Categoriearchief: Bomen

Cascade Ronde Tafel Conferentie: interessante lezingen en gezelligheid

De Cascade Ronde Tafel Conferentie (jaarlijks  op PalmPaasZaterdag) was weer een groot succes. De zaal was geheel gevuld met vrolijke mensen, allemaal geinteresseerd in tuin- en landschapshistorie. Het vaste programma luiddet: Lunch, Welkom, ca. 5-6  voordrachten, borrel. De vaste plaats van bijeenkomst is tegenwoordig Huis Sonsbeek, maar wegens een verbouwing was het dit jaar in het Water Museum vlakbij.

Henk Barkhof vertelt over de plannen van Wijk De Maten in Apeldoorn-Oost. Cascade RTC 2024.

De eerste lezing ging over het uitbreidingsplan De Maten in Apeldoorn- Oost, dat speelde in de jaren zeventig van de vorige eeuw. De voormalige gemeente-tuinarchitect Henk Barkhof vertelde geheel in jaren-zeventig-stijl (mèt gekleurde lichtdrukken en zonder dia- of power point presentatie), hoe de plannen voor de nieuwe wijk waren ontstaan en gegroeid en vooral ook over de bomenlanen (welke soorten)  en dat er nu na 50 jaar al weer hele lanen waren vervangen of verdwenen. Hij voreg zich ook af hoe die bomenlanen in de toekomst er uit zouden gaan zien. Zelf denk ik dat het de toekomstige beplantingen veel meer rekening zal worden gehouden met soorten/variëteiten die tegen een droog of juist nat klimaat kunnen en met het planten van vooral inheems hout.

Voor vergelijking met de situatie van hetzelfde gebied in 1975 (links) en in 2024 (rechts) heb ik hieronder een vergelijkingskaart toegevoegd.

De volgende lezingen hadden als onderwerp: Doris Hattink over Daniel marot’s tuinontwerpen; Jan Holwerda over het landgoed  Moretusbos / Ravenhof (gem. Woensdrecht), ook wel Klein Versailles in Putte genoemd. Jan lichtte de hele geschiedenis toe met vooral prachtige hoogtekaarten; Martin van de Broeke over de Zeeuwse kweker / tuinarchitect Pieter Schuppens (1769-1850); en tenslotte Willem Zieleman (tuinbaas Paleis Het Loo) over de binnentuin van paleis Het Loo op basis van een schets van Pierre Cuypers.

Tuinprent van Laurens Scherm naar Daniel Marot. Bloeien hier lelies?

Een zeer geslaagde bijeenkomst. Tot het volgende evenement,  21 juni Midsummernight op een buitenplaats in Noord-Brabant.

Zie voor meer foto’s de Cascade website en het foto-album van Theo Kralt.

De archieven van de Fraelemaborg geven geheimen prijs. Tentoonstelling ‘Door de Bomen’

Gezicht via de vijver op de achtergevel van de Fraeylemaborg. Coll. Fraeylemaborg
Langzaam maar zeker zullen de archieven van de Fraeylemaborg zich openbaren. Vele onderzoekers hebben daar jaren opgewacht. Het eerste deel van de “Gids voor de Nederlandse Tuin- en Landschapsarchitectuur is in 1995 bij Uitegeverij De Hef verschenen (auteurs Carla Oldenburger, Anne Mieke Backer en Eric Blok). Hierin staan  een aantal tuinplattegronden genoemd en beschreven en toegeschreven, waarvan niet bekend was door welke tuinarchitecten ze zijn gemaakt, in welk jaar ze waren geproduceerd, en wie de opdrachtgever was geweest. Hopelijk gaan deze vraagtekens nu binnenkort worden opgelost.
Lees de onderstaande beschrijving uit 1995, aangepast voorzover nu bekend:
Een lange oprijlaan leidt naar de Fraeylemaborg, een symmetrisch huis met een asymmetrisch geplaatste toren. Op het voorplein staan een schathoes – oorspronkelijk een veestal – en een koetshuis; over de ophaalbrug bewaken Herakles en Pallas Athene de toegang. De Fraeylemaborg is ontstaan uit een steenhuis, een versterkt huis van een Ommelander hoofdeling, die zich vele malen tegen de stad moest verzetten. In 1690 kwam mr. H. Piccardt in het bezit van de borg. Hij was geheim kamerheer van Lodewijk XIV en een vriend van koning-stadhouder Willem III, die beiden de Frans classicistische tuinaanleg zeer waardeerden.
Ook de tuinen van Fraeylemaborg werden in deze Franse stijl aangelegd. Een reconstructie-tekening -hieronder afgebeeld- gemaakt door Anco Wigboldus (1900-1983) verduidelijkt de situatie. Hierop is te zien dat de hoofdas, van noordwest naar zuidoost, voor en achter het huis nog steeds het hele park beheerst.

Een later landschappelijk ontwerp van de buitenplaats (tot heden is dit ontwerp gedateerd rond 1800 en worden als ontwerper J.G. Michael of J. D. Zocher sr. of G.A.Blum genoemd) laat zien dat  twee schuine zichtlanen, een landschappelijke vijver evenwijdig aan de achtergevel van het huis en twee ronde bassins op de hoofdas, de structuur van het park bepaalden.  Het echtpaar Hora Siccama- De Sandra Veldtman heeft de geadmitteerde landmeter F. N. van Hulten, in december 1821 de aanleg  laten optekenen zodat eerdere detailontwerpen door hem werden vastgelegd, zoals het padenpatroon, de vijverpartijen, tuinen, appelhoven, een bloementuin en zelfs graanvelden. Ook valt op dat de Engelse aanleg achter in het park, zoals eerder ontworpen door G.A. Blum, ook te zien is  op deze kaart van Van Hulten.

Bovengenoemde kaart van Van Hulten is nog niet officieel digitaal beschikbaar, maar het is nu wel duidelijk -omdat het hier om een landmeterskaart gaat- dat de Fraeylemaborg vanaf ca. 1820 geheel in landschapsstijl was veranderd. Het eerdere ontwerp in landschapsstijl (jaar en ontwerper dus onbekend tot heden),  is waarschijnlijk niet uitgevoerd.

Wat is nu nog in de tuin te beleven van voorgaande eeuwen? Achter in het bos vindt men nu nog een slingerende beek en vijvers in schijnbaar natuurlijke vormen, opgeworpen heuvels en slingerende paden. Een prieel, een negentiende-eeuwse rechthoekige duiventoren, vele tuinvazen en een achttiende- eeuws beeld van Flora versieren de ‘natuurlijke’ aanleg.

In 1975 werden de voormalige borg en het park door de huidige eigenaar, de Gerrit van Houten Stichting, voor het publiek opengesteld. Bijzondere en oude bomen in het bos zijn de zwarte noot, de bergiep, de goudes, de treurbeuk, de borgenflora zoals de bosanemoon, de holwortel, het daslook, de wilde hyacint en de bostulp. Aan de overzijde van de Hoofdweg ligt het Overbos, dat oorspronkelijk ook deel uitmaakte van de Fraeylemaborg. De historische aanleg van de Fraeylemaborg is tot beschermd Rijksmonument verklaard.

Van 30 maart t/m 22 september Tentoonstelling ‘Door de Bomen’

Buitenplaats Oostergeest in Warmond overgegaan naar Hendrick de Keyser

Huis Oostergeest, 2024. Foto Hendrick de Keyser

Het gebied rond Warmond, gelegen aan de rivier de Leede, was in vroeger tijden voor families uit Leiden, Den Haag en Rotterdam een geliefd oord voor het vestigen van een buitenplaats. Via de Leede kon men de steden gemakkelijk bereiken en het water vormde een aantrekkelijk uitzicht en recreatiepunt.

In 1651 kocht Cornelis van Rosenburgh, schout en baljuw van Warmond, een huis met land, het latere Oostergeest. Het bestaande huis werd vervolgens afgebroken en door een nieuw vervangen.

Plattegrond Buitenplaats Oostergeest te Warmond. Coll. Huisarchief. Foto RCE

Op een tekening in het huisarchief uit circa 1730 is dit nieuwe huis afgebeeld met de bijbehorende plattegrond. De gevel vertoont duidelijk kenmerken van het Hollands classicisme: symmetrie, soberheid en een hoog schilddak. De deur- en raamomlijstingen zijn van later tijd. De tuin was, volgens een akte van 1667, aan alle zijden omheind met ‘houten of doornen [= meidoornen] heiningen’ en met de zogenaamde ‘kloostermuur’. In 1726 werd het huis eigendom van Cornelis Schrijver, vendumeester van de Admiraliteit te Rotterdam. Zijn zoon, Paridanus Schrijver, was predikant te Warmond en bewoonde het huis van 1726 tot zijn dood in 1733. Vanaf die tijd wordt het huis Oostergeest genoemd. Na een uitbreiding van de gronden in 1729 liet Schrijver een geometrische tuin aanleggen. Deze tuin is afgebeeld op genoemde tekening uit circa 1730.

De huisplaats was bereikbaar via een lange oprijlaan met bomen die gericht was op het midden van de voorgevel van het huis en uitkwam op een met bomen beplant voorplein. Opzij van het huis en ook achter het huis lagen parterres de broderie en enkele kleine boomgaarden. De oorspronkelijke huisplaats werd omgeven door een grotere boomgaard opzij van het huis met daarachter waarschijnlijk een warmoezerij, die op Franse wijze diagonaalsgewijs was verdeeld. De nutstuinen waren door een lange kavelsloot afgescheiden van een drietal, met elkaar verbonden bosketten, waarvan de middelste een qua vorm zeer apart bassin herbergde. Dit bassin werd door hagen en paden omgeven en vertoonde ook ‘oversteken’ door het water. Waarschijnlijk is deze plek de ‘menagerie met een groote gemetselde waterkom’ waarvan sprake is in de verkoopadvertentie van 1733. Omdat deze waterkom door paden of vlonders in kleinere bassins werd verdeeld en omdat er vier terrasachtige oeverplaatsen in deze bassins uitstaken, lijkt het waarschijnlijk dat men vanaf hier de watervogels voedde en misschien ook wel het in die tijd geliefde Naumachia-spel met bootjes speelde, een nagebootst scheepsgevecht in het klein, dat reeds bekend was bij de Romeinen. Verder spreekt de advertentie van een speelhuis en een oranjerie, parterres, een moestuin, visrijke vijvers (onder andere rondom de bosketten), boomgaarden en wilde plantagieën. In de bosketten met hakhout liepen wandelpaadjes en stonden tuinvazen of tuinbeelden opgesteld. Ook langs de weg bij de ingang lag nog een bosket in de vorm van een sterrebos. Verder sprak men in de advertentie nog van ‘een fraaye party Oranges en Bijgewassen, veelerhande Water- en ander Gevogelte, gelyk ook een Speel- Schuytje’. Dit laatste is het scheepje dat men gebruikte bij het hiervoor genoemde Naumachiaspel. De indeling van het terrein was duidelijk ondergeschikt aan het oorspronkelijke kavelpatroon van de polder. Na 1733 is er een tijd lang niet veel gebeurd op Oostergeest, althans voor wat betreft de tuin.

Huis Oostergeest. Wikipedia.

Uit een verkoopadvertentie in de Leidsche Courant van 30 september 1839 krijgt men een beeld van hoe de tuinen er toen uitzagen. Men spreekt van een menagerie, boomgaarden, een ‘Engelsche Partij’, een goudviskom, een bergje, een moestuin, bijzondere bomen, onder andere een Magnolia glauca, bosjes en ‘fraaye wandelingen’ en ten slotte een ’tent aan den Heerenweg’. Hieruit blijkt dat er intussen veranderingen in landschapsstijl hadden plaatsgevonden. De Topografische kaart van Nederland geeft pas een grote slingerende waterpartij aan vanaf 1895. Dat zou betekenen dat men deze waterpartij pas een jaar of 5 tot 10 daarvóór heeft aangelegd.

Een tweede plattegrond  in het huisarchief zou uit de late 19de eeuw kunnen dateren.  Het park in late landschapsstijl wordt dan gekenmerkt door een lange slingerende ‘beekpartij’ en wandelpaden  rond heester-en grasperken (waarschijnlijk gevuld met verschillende soorten rododendrons, azalea’s, hortensia’s etc.)

Oostergeest is een rijksbeschermde buitenplaats en onlangs in eigendom overgegaan op de Vereniging Hendrick de Keyser.

Frans Hals, een schilderij van een Hollandse familie buiten in een tuin. 1635. Cincinnati Art Museum.

Een beetje lui vanmiddag, nam ik weer eens even mijn verzameling oude prentbriefkaarten door. Toevallig vond ik een afbeelding van een schilderij van Frans Hals, bekend als ‘A Dutch Family’, ca. 1635,  Cincinnati Art Museum . Bequest of Mary M. Emery.

Omdat mijn eigen prentbriefkaart een scherpe vouw vertoont, heb ik maar voor de afbeelding van de Wikipedia-foto gekozen.

De meeste schilderijen van Frans Hals vertonen portretten van bekende en onbekende mannen en vrouwen en kinderen, maar dit is een van de weinigen waar een hele familie op wordt afgebeeld. Portretten van bekende Nederlanders zijn bijv. die van de filosoof / wetenschapper  René Descartes (1596-1650), van de schilder Frans Post (1612-1680) en het portret van de schilderes Judith Leyster (1609-1660), toegeschreven aan Frans Hals. Dit schilderij van een familie buiten in een tuin (met rozen op de grond) is in zijn oeuvre vrij uniek.

Een enorme lijst van portretten staat met foto ’s op Internet ter nadere bestudering. Het hier afgebeelde schilderij is niet op de tentoonstelling in het Rijksmuseum te zien.

Het is overigens eigenaardig dat op Wikipedia te lezen staat dat dit schilderij van de Hollandse Familie in 2022 is geïdentificeerd door Frans Grijzenhout, terwijl achterop mijn beslist oudere prentbriefkaart al staat dat dit een schilderij is van Frans Hals. Of heeft het Museum de woorden  ’toegeschreven aan’  Frans Hals op deze prentbriefkaart voor het gemak toen maar weggelaten?

Tentoonstelling Frans Hals in het Rijks Museum, t/m 9 juni 2024.

Tuinarchitecten Sandwijk: H. van Lunteren, Otto Schulz, Renske Boon

Op Linkedin las ik donderdag jl. een kort bericht over de buitenplaats Sandwijk. Mij viel direct op dat er gemeld werd dat de villa uit 1770 dateert en dat Stadsherstel Utrecht de eigenaar is van het huis, terwijl het omringende park aan Utrechts Landschap toebehoort. Ik verkeerde nog in de veronderstelling dat Sandwijk eigendom was van de Universiteit Utrecht (dat schreef ik ooit voor een tekst over Sandwijk in de ‘Gids van de Nederlandse Tuin- en Landschapsarchitectuur’, deel 2, 1996), maar dat is dus veranderd.

Ook werd gemeld dat Stadsherstel kleurhistorisch onderzoek had gedaan (exterieur) en dat de bekende rose serre van kleur is veranderd in de kleurstelling van rond 1900.

Buitenplaats Sandwijk De Bilt. Links nog de rose serre te zien. Foto Wikipedia

De tekst die ik eerder schreef heb ik nu bijgesteld:

De buitenplaats Sandwijk is gebouwd op het terrein van het voormalige Vrouwenklooster te De Bilt. In 1770 bouwde de Utrechtse burgemeester Paul Voet van Winsen op het terrein van een vroegere boerderij met herenkamer een classicistisch huis uitkijkend op een park in vroege landschapsstijl, spiegelend in het water van de Biltse Grift. Mogelijk werd in deze periode ook het duivenhuis in de vorm van een neogotische kapel gebouwd. Het teruggrijpen naar de gotiek hangt samen met de populariteit van de neogotiek in Engeland. Door het plaatsen van een neogotisch bouwwerk wilde men het karakter van de ‘Engelse partijen’ (bloem- dragende heesterpartijen) in de vroeg-landschappelijke aanleg nog eens extra accentueren. Zo’n neogotische kapel vinden we ook tegenover de buitenplaats Leeuwenburg aan de Langbroeker – wetering in de gemeente Driebergen en in het landschappelijk deel van het park Beeckestein te Velzen, ontworpen door de tuinarchitect J.G. Michael.

Duivenhuis of schijnkapel van Sandwijk. Foto Wikimedia

Interessant is de afbeelding van de kapel in het beroemde voorbeeldenboek ‘Magazijn van tuinsieraaden’ van Gijsbert van Laar uit 1802-1809, waarbij het niet duidelijk is of de kapel in het boek naar het voorbeeld van Sandwijck is getekend of dat deze juist naar het voorbeeld uit het boek van Van Laar is gebouwd. Omdat Van Laar aan het eind van de achttiende eeuw in Utrecht woonde en werkte, is het zelfs mogelijk dat hij het zelf was die deze ‘folly’ bouwde en later opnam in zijn boek. Het kopiëren van dergelijke gebouwtjes uit binnen- en buitenlandse voorbeeldboeken en uit parken onderling, was vrij algemeen in die tijd. De later gebouwde portierswoning op Sandwijck, in neotudor stijl, is bijvoorbeeld een kopie van een zelfde gebouwtje in Park Babelsberg te Potsdam.

Vanaf 1833 werd de vroeg-landschappelijke aanleg van Sandwijck gereorganiseerd tot een parkaanleg in late landschapsstijl door de tuinarchitect Hendrik van Lunteren. Veel elementen uit deze negentiende-eeuwse parkaanleg zijn bewaard gebleven, zoals een slingerende waterpartij en een eiland dat nu dicht begroeid is, maar dat vroeger waarschijnlijk met vrijstaande bomen was beplant.

M. Mourot, in de tijd van H. van Lunteren

In 1913 verzorgde de tuinarchitect Otto Schulz de coniferen aanplant. Op Sandwijck staan enkele imposante bomen, waaronder een treurbeuk, een rode beuk en een moerascypres. De tuinarchitecte Renske Boon was in 1951 betrokken bij de vernieuwing van de borderbeplanting. De beplantingsplannen zijn bewaard gebleven (Wageningen Speciale Collecties).

In 1930 bood de eigenaar van Sandwijck, dr C.W.Th van Boetzelaer, de overtuin aan de gemeente ten geschenke aan. Naar ontwerp van de firma H. Copijn & Zn. werd er een wandelpark rondom een centrale vijver aangelegd in landschapsstijl: dit is het tegenwoordige Van Boetzelaerpark, dat op 8 juni 1931 officieel geopend werd. Het Van Boetzelaerpark is een gaaf voorbeeld van een openbaar parkje in de stijl van Louis W. Copijn. De verhoudingen tussen de open en gesloten boompartijen zijn nog goed in tact en vele bomen zijn uitgegroeid tot indrukwekkend formaat. Er staat nog een pergola die, zoals vaker bij Copijn voorkomt, gemaakt lijkt te zijn van grillige boomstammetjes, maar in werkelijkheid is uitgevoerd in cement. Deze rustieke stijl ziet men in die dagen in parken ook toegepast bij bijvoorbeeld brugleuningen en bankjes. Tegenwoordig spreekt men dan van cementrustiek.

De Dam in Amsterdam en het Damplantsoen

Zicht over de Dam, richting Damplantsoen en Koninklijk Paleis, ca. 1929. Stadsarchief Amsterdam

De Amsterdamse grachtengordel dankt zijn charme grotendeels aan de karakteristieke iepen, maar de Dam juist aan de stenen, vindt Wim Pijbes. Er zijn volgens hem meer geschiktere delen van de stad om aan te pakken, schrijft hij in dit opiniestuk.

Wim Pijbes  
“Het enkele stukje groen dat resteert van de enige boom die ooit de Dam sierde, bevindt zich in het Rijksmuseum. De vrijheidsboom die de patriotten op 21 januari 1795 voor het toenmalige Stadhuis op de Dam plaatsten na het uitroepen van de Bataafse Republiek, kreeg nooit navolging.

Maar als het aan de gemeenteraad ligt, komt hier mogelijk verandering in. Om de stad voor te bereiden op hete zomers sprak een meerderheid van de raad zich vorige week in een debat over klimaatadaptie uit over een onderzoek naar het vergroenen van de Dam. Dat lijkt een goed idee, maar is het niet.

Lange traditie

Natuurlijk, Amsterdam kent een lange traditie van stedelijk groen. De grachtengordel ontleent voor een belangrijk deel zijn charme aan de karakteristieke iepen.

Maar waar de wereldberoemde grachten worden gekenmerkt door bomen, ontleent de Dam zijn kwaliteit juist aan stenen. Net als bijvoorbeeld het Piazza del Campo in Siena, volgens menigeen het mooiste stadsplein ter wereld, of dichter bij huis, de Grote Markt in Brussel. Stadsbomen zijn zeker nuttig, nodig en prachtig, maar niet op de Dam tegenover het paleis.

Wat wel kan, is het gedeelte dat lange tijd bekendstond als Damplantsoen weer in het leven roepen. Dit deel rond het Nationaal Monument zou van bomen kunnen worden voorzien. Voordat het monument hier stond, was hier tussen 1925 en 1947 namelijk al een tijdelijk plantsoen.”

Tot zover het artikel van Wim Pijbes. En laat ik nu juist over dat Damplantsoen al in 2020 een uitgebreid artikel hebben geschreven.

Misschien kan dit Damplantsoen wel tot inspiratie dienen voor het nemen van verdere stappen? Advies? Wij praten graag met de gemeente mee.

Westerpark en Oosterpark. Een zomerscène en een winterscène in een openbaar park

Nogmaals een Bericht n.a.v. de Singer Tentoonstelling “Frisse Wind”. Zie ook de voorgaande twee Berichten. Aan het eind van de 19de eeuw was er grote behoefte aan licht en lucht en ruimte in de stad Amsterdam. Publieke parken waren in opkomst en op bijgaande schilderijen uit 1899 en 1910 ziet men dat de parken zeer in trek waren en nu nog steeds hun functie hebben weten te bewaren.

Jacob Dooijewaard (1876-1969). Spelende kinderen in het Westerpark. 1899. Olieverf op doel. Coll. Singer Museum. In de verte is de kleine vijver te zien

In 1890 werd het Westerpark aangelegd op een terrein langs de Haarlemmertrekvaart, tussen de spoorweg naar Haarlem en het terrein van de gasfabriek. Onder leiding van J.G. van Niftrik, die in navolging van Haussmann in Parijs een groene gordel rondom Amsterdam wilde aanleggen is het ontwerp van het park tot stand gekomen. Het plan van Van Niftrik uit 1866 werd nooit in zijn totaliteit uitgevoerd. Het Westerpark en het tevens door hem ontworpen Sarphatipark vormen de enige uitgevoerde delen hiervan. Het Westerpark wordt gekenmerkt door een aantal min of meer ronde of eivormige gazons en een kleine vijver met daaromheen wandelwegen. In het westelijke deel is een cricketveld opgenomen. De stijl van het hele ontwerp doet sterk denken aan de ontwerpen van de Parijse landschapsarchitect E. André in het boek ‘L’Art des jardins: traité général de la composition des parcs et jardins’ uit 1879. Waarschijnlijk hebben platen uit dit, ook in Nederland, bekende boek de gemeentearchitect tot voorbeeld gediend

Willem Witsen (1860-1923. Wintergezicht in Oosterpark. Na 1910. Olieverf op doek. Coll. Singer Museum

L.A. Springer (1855-1940). Ontwerp Oosterpark.1890. Uitvoering vanaf 1891. Noorden boven. Foto  Library WUR.

Het Oosterpark heeft een aanleg in gemengde stijl met gebogen paden, een slingerende waterpartij, oude boomgroepen en doorzichten. In 1890 schreef de gemeente Amsterdam een prijsvraag uit voor een park, gelegen in de Over-Amstelschen polder, op een terrein begrensd door de Mauritskade, de Linnaeusstraat, de Eerste Parkstraat en de ‘s-Gravesandestraat. Op het noordelijke deel hiervan lag de Oosterbegraafplaats, die echter binnen enkele jaren zou verdwijnen, omdat kort daarvoor de Nieuwe Oosterbegraafplaats aan de Middenweg was aangelegd. Het programma van eisen voor het nieuwe park vermeldde inpassing van een bestaand cricketveld, de aanleg van een grote en een kleine kinderspeelplaats, een plek voor muziekuitvoeringen, een rijweg en een waterpartij. Deze laatste diende ter vervanging van de zogenaamde Molentocht, die destijds langs de zuidzijde van de Oosterbegraafplaats liep. Verder waren vijf ingangen gewenst, waarvan één tegenover de Muiderpoort moest komen in de plaats van de aanwezige ingang van de begraafplaats. De tuinarchitect L.A. Springer maakte een ontwerp onder het motto ‘Omnibus’ dat alle gevraagde elementen bezat. In het noordelijke deel van het park plande hij een min of meer statige, formele entreepartij waarbij hij gebruik wilde maken van de oude toegangslaan van de begraafplaats. Dit gedeelte van het plan is in gewijzigde vorm uitgevoerd; hier werd ook het Koloniaal Instituut gebouwd. Het overige deel met een lange slingerende waterpartij waarlangs afwisselende heesterpartijen en het karaktervolle bomenplein rondom een muziektent werd wel uitgevoerd en vormen de karakteristieke elementen uit het ontwerp. Qua stijl is te spreken van de late landschapsstijl, zo typerend voor Springers werken in de negentiende eeuw. Springer kreeg in 1891 bericht dat hij prijsvraag had gewonnen en een jaar later werd met de aanleg van het zuidelijke deel begonnen. In 1916 is het park, eveneens door Springer, gereorganiseerd. Recreatieve attracties in het park zijn een rozentuin, een rolschaatsbaan, een kinderbadje en de muziektent. Als verwijzing naar de roman ‘Titaantjes’ van Nescio, die zich rondom het Oosterpark afspeelt, is er een beeldengroepje opgericht naar de drie hoofdpersonen in het boek.
Het is eindjanuari, mooie tijd om de parken te bezoeken in het eerste lentezonnetje en om naar het museum in Laten te gaan als de wolken wat dreigen.

Over oude bomen verplanten. Kan dat?

Louis Apol. Wintermorgen 1911. Olieverf op doek (detail). Coll. RCE, permanente bruikleen aaninger Museum Laren

Vorige week bezocht ik de tentoonstelling ‘Frisse Wind’ in het Singer Museum. Zie vorig Bericht met een aantal afbeeldingen. Tot mijn grote verbazing zag ik ook een schilderij waarop een ‘mallejan’ of ‘boomezel’ stond afgebeeld. Dat had ik nog nooit eerder gezien, een mallejan afgebeeld op een schilderij. De schilder was Louis Apol (1850-1936).  Een mallejan  is een vervoermiddel dat vroeger in de bosbouw werd gebruikt om boomstammen te vervoeren op een tweewielig of vierwielig transportmiddel getrokken door paarden.. Door de impressionistische weergave is de scène niet heel duidelijk te zien, maar de wielen van de kar en een deel van een zware boomstam zijn toch wel te onderscheiden. Een bekend verhaal over mallejannen is dat ze werden gebruikt toen het park rond Kasteel De Haar in Haarzuilens werd aangelegd. De kasteeleigenaar wenste direct volwassen bomen in zijn nieuwe park en zo kwam het dat grote zware bomen van overal werden opgehaald met mallejannen.

Hoe de bekende firma Zocher halverwege de 19de eeuw over het verplaatsen van oude bomen dacht kunnen we lezen in de Rotterdamsche Courant van 1855. In Rotterdam speelde toen een kwestie over het verplaatsen van bomen in De Boompjes, een oorspronkelijk 17de eeuwse wandelpromenade langs de Nieuwe Maas. De firma Zocher was om advies gevraagd en deze had geadviseerd de bomen te verplaatsen. Maar Zocher moest op zijn besluit terugkomen. In tweede instantie was zijn oordeel dat slechts 9 a 10 bomen te verplaatsen zouden zijn, ALS ook de wortels van deze bomen gaaf zouden zijn. wat hij betwijfelde gezien de wortels van de bomen die al waren gekapt. Zocher’s nieuwe advies was een geheel nieuwe rij iepen te planten die gemakkelijk uit de Oude Plantage konden worden overgeplaatst. Hoe dit moest gebeuren wordt helaas niet vermeld. Mogelijk waren het nog tamelijk jonge bomen.

Rotterdamsche Courant 7 december 1855

Een derde voorbeeld zagen we al in een vorig Bericht bij het werk van een van onze  voorvaderen, Tuinbaas Johannes Wilkes (1832-1910) in Vogelenzang. Hij had op buitenplaats Casa Nuova volgens de journalist van het Haarlemsch Dagblad (1905) een groot werk verricht. Het ging over de verplaatsing van een bruine beuk van meer dan veertig jaar oud. Ook hier kwam geen mallejan aan te pas, maar wel de hulp van takels, een lier en 15 arbeiders, die er twee dagen over deden om de boom 20 meter te verplaatsen. Let wel zonder enige schade, geen takje was beschadigd.

Haarlem’s Dagblad, dd. 25 nov. 1905. Deze tuinbaas Johannes Wilkes (1832-1910) is de broer van onze (bet)overgootmoeder Maria Wilkes. Ook zijn vader Johannes Wilkes was tuinman, geboren 1799 in Breukelen.-Nijenrode

Zie ook het artikel van Jan Holwerda (waarvoor dank) online: https://dendrologie.nl/arbor-vitae/kasteelpark-de-haar-mallejannen-brachten-bomen-van-elders/

en nog meer: https://dendrologie.nl/arbor-vitae/historische-boomverplantmachines/

Natuurimpressies op de tentoonstelling ‘FRISSE WIND’ in Singer Laren

Als ik naar een tentoonstelling ga, probeer ik altijd schilderijen die de natuur als onderwerp belichten, extra aandacht te geven. Altijd leuk om die aandacht weer om te zetten in een klein ‘Berichtje’ voor onze website-lezers. Afgelopen week opende de tentoonstelling ‘Frisse Wind’ of ‘Impressionisme van het noorden’ in het Singer Museum zijn deuren. Hoewel we in het algemeen bij impressionisme aan Franse schilders denken, worden op deze tentoonstelling schilders uit het noorden, d.w.z. uit Noord-Duitsland, Denemarken en Nederland belicht. Dat geeft beslist een andere kijk op deze kunstrichting. De kleuren zijn ‘noorderlijk’ zou je kunnen zeggen, meer grijs en groen dan oranje en rood, getemperder licht ook wel.

Hieronder enkele aspecten van de zes tentoonstellingsthema’s: Licht, Op het land, In de stad, In de tuin, Op reis en Winter.

J.H. Weissnbruch. Polderlandschap met molens. Coll.Singer Museum LarenKarl Hagemeister. 1881. Witte Papavers. Coll. Landesmuseum Hannover

Fritz Mackensen. Ca. 1905. Een voorjaarsdag (in Worpswede). Coll. Lamdesmuseum Hannover

Hans Peter Feddersen. 1880. Uitgebloeide paardenbloemen. Coll. Museum Kunst der Westküste, Alkersum (D.)

Wassily Kandinsky. 1904. Scheveningen strand. Coll. Museum Kunst der Westküste, Alkersum (D)

William Henry Singe Jr.. Voorjaarsdag in mijn tuin (Villa De Wilde Zwanen, Laren). Coll.Singer Museum

Vele schilders zijn uiteraard hier niet genoemd maar wel aanwezig  (Breitner, Israels, Lieberman, Dooijewaard), maar in volgende Berichten zal ook aandacht worden besteed aan het Westerpark en het Oosterpark en aan de Mallejan, een zelden of nooit eerder geschilderd object.

Jos Cuypers (1861-1949) in samenwerking met Leonard Springer

Het Jaar 2024 is uitgeroepen tot een ‘Nationaal Joseph Cuypersjaar’.  Op 20 januari 2024 is het 75 jaar geleden dat de architect Joseph Cuypers, zoon van de beroemde Pierre Cuypers, overleed. Jos Cuypers is vooral bekend geworden door de bouw (1895-1930) van de kathedrale basiliek St. Bavo of de KoepelKathedraal Haarlem (sinds 2019 onder deze naam bekend).


KoepelKathedraal Haarlem.
Foto Wikipedia

Het kerkgebouw is uiteraard een rijksmonument maar de groenaanleg daaromheen (binnen het hekwerk) is dat niet, en dat is jammer want nu het omringende groen aan restauratie toe is, zal men hoogstwaarschijnlijk direct met een 21-ste eeuws sortiment aan de slag gaan, terwijl Cuypers, geholpen door de tuinarchitect Leonard Springer, toch een rijke voorstelling had van het plantensortiment.

In de Springer Collectie van Bibliotheek WUR zijn 2 documenten gevonden die op naam van Springer staan, het ontwerp van de beplanting binnen de omheining en het hekwerk. Bovendien is de bestellijst van de plantenbestelling bewaard gebleven in een Copie-boek. Hieronder volgen de documenten en plantenlijst: 1) ontwerp tuin; 2) ontwerp hekwerk); 3) plantenlijst. Het tuinontwerp en de plantenlijst zijn al jaren geleden ten tijde van het restauratie-onderzoek door ons ingebracht, maar helaas is er toen niets mee gedaan. Misschien is er nu meer belangstelling? We horen het graag.

L.A. Springer. Tuinontwerp KoepelKathedraal. 1922. Coll. BWUR

L.A. Springer. Ontwerp hekwerk rondom Koepelkathedraal. 1922. Coll. BLUW

Plantenlijst van L.A. Springer (1922) voor  een parkje ten oosten van en behorend bij de Nieuwe St.Bavo ( Joseph Cuypers)

In de vorm van een bestellijst met plantennamen aan kweker P.J. van Empelen te Heemstede. Het boek ‘Decoratieve Tuinbeplanting’ (1924) geschreven door de hortulanus van Amsterdam A.J. Van Laren,  is hierbij heel geschikt om als referentie te gebruiken.

Leonard Springer: “Hierbij een lijst van planten te gebruiken bij de St. Bavo. Wil daar prijs van opgeven. Thuis komende zal  ik u een calque teekening zenden van op te geven, wat er verder voor afwerken gedaan moet worden”.

Struiken

15 Prunus padus

15 Sambucus nigra var,

20 Viburnum in soorten (dentatum,  opulus, lantana)

3 Viburnum …..delphyllum?

15 Lonicera in soorten

10 Acanth….pentophylla ???

15 Berberis Gr……???

25 Philadelphus in hoge soorten, vijf elk.

10 Ribes aureum

10 Ribes alpinum

10 Ribes sanguineum

10 Ribes floridum

15 weigelia divers

17 Deutzia crematie 

6 Philadelphus BouquetBlane ???

3 PhiladelphusAnalancea 

3 Phuladelphus Virginal

3 Rosa Magez??

7 Rosa polyantha multifloraea ottonette?

6 Syringa dubia

5 Spirea ottonette

12 Syringa in div. Variëteiten. 

3 Spirea arguta

3 Syringa japonica

4 Demorphantis mandruhernus ???

3 Buddleya in div. Var.

 Liguster 

Cotoneaster

Amelanchier

Forsythia

Aronia floribunda

Groenblijvende struiken en bomen

P. Laurocerasus Reynvani

Rhododendron Mahonia

P. Laurocerasus Zahili

Ilex aquifolium groot en bont

Taxus baccata pyraneum?

Sorbus in vijf verschillende genoemde soorten

Crataegus in vier verschil. Genoemde soorten

Prunus Jussandi?.

Lonicera

Berberis

Bomen

Alnus 

Populus 

Acer

Carpinus betulus pyramidalis (geenMalus floribun?

Pegasus pseudoceranus fl. pl.

Tilia

Sorbus aucuparia 

Alnus incana

Bomen 18 cm.

Quercus 

Gleditschia 

Populus 

Fagus purpurea

Crataegus  fastigiatus

Einde plantenlijst Leonard Springer.