatics I). ‘De wereld draait zoals wij dat willen’. (Galileo Galilei). nr. 3 Critics. nr. 4 Critics on Critics. nr. 5 (Evolunatics II). Vervolg van E.1. nr. 6 Biopolitics I. nr. 7 Biopolitics II. nr. 8 Evolunatics III. nr. 9 Biopolitics III. nr. 10 Cogistics. nr. 11 Evolunatics IV. Biologics (1967): nr. 12 / 1967 UBV Kiemblad jrg. 1, nr. 1. ‘De jacht op het punt ‘nul’. nr. 13 De Noordzee Confederatie. nr. 14 Zero. nr. 15 Zero—–Point. De nummers 13, 14 en 15 zijn ook apart samengebonden. * Tetsuo Koyama en Feddo H.F. Oldenburger, ‘Diplacrum africanum newly found in tropical America’ in: Rhodora 73, 1971, p. 159-160. * Oldenburger, F.H.F; R. Norde en H.T. Riezebos, Ecological investigations on the vegetation of the Sipaliwini – savanna area (Southern Surinam), rapport, 1973. * Oldenburger, F.H.F., ‘Het savanneprobleem en de Sipaliwini savanne in Suriname (Z-Am.) in het licht van de algemene Biostasie-Rhexistasie theorie’ in: Berichten Fysisch Geografische Afdeling, 1973, p. 2-11. (Ook vertaald in het Portugees en Engels onder de titels: ‘El problema de las sabanas y de la Sabana de Sipaliwini en al Surinam (America del Sul) a la luz de la teoria Universal Biostasia-Rhexistasia’ en ‘The savanna problem and the Sipaliwini-savanna in Surinam (S. America) in view of the general Biostasy-Rhexistasy Theory’). * Oldenburger, F.H.F. en R. Norde, 200 Sipaliwini-savanne planten, uitgave in eigen beheer, 1973. * Eiten, George et al. [F.H.F Oldenburger, R. Norde en H.T. Riezebos], ‘Delimitation of the cerrado concept’ in: Vegetatio, vol. 36, 1978 (3), p. 169-178. * Oldenburger, F.H.F., Landschapsplan Tielerwaard-West, rapport, 1982. * Oldenburger, F.H.F., Dit vinden wij ervan: reacties van insprekers op de evaluatie van het Streekplan Zuid-Holland Oost, 1983. * Oldenburger, F.H.F., J.G.W.J. Eilerts de Haan, Marga C.M. Werkhoven en C.C. Käyser, Algemene inleiding op de Toemak-Hoemak-, Suriname- en Corantijn-expeditie van resp. 1907, 1908, en 1910-1911; gevolgd door een samenvatting van de Suriname expeditie van 1908; ‘In Memoriam Baas Schmidt van Gansee (1898-1992)’; een samenvatting van de Corantijn-expeditie van 1910-1911 (2 delen); ‘Korte biografie van Luitenant C.C. Käyser’, uitgave in eigen beheer, 2014. * Oldenburger, F.H.F en R. Norde, website Sipaliwini Savanna (zie screenshot hieronder). 2008.
Feddo Hans Frits Oldenburger is 22 november 2017 overleden. Zijn nalatenschap betreffende de Sipaliwini-savanne, in de vorm van boeken, rapporten, documenten, manuscripten, (lucht)foto’s, vegetatiekaarten en dia’s is 5 januari 2018 deels overgedragen aan en opgenomen in Naturalis Biodiversity Center Leiden en deels aan Universiteit van Utrecht / Copernicus Instituut (Gijs Steur).
De verzamelde Sipaliwini-planten bevinden zich in het Herbarium van Naturalis Biodiversity Center. Deze hele collectie is gedigitaliseerd en doorzoekbaar. Een uitleg is elders op deze website te vinden.BewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewaren