Categoriearchief: Familie

Oldenburgia-Familiegeschiedenis / 100 jaar geleden-1. Terugblik

De Schoolmeester lezen op De Groote Vaart ?

Deze website behandelt niet alleen de onderwerpen historische plantgebruik, historische landschapsarchitectuur en historisch kleurgebruik, maar zo af en toe als tussendoortje richten we onze blik op een stukje familiegeschiedenis. We hebben dan ook niet voor niets een Categorie ‘Familie’ bij categorieën opgenomen.

Gedichten van Den Schoolmeester. Amsterdam, Gebrs. E. en M. Cohen, erfstuk van A.S. Groustra

Wat was het bijzonder om te ontdekken dat we de Gedichten van den Schoolmeester (Gerrit van de Linde) als erfstuk van Oom Andreas Groustra in onze boekenkast hadden staan.  Op het schutblad  staat geschreven: A.S. Groustra 2de off. S.S. Houtman. Prijs 1,90. (zie Bericht 1 oktober 2018, waar ook een foto van de ss. Houtman afgebeeld staat). We mogen aannemen dat Andreas tijdens zijn reizen met de Houtman de 332 pagina’s van de Gedichten uitvoerig heeft kunnen lezen.

Andreas Sibren was de zoon van Harmannus Groustra, broer van mijn schoonmoeder Ronesca Groustra (1901-1969), kleinzoon van de rijkscommies belastingen Jan Groustra (1810-1894) en Geessien Redeker (1818-1903) en oudoom van mijn man Feddo Oldenburger.

Andreas Sibren Groustra (1893-1919). Tweede stuurman S.S. Houtman. Foto: N.V. Charls & van Es & Co. Ned. Indië (Soerabaja 1880-1915; Charls & van Es & Co, N.V. Batavia 1895-1940)

Dat Andreas Sibren vroeg was overleden, was ons bekend, maar ook niet veel meer dan dat. In de familie werd altijd met respect over hem gesproken. Zijn ouderlijk huis stond in Slochteren (tegenover de Fraeylemaborg). Eenmaal wordt in de Internet-archieven vermeld dat zijn beroep  timmerman is, maar dat zal maar heel kort zijn geweest (of een vergissing) want hij is al heel vroeg de wijde wereld ingetrokken. In 1916 wordt  in zijn ‘Certificate of Registration of Alien Seaman’ als woonplaats Weltevreden, voorstad van Batavia opgegeven.

Andreas was genoemd naar zijn grootvader van moeders zijde, Andreas Visscher (1805-1879), gehuwd met Alida van Delden (1807-1871). Grootvader was predikant in Helpman, gem. Haren. Zijn tweede naam Sibren kwam van zijn oom Sibren Jan Groustra (1844-1895), de oudste broer van zijn vader. De twee Sibrens mochten elkaar waarschijnlijk bijzonder graag. In ieder geval is Andreas Sibren in de voetsporen van zijn oom getreden. Oom Sibren was namelijk zeeman en later directeur van de Zeevaartkundige School op Terschelling. Andreas Sibren ging naar de Zeevaartschool om stuurman te worden. Op 14 november 1913, 20 jaar oud,  behaalde hij in ’s Gravenhage zijn diploma als derde stuurman voor de ‘Groote Stoomvaart’  (certificaat in familiearchief) en op 28 augustus 1916 behaalde hij zijn Diploma Tweede  Stuurman aan de Zeevaartschool te Soerabaja (zie foto hieronder).

Diploma Tweede Stuurman van Andreas Sibren Groustra, dd. Soerabaja, 28 augustus 1916

Het tweede diploma vermeldt dat Andreas in 1916 Batavia als woonplaats had. Zoals we boven zagen woonde hij dus eigenlijk in de voorstad Weltevreden. In Batavia was het hoofdkantoor van de KPM, de Koninklijke Paketvaart Maatschappij, de rederij van De Houtman gevestigd. Op onderstaande kaart van Ned. Indië zijn de verplichte vaarwegen van de KPM ingetekend.

Waarschijnlijk heeft hij in eind 1913 zijn eerste grote bootreis gemaakt. Er is een toelatingskaart voor Java en Madeira bewaard gebleven (in familie-archief) en hierop wordt Andreas’ laatste woonplaats Amsterdam genoemd en bovendien het feit dat hij op 9 februari 1914 in Tandjong Priok (haven van Batavia) is aangekomen met het stoomschip Koningin der Nederlanden. Van een latere reis op de ss. Houtman zijn foto’s bewaard gebleven, gemaakt door Andreas in Singapore (1915), in Port Moresby, de hoofdstad van het toenmalige Australisch Nieuw Guinea (1916 en 1917) en in Townsville (1917), gelegen in Queensland,  aan de oostkust van Australië. De bijschriften onder de foto’s zijn kopieën, van door Andreas achterop de foto’s geschreven gegevens. Deze maken duidelijk dat Andreas geïnteresseerd was in cultuur en natuur.

Singapore Chineesche wijk, 12-01-1915. Foto: A.S. Groustra

Port Moresby, Engelsch Nieuw Guinea-Papua, 12-11-1916. Foto: A.S. Groustra

Port Moresby, Engelsch Nieuw Guinea-Papua, 13-01-1917. Foto: A.S. Groustra

Port Moresby, Engelsch Nieuw Guinea-Papua, 13-01-1917. Foto: A.S. Groustra

Haven van Townsville, Oostkust Australie, 10-04-1917. Rechts ligt de ss. Houtman voor anker op de rede bij Townsville. Foto: A.S. Groustra

Uit het jaar 1919 is een bewijs van lidmaatschap bekend (in familie-archief, op naam van A.S. Groustra) van de Vereeniging van Nederlandsche Gezagvoerders en Stuurlieden.

10 november 1919 is Andreas Sibren Groustra overleden in zijn geboortedorp Slochteren, in de leeftijd van 26 jaar.

Vermeldenswaardig is nog wel dat achterneefje Feddo Oldenburger (1937-2017) in 1946 ook met een boot van de KPM met verlof naar Nederland ging en wel met ss. De Tegelberg. Zie daaromtrent het Bericht https://www.oldenburgers.nl/2018/01/20/korte-biografie-feddo-hans-frits-oldenburger-1937-2017/

BewarenBewaren

BewarenBewaren

BewarenBewaren

BewarenBewaren

BewarenBewaren

BewarenBewaren

Oldenburgia-VROUWENARBEID EN ONZE FAMILIEVROUWEN

VROUWENARBEID, 1898,  Nationale Tentoonstelling 120 jaar

Suze Fokker, Affiche Nationale Tentoonstelling Vrouwenarbeid, 1898, Lithografie. Coll. Rijksmuseum.

Al in het vorige Bericht op deze website sprak ik over de tentoonstelling ‘Art Nouveau in Nederland’. Toen ik bovenstaande affiche zag viel me meteen op dat drie witte lelies omarmd door vier zonnebloemen de vrouwenarbeid hier als het ware symboliseerden. In de christelijke middeleeuwen stonden drie witte lelies al symbool voor de reinheid en onaantastbaarheid van de maagd Maria. En de zonnebloemen, waar staan deze voor? Zij zijn in ieder geval al heel lang het symbool van levenslust. Die betekenis past ook goed bij Vrouwenarbeid kunnen wij ons voorstellen.

Vrouwenarbeid was ongepast in de negentiende eeuw  en in 1898 oordeelde een groep vrouwen dat daar maar eens verandering in moest komen. Gehuwde vrouwen waren handelingsonbekwaam en het was gebruikelijk dat vrouwen automatisch werden ontslagen op de dag na hun huwelijkssluiting, zodat ze huisvrouw en moeder konden worden. Dat gold sinds een Koninklijk Besluit (KB) uit 1924 voor alle vrouwen onder de leeftijd van 45 die in overheidsdienst waren, zoals ambtenaressen, secretaresses en onderwijzeressen en trendvolgers. In 1956 werd deze wet opgeheven.

Jan Toorop.  Afbeelding van een lot waarmee geld verzameld werd voor acties in 1898. Lithografie

Mijn schoonmoeder Ronesca E. Groustra, eerste vrouwelijke lerares ‘Lichamelijke Oefening en Rhytmiek’ (in Maastricht),  werd de dag na haar huwelijk in 1928 ontslagen. Ze vertrok naar Ned. Indië en oefende daar haar vak uit op vrijwillige basis. Zo leidde zij allerlei sportactiviteiten voor volwassenen (tennis, waterpolo, zwemmen en korfbal). Ook gaf zij rhytmiek-lessen aan volwassen dames en kinderklasjes.

Uitvoering dames-rhytmiekgroep in Sanga Sanga Dalam (Borneo). Lerares Ronesca Oldenburger-Groustra, hier rechts zittend, in de bloemetjes 

Ronesca’s oudere zuster Alida C. Groustra, onderwijzeres in Slochteren (gehuwd in 1925 met Bauke Zondervan), trof hetzelfde lot in 1925, terwijl het oudste meisje van het gezin Groustra, Gezina A.E.R. Groustra eerst voor haar grootouders (hoofdonderwijzer Gaele van der Schaaf [1833-1918] en Alida van der Schaaf-Visscher [1835-1925]) in Meedhuizen moest zorgen en daarna voor haar ouders (hoofdonderwijzer Harmannus Groustra [1861-1944] en Alida Groustra-van der Schaaf [1861-1952]), die na de pensionering van vader Harmannus in 1925 naar Hilversum waren verhuisd. Gezina  was dus niet in de gelegenheid geweest een opleiding te volgen, zoals zo vele oudste dochters overkwam.

Alida van der Schaaf-Visscher (1835-1925), Meedhuizen

Huis van hoofdonderwijzer Gaele van der Schaaf (1833-1918) en Alida van der Schaaf-Visscher (1835-1925) in Meedhuizen

Amsterdamse Likeurstokery ’t Lootsie Erven Lucas Bols, Rozengracht Amsterdam, in de tijd dat mijn moeder Maria Amse hier werkte

Modepaleis Gebr. Gerzon  op de Oude Gracht in Utrecht, waar mijn moeder Maria Ebbers-Amse een tweede kans kreeg

Mijn eigen moeder Maria C.J. Amse trouwde in 1932 met mijn vader Jan Ebbers. Zij was het enige meisje in het gezin Amse (Amsterdam) en mocht gelukkig na de MULO een opleiding tot boekhouder volgen. Met haar diploma op zak trad zij in dienst bij de Erven Lucas Bols aan de Rozengracht tot haar dienstverband in 1932, nadat ze in het huwelijk was getreden, werd beëindigd. De ‘Wet Handelingsonbekwaamheid’ werd in 1956 afgeschaft. Mijn moeder is toen na het overlijden van haar ouders, Johan Carel Willem Amse (1877-1959) en Anna Jacoba Vetter (1879-1956), op 52-jarige leeftijd weer gaan werken als boekhouder van Modemagazijnen Gebr. Gerzon in Utrecht. Al met al heeft zij helaas haar ambities niet geheel waar kunnen maken doordat haar carrière van overheidswege werd onderbroken. De tijden zijn gelukkig veranderd.

BewarenBewaren

BewarenBewaren

BewarenBewaren

BewarenBewaren

BewarenBewaren

BewarenBewaren

BewarenBewaren

BewarenBewaren

BewarenBewaren

BewarenBewaren

BewarenBewaren

BewarenBewaren

BewarenBewaren

BewarenBewaren

BewarenBewaren

BewarenBewaren

BewarenBewaren

BewarenBewaren

BewarenBewaren

BewarenBewaren

BewarenBewaren

BewarenBewaren

BewarenBewaren

BewarenBewaren

BewarenBewaren

BewarenBewaren

BewarenBewaren

Oldenburgia-Tentoonstelling Art Nouveau in Nederland

In het Gemeente Museum in Den Haag waar ook onze door Jacob Maris geschilderde (bet)overgrootmoeder zich bevindt (zie bericht 9 november 2016), is nu -nog t/m 28 oktober 2018- een schitterende tentoonstelling te bewonderen, getiteld  ‘Art Nouveau in Nederland’.

Twee vazen, geglazuurd aardewerk met paardenbloem-motieven, 1896

De tentoonstelling laat ons prachtige voorbeelden zien van slaapkamer- en salonmeubelen, geglazuurd aardewerk, mode, klokken, lampen, kamerschermen, vloerkleden en last but not least tekeningen en lithografieën van planten en vissen en andere natuurvoorwerpen, allenaal zeer verfijnd ontworpen en  uitgevoerd.

Lithografieën  uit Nederlandsche Planten / dr. J. Ritzema Bos

Verheugd was ik te zien dat ook enkele werken uit mijn vaders bibliotheek, hier als museumstukken worden getoond, zoals boeken van Louis Couperus en Frederik van Eeden en Nederlandsche Planten van dr. J. Ritzema Bos en Onze Flora door dr. A.C. Oudemans. Dankzij mijn vader ben ik in het bezit van de volgende originele Couperus-drukken:  Wereldvrede. [Amsterdam: L.J. Veen, 1895]; Hooge Troeven. [Amsterdam: L.J. Veen, 1896. Erfstuk van een oudoom van mijn moeder en voogd van mijn grootvader, Oom Jan Munk]; Metamorfose. [Amsterdam: L.J. Veen, 1897]; Psyche. [Amsterdam: L.J. Veen, 1898]; De boeken der Kleine Zielen. Deel 1 Het heilige Weten. [Amsterdam: L.J. Veen, 1901]; Proza. [Amsterdam: van Holkema en Warendorf, 1923?].

Ook de boeken van Frederik van Eeden waren mijn vader dierbaar. Nu in mijn boekenkast staan de schitterend met O.I. Kers geornamenteerde  De Kleine Johannes deel 1 (’s Gravenhage: N.V. Boek- en Kunstdrukkerij v.h. Mouton en Co, 1936, vijftiende druk; hij kreeg dit boek van het personeel van zijn afdeling op zijn verjaardag in 1941), deel 2 (Amsterdam: W. Versluys, 1905) en deel 3 (Amsterdam: W. Versluys, 1906).

Het meisjesboek van mijn moeder, Top Naeffs School-idyllen (Amsterdam, 1900) heb ik helaas niet meer. En wat ik echt miste op de tentoonstelling was Gedichten  van den Schoolmeester (Gerrit van de Linde), uitgegeven door Mr. Jacob van Lennep, Amsterdam: Gebrs. E. & M. Cohen. Ook deze boeken waren prachtig geïllustreerd in Art Nouveau-stijl. Het gedichtenboek van de Schoolmeester is een erfstuk van mijn man’s oudoom Andreas Sibren Groustra. In zijn boek staat zijn naam geschreven en daaraan toegevoegd: 2de officier op de S.S. Houtman, een schip van de  Koninklijke Paketvaart Maatschappij (K.P.M.), dat voer op Java en Australië. Ik kan me voorstellen dat Oom Andreas wel eens zin had op zijn lange tochten om een gedicht van de Schoolmeester te lezen.

De boot van Oom Andreas Sibren Groustra

Tenslotte nog drie afbeeldingen, de eerste twee van motieven van O.I. Kers uit: Handleiding bij het ontwerpen van motieven van plantformen / A.A. Tekelenburg. Amsterdam: Van Looij, 1913; en de laatste uit Onze Flora / dr. A.C. Oudemans. Zutphen: W.J. Thieme en Cie, 1900, een erfstuk van mijn overgrootvader. Het laatste heb ik al eens eerder ter sprake gebracht in verband met zijn apothekersboeken. 

Wat je al niet aan familiegeschiedenis naar bovenhaalt, als je een tentoonstelling over Art Nouveau bezoekt! Mijn vader, mijn overgrootvader, mijn moeder, mijn man’s oudoom, mijn moeders oudoom! Wat een herinneringen!

BewarenBewaren

BewarenBewaren

BewarenBewaren

BewarenBewaren

BewarenBewaren

BewarenBewaren

BewarenBewaren

BewarenBewaren

BewarenBewaren

BewarenBewaren

BewarenBewaren

BewarenBewaren

BewarenBewaren

BewarenBewaren

BewarenBewaren

BewarenBewaren

BewarenBewaren

BewarenBewaren

BewarenBewaren

BewarenBewaren

BewarenBewaren

Oldenburgia-15 augustus herdenking slachtoffers WO II in Ned.Indië en bevrijdingsdag Ned. Indië

 

15 augustus 1945 Capitulatie van Japan en het einde van de Tweede Wereldoorlog.  Dit feit werd  gisteren op verschillende plaatsen in Nederland herdacht, o.a. bij het Nationaal Monument in Den Haag.  Maar ook in Rumah Kita in Wageningen werden de slachtoffers herdacht en het bevrijdingsfeest gevierd. Ook onze familie is elk jaar   bij deze herdenking en viering betrokken. Waarom? Zie hieronder enige getuigenissen.

De familie Oldenburger, de grootouders van Juliet (Frederik Oldenburger en Ronesca Groustra), woonde vanaf eind jaren twintig van de twintigste eeuw,  in het dorp Sanga Sanga Dalam, bij het boorterrein Louise van de B.P.M. (Oost-Borneo), in de delta van de rivier de Mahakam.

Het tij keerde volledig toen op 7 december 1941 Japan de aanval op Pearl Harbor uitvoerde. Onder andere Nederland verklaarde Japan de oorlog. In januari 1942 viel Japan het eiland Tarakan voor de kust van Noord-Borneo aan; het KNIL (Koninklijk Nederlandsch-Indische Leger) capituleerde begin maart 1942. Vader Frederik werd gemobiliseerd voor het KNIL, dat 3 maanden later capituleerde. Als krijgsgevangene werd hij tewerkgesteld aan de Birma-Siam-spoorlijn.
Mijn man en de vader van Juliet (Feddo Oldenburger) kwam met zijn moeder en zusje in het vrouwen-interneringskamp Tjihapit in Bandung terecht; zijn vader in een krijgsgevangenkamp langs de Birma-Siamspoorweg (in Nakon Pathom, Thailand).  Langs deze spoorweg  liet bijna de helft van de 250.000 dwangarbeiders het leven door de barre omstandigheden.  Gelukkig heeft Frederik het overleefd.  In de laatste oorlogsmaanden verbleef Feddo Oldenburger eerst wegens ziekte alleen in kamp St. Vincentius (voormalig klooster) en werd later weer verenigd met het gezin in kamp Kampong Makassar, beide in Batavia. Hieronder de Japanse registratiekaart van Frederik, gevold door een foto van het huis St.Vincentius, waar Feddo alleen verbleef  en een overzichtstekening en een foto van het vrouwenkamp Kampong Makassar, waar moeder Ronesca en Feddo (na Vincentius) en zusje waren geïnterneerd.  De datum die bij het vliegtuig staat geschreven (28-8-1945) geeft aan wanneer de (eerste?) vlucht met medicijnen en voedsel het kamp bevoorraadde.  Na de bevrijding half augustus moesten de kampbewoners nog enkele maanden in hun kampen blijven vanwege het gevaar buiten de kampen. De  opstandige Indonesiërs bevochten hun vrijheid en waren de Hollanders toen zeer vijandig gezind. Dit was het begin van de Bersiap (Wees paraat)-periode. Toen werden de Hollanders door de Japanners bewaakt.

De laatste foto geeft een kijkje in kamp Kampong Makassar weer. Feddo heeft altijd beweerd dat hij een van deze jongetjes was, maar of dit werkelijk zo is, is nooit bewezen.

Oldenburgia-Tamara Reeder en haar oma op de Open Tuinendag in Amsterdam

Tamara Reeder (een tot voor kort mij onbekende dame uit Suriname) vroeg mij onlangs of ik haar helpen kon aan landschapsfoto’s  en het geven van feedback op een artikel dat haar schoonvader geschreven had over de Sipaliwini-savanne in Zuid-Suriname. Mijn vorig jaar overleden echtgenoot en zijn collega hebben een website over die savanne samengesteld (sipaliwinisavanna.com).

Vier Gebroeders gebergte op Sipaliwini-savanne (Zuid-Suriname)

Ik gaf haar feedback, wat er op neer kwam dat ik haar duidelijk maakte dat ik zeker wist dat bijna geen enkele Nederlander het verschil weet tussen de Sipaliwini-savanne en het Sipaliwini-district (ongeveer 80 % van het oppervlak van Suriname) en in verband met verder contact wisselden we adresgegevens uit.  Nieuwsgierig geworden keek Tamara op onze website. Haar commentaar mag ik hieronder overnemen:

Open Tuinendag in Amsterdam. Tuin Museum Van Loon
Ik wil dit toch even delen. Aangezien ik heel nieuwsgierig ben, ben ik even op jullie website gaan kijken, wat een prachtig werk dat jullie doen! 
Het zal geen toeval zijn, maar de website zien heeft mij gelijk terug gebracht naar 1 van de mooiste dagen die ik in Nederland heb gehad met wijlen mijn Oma (die vandaag 91 zou zijn geworden). Dat was de Open tuinendag in Amsterdam ongeveer 10 jaar geleden. Wij zijn dol op tuinen en alles wat groen is dus wij hebben toen onzettend genoten van die dag, de tuinen waren echte parels om te ontdekken.
Ik woon nu inmiddels al weer 10 jaar in Suriname (ik heb maar 4 jaren in Nederland gewoond), maar mijn hart bloedt elke dag hoe er hier met het groen wordt omgegaan.
Vervuiling van de eigen omgeving is normaal bij velen. En dan heb ik het nog niet eens over de industriële bouwwerken en winkels die als paddestoelen de grond uitkomen, midden in woonwijken. Ik verlang ernaar dat er een stadsplan zou komen waar men zich aan zou houden en dat we met respect met de omgeving en natuur omgaan. Suriname is een prachtig groen land maar in deze ontwikkeling zijn wij nog ver achter. Al zie ik het mooie Suriname al voor me..
Tuin Zeezicht, Suriname. Diorama van Gerrit Schouten (1779-1839)
Hier ligt nog wel een taak voor ons dus. Dank Tamara voor je waardering en tegelijkertijd voor je zorgen wat Suriname betreft. Leuk dat de Sipaliwini-savanne en de Nederlandse Tuinkunst voor even samen kwamen. Mijn man noemde de Sipaliwini-savanne vaak  een schitterende tuin.

 

 

Oldenburgia – Korte Biografie Feddo Hans Frits Oldenburger (1937-2017)

 Korte Biografie Feddo Hans Frits Oldenburger (1937-2017)

Feddo Oldenburger, 2007

Feddo Hans Frits Oldenburger (*Sanga Sanga Dalam / Borneo, Ned. Indië, 1 juli 1937 – +Rhenen, 22 november 2017) was een Nederlandse bioloog, die zijn leven heeft gewijd aan botanisch wetenschappelijk onderzoek in de tropen (Suriname, Brazilië, Indonesië) en aan natuurbehoud in Nederland.

Kinderjaren en studietijd
Feddo Oldenburger is geboren op de evenaar, in het dorp Sanga Sanga Dalem, bij het boorterrein Louise van de B.P.M. (Oostkust-Borneo), in de delta van de rivier de Mahakam. Zijn ouders, Frederik Oldenburger (1899-1975) en Ronesca Elisabeth Groustra (1901-1969), waren van Groningse afkomst. Vanaf 1928 woonden zij op Borneo (Oost-Kalimantan).

In januari 1942 viel Japan het eiland Tarakan voor de kust van Noord-Borneo aan, het eiland waar de familie enige tijd tevoren nog had gewoond (1939). Het  KNIL (Koninklijk Nederlandsch-Indische Leger) capituleerde begin maart 1942. De vierjarige Feddo kwam met zijn moeder en zusje in het interneringskamp Tjihapit in Bandung terecht; zijn vader via Singapore  in een krijgsgevangenkamp langs de Birma-Siamspoorweg. De laatste oorlogsmaanden verbleef Oldenburger wegens ziekte alleen in ziekenhuiskamp St. Vincentius en werd later weer verenigd met het gezin in kamp Kampong Makassar, beide in Batavia.
Tijdens de oorlogsjaren heeft hij geen onderwijs genoten totdat hij begin 1946 met de Tegelberg (KPM) in Nederland arriveerde. Daar volgde hij op verschillende scholen (op Texel en in Hilversum) lager onderwijs tot de familie eind 1947 naar hun oude woonplaats in Indonesia terugkeerde en hij op de school in Sanga Sanga Dalam zijn laatste lagere-schooljaren doorbracht. Voordeel voor zijn latere leven was dat hij met Indonesische kinderen in de klas heeft gezeten en ongemerkt de beginselen van Bahasa Indonesia zich heeft eigen kunnen maken.
In 1949 keerde Oldenburger alleen naar Nederland terug om daar zijn middelbare schoolopleiding te beginnen (Instituut Hommes in Hoogezand). In 1957 behaalde hij zijn diploma gymnasium β aan het Montessori Lyceum Herman Jordan in Zeist.
Hij koos voor een studie biologie aan de RU (Rijksuniversiteit Utrecht, nu UU) en het was al gauw duidelijk dat hij na het behalen van zijn doctoraal examen (in 1967) in de tropen zou gaan werken.

Werkverbanden
Oldenburgers toekomstdromen speelden zich altijd in de tropen af. Zijn afstudeeronderwerpen werden met dat doel geselecteerd:
– phytogeografie (vegetatiekartering van de duinen van Voorne), bij prof. J. Lanjouw; –  bodemkunde (bodemonderzoek in het Argonne-gebied / Lorraine), bij prof. F.A. van Baaren; ethologie (onderzoek naar het gedrag van twee groepen Java-apen / Macaca irus, onder ‘vrije’ kooi-omstandigheden), bij (de latere prof.) J.A.R.A.M. van Hooff.

Z-sleeping. Tekening Feddo Oldenburger

De opgedane kennis werd later met certificaten voor Luchtfotografie-interpretatie, bij prof. I.S. Zonneveld (ITC in Enschede), en met cursussen Braziliaans-Portugees en Bahasa Indonesia uitgebreid.
In 1968 trad Oldenburger in dienst bij ZWO (later NWO)-WOTRO (stichting Wetenschappelijk Onderzoek van de Tropen) met de opdracht de flora en vegetatie van het Sipaliwini-savannelandschap  in Zuid-Suriname nader te bestuderen, planten te verzamelen voor het Herbarium in Utrecht, uitmondend in de verslaglegging van het onderzoek en later in de website www.sipaliwinisavanna.com.

Impressie van de Sipaliwini savanne. Tekening Feddo Oldenburger

Tussen 1970 en 1972 werden nog aanvullende expedities ondernomen. Hierna startte een dienstverband aan de Rijksuniversiteit Utrecht (nu UU) met het doel een afdeling Landschapsecologie op te starten, en in 1975 werd hij medewerker van prof. George Eiten aan de Universidade de Brasilia. Daar werd gewerkt aan het project Cerrado Vegetation of Brasil. Helaas is dit werkverband eerder gestopt dan de bedoeling was omdat een nieuwe regel aan de universiteit werd ingesteld die inhield dat buitenlanders niet meer in dienst mochten worden genomen.
Vanaf 1980 werkte Feddo zelfstandig vanuit huis aan verschillende projecten in de regio.

Maatschappelijke en politieke activiteiten
Na enkele jaren in het historisch centrum van Utrecht gewoond te hebben verhuisde Oldenburger in 1970 met zijn echtgenote Carla Ebbers (*1939), eveneens bioloog, en twee dochters naar Heukelum, Dit stadje, gelegen tussen Gorinchem en Leerdam aan de rivier de Linge, was volgens hem het oudste stadje van Holland. Hier maakte hij  kennis met de middeleeuwse structuur van een kleine historische stad, met het Lingelandschap en met het boeren- en dorpse leven. In 1973 verhuisde het gezin opnieuw,  naar een boerderij in het dijkdorp Spijk (ook gemeente Heukelum), waar zij ruim 20 jaar bleven wonen.
Van meet af aan heeft hij zich voor de omgeving en de plaatselijke gemeenschap ingezet, o.a. voor het behoud van de historische kern van Heukelum i.v.m. een bestemmingsplan (sloopplan) ‘Kern Heukelum’ (1972). Samen met Han Denninger was hij oprichter, auteur en redacteur van de Heukelomse Kroniek, later Heukelumse Kroniek / De Spijker. Ter gelegenheid van het 750-jarig bestaan van Heukelum (1980) deed hij onderzoek  in het Nationaal Archief ten behoeve van het schrijven van een historiestuk over Hendrik Sar, die tot de doodstraf was veroordeeld omdat hij Heukelum in 1772 grotendeels in de as had gelegd.

Feddo Oldenburger in ‘Middeleeuwse kledij’ tijdens het 750-jarig bestaan van de stad Heukelum in 1980

Daarnaast was Oldenburger redacteur van de D66-Krant voor de toekomstige ‘kwartetgemeente’ (nr. 1 verscheen in 1982) en organiseerde hij een referendum over de op handen zijnde gemeentelijke herindeling voor de gemeenten Asperen, Heukelum, Vuren, Herwijnen (in 1986 gerealiseerd).
Bij het natuur- en landschapsbehoud is hij zijn hele leven betrokken gebleven. Langdurige projecten betroffen het behoud van het landschappelijke en culturele erfgoed in de Vijfheerenlanden; het behoud van het natuurgebied De Koornwaard (gem. Heukelum); het Landschapsplan Tielerwaard-West; het behoud van de Vurense Uiterwaardennatuur (terrein van de voormalige steenfabriek van de firma Heuff).

Privé
Naast natuur hadden ook geschiedenis, kunst en filosofie Oldenburgers  grote interesse. Hij reisde de hele wereld rond om conferenties, natuur(parken) en tentoonstellingen te bezoeken, altijd op zoek naar ‘Hollandse’ architectuur en andere ‘Hollandse’ connecties uit het verleden.

Oldenburger was een oorspronkelijk en idealistisch denker. Zonder dat hij zich daarvan bewust was streefde hij vergelijkbare idealen na als zijn grootvader Harmannus Groustra (1861-1944), die in Noord-Groningen een bekend multatuliaan was, aanhanger van de utopische Vrijlandbeweging [noot 1] en voorzitter van de SDAP-federatie Slochteren. Door de oorlog hebben beide elkaar niet of nauwelijks gekend, maar de utopische idealen van grootvader lijken op kleinzoon Feddo te zijn overgedragen.

Noot 1.  Harmannus Groustra vertaalde en bewerkte het boekje Freiland ein sociales Zukunftsbild geschreven door Theodor Hertzka (Leipzig, 1889) in het Nederlands tot ‘Vrijland en de Vrijlandbeweging’ (Amsterdam, 1893). De tekst van dit boekje heeft Groustra rijkelijk van noten en citaten voorzien.

Oldenburgers interesses blijken ook uit zijn jarenlange lidmaatschappen van o.a.:
– UBV (Utrechtse Biologen Vereniging). In dit verband richtte hij samen met anderen het Kiemblad voor Biologen op en organiseerde hij als lid van de UBV-kampcommissie het biologenkamp op Ameland; – NIBI (Nederlands Instituut voor Biologie/Bionieuws); – D66, bijna vanaf de oprichting tot aan zijn dood; – Ver. Natuurmonumenten; – Ver. Lingelandschap; – NWG (Natuurwetenschappelijk Gezelschap Wageningen); – Tong Tong (Indische culturele organisatie) / KJBB (Vereniging Kinderen uit de Japanse Bezetting en de Bersiap); tenslotte was hij ‘adviseur’ van de Natuurwetenschappelijke Studiekring voor Suriname en de Nederlandse Antillen.

Trivia
Op zoek naar de hem onbekende vulkaanflora beklom Oldenburger twee onmogelijke ‘bergen’:
– de Gunung Api op Banda (Indonesië), vulkaantop 666 m. Door het bedwingen van deze lava-berg werd hij tot  ‘Ereburger van Banda / Molukken’ benoemd (Certificaat in Familie-archief).

– de Mount Scenery op Saba (Ned. Antillen), een slapende vulkaan, 887 m. Hoogste top van het Koninkrijk der Nederlanden (Certificaat zie hieronder)

– Feddo Oldenburger en de Groningse schilder Otto Eerelman (1839-1926), ook wel de ‘Rembrandt van het Noorden’ genoemd, waren verre familie van elkaar. Om die reden had hij speciale aandacht voor Eerelmans werk, o.a. voor diens familieportretten en voor diens kunstalbum Paardenrassen (waarin ook een afbeelding van het Oldenburger paard was opgenomen, zie hieronder).

Publicaties in chronologische volgorde (zie ‘Library WUR’ en www.sipaliwinisavanna.com)
* Oldenburger, F.H.F., Een globale vegetatiekartering van de duinen van Voorne, rapport, 1963.
* Oldenburger, F.H.F., Een beschrijving van een onderzoek naar het gedrag van 2 groepen Java-apen (Macaca iris) onder ‘vrije’ kooi-omstandigheden, rapport, 1965.
* Oldenburger, F.H.F., Biologics ’66-’67, eigen uitgave met biologische filosofische overpeinzingen.
Biologics (1966):
nr. 1 The ‘catch’ or ‘introducing New China’.
nr. 2 (Evolunatics I). ‘De wereld draait zoals wij dat willen’. (Galileo Galilei).
nr. 3 Critics.
nr. 4 Critics on Critics.
nr. 5 (Evolunatics II). Vervolg van E.1.
nr. 6 Biopolitics I.
nr. 7 Biopolitics II.
nr. 8 Evolunatics III.
nr. 9 Biopolitics III.
nr. 10 Cogistics.
nr. 11 Evolunatics IV.
Biologics (1967):
nr. 12 / 1967 UBV Kiemblad jrg. 1, nr. 1. ‘De jacht op het punt ‘nul’.
nr. 13 De Noordzee Confederatie.
nr. 14 Zero.
nr. 15 Zero—–Point.
De nummers 13, 14 en 15 zijn ook apart samengebonden.
* Tetsuo Koyama en Feddo H.F. Oldenburger, ‘Diplacrum africanum newly found in tropical America’ in: Rhodora 73, 1971, p. 159-160.
* Oldenburger, F.H.F; R. Norde en H.T. Riezebos, Ecological investigations on the vegetation of the Sipaliwini – savanna area (Southern Surinam), rapport, 1973.
* Oldenburger, F.H.F., ‘Het savanneprobleem en de Sipaliwini savanne in Suriname (Z-Am.) in het licht van de algemene Biostasie-Rhexistasie theorie’ in: Berichten Fysisch Geografische Afdeling, 1973, p. 2-11. (Ook vertaald in het Portugees en Engels onder de titels:
‘El problema de las sabanas y de la Sabana de Sipaliwini en al Surinam (America del Sul) a la luz de la teoria Universal Biostasia-Rhexistasia’ en ‘The savanna problem and the Sipaliwini-savanna in Surinam (S. America) in view of the general Biostasy-Rhexistasy Theory’).
* Oldenburger, F.H.F. en R. Norde, 200 Sipaliwini-savanne planten, uitgave in eigen beheer, 1973.
* Eiten, George et al. [F.H.F Oldenburger, R. Norde en H.T. Riezebos], ‘Delimitation of the cerrado concept’ in: Vegetatio, vol. 36, 1978 (3), p. 169-178.
* Oldenburger, F.H.F., Landschapsplan Tielerwaard-West, rapport, 1982.
* Oldenburger, F.H.F., Dit vinden wij ervan: reacties van insprekers op de evaluatie van het Streekplan Zuid-Holland Oost, 1983. * Oldenburger, F.H.F., J.G.W.J. Eilerts de Haan, Marga C.M. Werkhoven en C.C. Käyser, Algemene inleiding op de Toemak-Hoemak-, Suriname- en Corantijn-expeditie van resp. 1907, 1908, en 1910-1911; gevolgd door een samenvatting van de Suriname expeditie van 1908; ‘In Memoriam Baas Schmidt van Gansee (1898-1992)’; een samenvatting van de Corantijn-expeditie van 1910-1911 (2 delen); ‘Korte biografie van Luitenant C.C. Käyser’, uitgave in eigen beheer, 2014. * Oldenburger, F.H.F en R. Norde, website Sipaliwini Savanna (zie screenshot hieronder). 2008.

Screenshot van de website www.sipaliwinisavanna.com, opgesteld door Feddo Oldenburger en Reinoud Norde

Feddo Hans Frits Oldenburger is 22 november 2017 overleden. Zijn nalatenschap betreffende de Sipaliwini-savanne, in de vorm van boeken, rapporten, documenten, manuscripten, (lucht)foto’s, vegetatiekaarten en dia’s is 5 januari 2018 deels overgedragen aan en opgenomen in Naturalis Biodiversity Center Leiden en deels aan Universiteit van Utrecht / Copernicus Instituut (Gijs Steur).

De verzamelde  Sipaliwini-planten bevinden zich in het Herbarium van Naturalis Biodiversity Center. Deze hele collectie is gedigitaliseerd en doorzoekbaar. Een uitleg  is elders op deze website te vinden.BewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewaren

Oldenburgia-Ooit van Tijdschrift “De Prins der Geïllustreerde bladen” gehoord?

Familie-bericht voor leden van de familie Oldenburger-Ebbers-Vogelesang-Maris. Doel: delen, vastleggen en bewaren.

Z.K.H. Hendrik, Prins der Nederlanden, Hertog van Mecklenburg (1876-1934). Titelafbeelding De Prins Jaargang 1 (1901), nr. 1

Ooit van het tijdschrift De Prins der Geïllustreerde Bladen (afgekort De Prins) gehoord? Het was een familieweekblad, voor het eerst verschenen in 1901,  eerst wekelijks, later vanaf ca. 1942 tweewekelijks. Vanaf no. 46, (1940) o.d.t.: Geïllustreerd weekblad De Prins; vanaf 6 juli 1940 o.d.t.: Weekrevue De Prins; en vanaf nr. 28 1942 weer o.d.t.: De Prins der geïllustreerde bladen, vanaf 1946 o.d.t.: De Prins

Wat schetst onze verbazing, onze voorvader Laurens Vogelesang (de vader van mijn grootmoeder/naamgeefster van vaders kant, Carolina Sophia Vogelesang) herdacht 1 mei 1905 dat hij veertig jaar onderwijzer was. Hij begon in Den Haag 1865-1874; na deze begin periode verhuisde hij naar Heemstede om daar van 1874-1886 op de Bijzondere Protestantse School, tegenwoordig de Nicolaas Beetsschool, opgericht door predikant Nicolaas Beets en kinderboekenschrijver Pieter Vergers, les te geven; Bolsward was zijn volgende standplaats 1886-1890 op de Christelijke Nationale School (CNS); hij rondde zijn loopbaan af als hoofdonderwijzer in Amsterdam 1890-1911 op de Koningin Emmaschool aan de Passeerdersgracht. Hij staat met portret en beschrijving afgebeeld in De Prins, Jg.4 (zie hieronder).

Foto’s uit De Prins, Jg. 4 (1905) [eerste week van mei 1905]

De Prins, zoals het tijdschrift in de wandelgangen heette, had altijd een bladvullende foto op het omslag (op nr. 1 Prins Hendrik der Nederlanden, die in 1901 trouwde met Prinses Wilhelmina van Oranje). Ook verder stond het blad vol foto’s, bijv. in het nummer van 5 september 1908 ‘het nieuwste portret van H.M. de Koningin’ en wetenswaardigheden over het tien-jarig regeringsjubileum van koningin Wilhelmina.

Verder stonden er recensies en vervolgverhalen in (onder andere van Arthur Conan Doyle), overlijdensberichten van hoogwaardigheidsbekleders en andere personalia.

De foto’s stonden kriskras over de pagina’s verdeeld, en het is vaak zoeken naar het artikel waar ze bij horen. Zo ook in dit voorbeeld van Laurens Vogelesang. Zijn foto staat niet bij de tekst, maar een stukje verder.

Uitgever was de Amsterdamse firma N.J. Boon te Amsterdam; boekbinderij J. Brandt en Zoon zorgde voor linnen reliëfbanden naar ontwerp van Johann Georg van Caspel waarin de jaargangen bewaard konden worden. (laatste vier alinea’s overgenomen van EG/KB).

BewarenBewaren

Oldenburgia-Flower market Amsterdam

Bloemenmarkt op het Singel ten tijde van de eerste elektrische trams (zie de afgebeelde tram op de brug).
20161202-5-2Bloemenmarkt op het Singel. Onleesbaar gesigneerd. Ca. 1910-1920? Collectie J.E. Oldenburger. Foto Walther Schoonenberg

Dit schilderij is van een onbekende schilder; zijn signatie in de rechter benedenhoek bleef althans voor ons onleesbaar. Toch werd ik geroerd door de kleuren van de geraniums en andere planten, de ouderwetse tram, het zicht op het water en de omgeving dat niet meer bestaat en de tuinders gestoken in hun boerenkielen onder hun boerenpetten.

De Bloemenmarkt op het Singel in Amsterdam, ooit bekend als de bloemen- en plantenmarkt,  is wereldwijd bekend, maar helaas tegenwoordig meer op toeristen gericht dan op Amsterdamse bloemen- en plantenliefhebbers. Toeristen kopen hier zaden en bloembollen en houten tulpen, omdat zij toch een bloemetje uit Nederland mee naar huis willen nemen. De originele handel in bomen, heesters en vaste planten  is bijna verdwenen.

De markt bestaat al eeuwen, maar was vroeger op een andere plaats, namelijk tot 1862 op de de Sint-Luciënwal. Toen de Nieuwezijds Voorburgwal in 1883 werd gedempt, moest de bloemenmarkt verhuizen naar de tegenwoordige plaats aan het Singel.

800px-gerrit_adriaensz-_berckheyde_-_the_nieuwezijds_voorburgswal_amsterdam_-_wga1930G. A. Berckheyde, 1686.Bloemenmarkt op Nieuwezijds Voorburgwal. Rechts stadhuis. Coll. Museo Thyssen-Bornemisza, Madrid

Verschillende schilderijen uit de eerste helft van de 20ste eeuw laten nog zien dat de bloemen en planten dagelijks werden aangevoerd met boten, o.a. vanuit Aalsmeer; nu zijn de marktkramen zelf gevestigd op boten, liggend in de gracht, en wordt de handel per vrachtauto aangevoerd.

Een enkele keer worden nog wel eens schilderijen geveild waarop deze oude taferelen te zien zijn. O.a. van Jan Knikker (1911-1990) en Eduard Stoffels (1877-1958). We zien dan boten in het singel liggen met bloemen en planten die uitgestald worden op de kade. Het uitzicht op het water en de overkant was nog vrij in die tijd omdat de drijvende winkels het uitzicht nog niet verstoorden.

Dit schilderij lijkt uniek, omdat het tot nog toe het enige is waarop ook de elektrische tram te zien is. Mooi stukje Amsterdamse geschiedenis zou ik zeggen. Het kan heel goed een kopie zijn, ik weet het niet, maar ik geniet er van. amsterdam_marche_aux_fleurs_nb_001… …Toen er nog bomen en planten te koop waren…

Oldenburgia-Verborgen Verleden: (bet)overgrootvader apotheker 1865-1917(?)

Het TV-Programma ‘Verborgen Verleden’ heeft mij aangemoedigd en  nieuwsgierig gemaakt naar mijn roots en eventuele overeenkomsten in interesses en aanleg. Interesse in historische (tuin)architectuur en beplanting, in kleurgebruik in de architectuur, in (historische) tuinplanten, in muziek… komen die eigenschappen soms al eerder bij mijn en onze voorouders voor?

Mijn grootouders van vaders (Ebbers) en moeders ( Amse) kant komen beiden uit Heemstede. Ik volg nu eerst de familie Ebbers, later een keer de familie Amse.

img_2054-1Eén van de apothekersproducten  van J. Ebbers, Knobbelolie. Een middel tegen reuma? Haarlems Dagblad, 1899

Mijn overgrootvader Jan Ebbers I (1842-1923) werd geboren  in Ede als zoon van de kleermaker Frans Willem Ebbers en vertrok in 1862 naar Heemstede. In 1865 trouwde hij in Haarlem met Maria Wilkes. In zijn trouwakte stond  ‘apothecarsleerling’ als beroep genoteerd. Vanaf die tijd  bleef hij voor altijd gevestigd in Heemstede. In 1904,  in de huwelijksakte van zijn zoon Jan Ebbers II, is zijn beroep apotheker. Om enig idee te krijgen wat dit beroep voorstelde in die tijd, heb ik de volgende hoofdlijnen uit het ‘Ontwerp van Wet’ overgenomen uit het Ned. Tijdschrift Geneeskunde 1863; 7:675-80: De bevoegdheid van leerlingapotheker wordt verkregen na het afleggen van een examen. Dit examen betreft de beginselen der Nederlandsche en Latijnse talen en der rekenkunde en het bewijs, dat de kandidaat de kennis bezit van de enkelvoudige geneesmiddelen, noodig tot het gereed maken van recepten… …De bevoegdheid van hulpapotheker wordt niet verkregen dan na aflegging van een natuurkundig examen… …Apotheker zijn zij die 2 jaar als hulpapotheker hebben gewerkt… …

Na enige naspeuringen op Internet, vnl. op de website Librariana werd mij duidelijk dat mijn overgrootvader aan de oude apothekersschool te Haarlem zijn opleiding heeft genoten en als apotheker gewerkt heeft voor drie elkaar opeenvolgende huisartsen in Heemstede:jan-ebbers-i-ca-30-jaarJan Ebbers I, ca. 30 jaar oud. Het niet alledaagse jasje is mogelijk gemaakt door zijn vader kleermaker Frans Willem Ebbers

Gottlieb Hoffmann (1814-1886). Zijn woonhuis en praktijk waren gevestigd op Binnenweg 11 (een woonhuis en een apothekershuis). Zie het artikel van J.W.G. van Doorn in Tijdschrift Heerlijkheden, Jg.26, nr.99, febr. 1999. Hoffmann werkte als huisarts van 1837-1879 en in 1865 was Jan Ebbers I hier dus zijn (leerling-)apotheker.

Beide huizen werden na beëindiging van de praktijk gekocht door overgrootvader. Waarschijnlijk heeft het gezin met toen zes kinderen hier zijn intrek genomen en zal hier omstreeks 1900  onder de naam Fa. J. Ebbers, de eerste kruidenierswinkel in Heemstede zijn gestart.

IMG_0231De Eerste Heemsteedsche Courant | 28 december 1928 | pagina 4

Het pand Binnenweg 11 stond 1 januari 1926 (Adresboeken Haarlem) op naam van een jongere broer van mijn grootvader Gustaaf Adolf Ebbers (12 maart 1881 – 1 juli 1943), in 1918 gehuwd met Johanna Granneman (4 dec. 1884 – 26 jan. 1949). Hij was in dat pand waarschijnlijk al omstreeks 1900 een bedrijf in kruideniers- en grutterswaren begonnen, terwijl drie van zijn zusters met hun ouders  naar Raadhuisstraat 92 vertrokken waren en daar eveneens een dergelijke winkel dreven. Dat vijf van de kinderen in het kruideniersvak terecht kwamen is niet echt verwonderlijk. In de 19de eeuw was er nog geen scherpe scheiding tussen de beroepen van kruidenier en apotheker.  In de eerste kruideniers-winkels werden aanvankelijk kruiden (extracten van wilde planten), specerijen, koffie en thee verkocht. Later specialiseerden dergelijke winkels in delicatessen (bijzondere lekkere eetwaren) en comestibles (fijne eetwaren). Zie de advertentie hierboven.

Jan Ebbers I, circa 45 jaar oud

  • dr. Klaas Prins (1853 -1905). Hij nam de praktijk van Gottlieb Hoffmann over. Zijn woonhuis en praktijk waren gevestigd op Binnenweg 88. Prins werkte als huisarts van 1879-1897.
  • dr. Mattheus Colenbrander (1867-1939). Hij nam de praktijk van dr. Prins over.

jan-ebbers-i-ca-70-jaar-2Jan Ebbers I, tussen 60 en 70 jaar oud

Prins’  woonhuis en praktijk waren vanaf 1908 gevestigd in Huis Overlaan op het Raadhuisplein. Colenbrander werkte als huisarts van 1897-1932.

ebbersjanapothekeri-1858-1923Jan Ebbers I, ca. 75 jaar (ca. 1917), in zijn laatste apotheek op het Raadhuisplein

Waarom vertel ik dit nu allemaal? O ja, om eventuele overeenkomsten in interesses en aanleg te ontdekken tussen onze voorouders en onze eigen interesses, zoals interesse in historische tuinen en planten en architectuur, in kleurgebruik in de architectuur, in muziek… etc.

Onze flora Zutphen,W.J. Thieme,1900. http://biodiversitylibrary.org/item/39998

Wel, de eigenschap plantenkennis blijkt zich gedurende enige geslachten te continueren. Het oudste bewijs zijn twee oude boeken die van (bet)overgrootvader afkomstig zijn. Het gaat om Onze Flora: beschrijving van de familiën, voornaamste geslachten en soorten der in Nederland in het wild groeiende, verwilderde, verbouwde en aangeplante gewassen, alsmede van eenige fraaie en nuttige Midden-Europesche planten, naar de 2e uitgaven van Carl Hoffmann’s Botanischer Bilder-Atlas,  van dr. A.C. Oudemans, uitgegeven in Zutphen door W.J. Thieme in 1900; en het boek Nederlandsche Planten, met 55 losse lithografieën in kleuren, van Dr. J. Ritzema Bos. De litho’s zijn van Th. Nieuwenhuis en L. Klaver. Uitgave Amsterdam, S.L. van Looy, 1905. Deze boeken  zal onze (bet)overgrootvader in de periode van zijn laatste werkgever hebben bestudeerd. Hij heeft ze doorgegeven aan mijn vader, die zich ontwikkeld heeft als een groot amateur-botanicus. In zijn tuin was de hele flora van Nederland te vinden en dit is niet overdreven.

am1047-9-LR-1-1J. Ritzema Bos. Nederlandsche Planten. 1905

Onze (bet)overgrootvader en Heemsteeds apotheker en zeer bekende inwoner Jan Ebbers I is 24 maart 1923 op J.D. Zochers Algemene Begraafplaats te Heemstede begraven.

Oldenburgia-(Bet)overgrootmoeder op een balkon in Montmartre

De Kalender 2017 van het Gemeente Museum Den Haag heeft onze (bet)overgrootmoeder op de omslag gezet. Goed idee.

kalenderovergrootmoederJacob Maris, Portret van Johanna Hendrika (Henriëtte) Maris (1852-1924). Collectie Gemeente Museum Den Haag. Detail

21 mei  2016 plaatsten we hier onder de knop Berichten een foto-portret van onze (bet)overgrootmoeder Maria Ebbers-Wilkes (geb. 1841), onder de titel Vrouwen in de bloemetjes. Hoe heurt het eigenlijk?

Ook de vrouw op bovenstaand schilderij staat in de bloemetjes (bloeiende Prunus?). Vanaf het balkon kijkt zij op tuinen in Montmartre, het dorp dat vanaf 1860 door de stad Parijs was geannexeerd. Ook zij is onze (bet)overgrootmoeder, namelijk Johanna Hendrika (Henriëtte) Maris, geboren in 1851 en gehuwd in 1868 met Laurens Vogelesang, (hoofd–onderwijzer),  eerst in Den Haag en later in Amsterdam.

Johanna Hendrika was een nicht van de gebroeders en kunstschilders Maris, Jacob, Matthijs en Wilem. Hun vader was de boekdrukker Mattheus Maris, getrouwd met Hendrika Bloemert en hun grootvader was Wenzel Maresch, steenhouwer van beroep en afkomstig uit Praag en in 1808 gehuwd met Elisabeth Smet. Niet verwonderlijk dus dat Johanna Hendrika door broer Jacob Maris is geschilderd. Het schilderij dateert van 1869, toen Johanna ongeveer 18 jaar oud was. Jacob was een huiselijke familieman en zijn modellen waren vaak hem vertrouwde personen zoals zijn dochters Henriëtte, Tine en Anna en zijn zoon Willem Matthijs. En dus ook zijn nichtje Johanna Hendrika.

In 1869 was Jacob in Parijs gevestigd. Het schilderij heeft verschillende namen, zoals Het Breistertje, Meisje op balkon, Meisje op balkon in Montmartre, maar voor ons is het gewoon betovergrootje. Vroeger ging ik in vakanties met mijn vader naar haar kijken in het Gemeente Museum  en het wordt tijd dat ik dat nu met mijn kleindochter ga doen.

johanna-hendrika-maris-met-kleinzoon-jan-ebbersJohanna Hendrika Vogelesang-Maris met kleinzoon Jan Ebbers III. Fotograaf onbekend

img_4439Jacob Maris, Portret van Johanna Hendrika Maris (geb. 1852). Collectie Gemeente Museum Den Haag

ddd_010657459_mpeg21_p008_imageAdvertentie uit Algemeen Handelsblad, 17 maart 1924

Van (bet)overgrootmoeder bezitten we ook nog een foto en een overlijdensadvertentie. Op de foto wordt zij afgebeeld met een kleinzoon,  mijn vader Jan Ebbers III. Jammergenoeg staat niet achterop de foto hoe oud Johanna toen was. Ik schat even in de zestig. Onder deze foto beelden we hier nu het hele schilderij af, om het jonge en het oude gezicht te vergelijken, en een kopie van de overlijdensadvertentie uit het Algemeen Handelsblad, waaruit blijkt dat ze op de Begraafplaats Huis te Vraag werd begraven en dat ze toen woonde op het adres Veerstraat 37 (huis gebouwd 1912) te Amsterdam.

Begraafplaats Huis te Vraag te Amsterdam

Meer schilderijen van Jacob Maris van familieleden, zijn dochters en zoon:

img_4429Henriëtte en Tine Maris, kinderen van Jacob Maris

display_image-phpTine Maris, dochter van Jacob Maris

2003-02-06Henriëtte Maris, dochter van Jacob Maris

Opnamedatum: 8-9-2009Henriëtte en Tine Maris, dochters van Jacob Maris

img_4433Willem Maris jr.,zoonvanJacobMaris11975298_1542493836044966_1297439661_o-1Willem Maris jr., zoon van Jacob Maris