Artikelen uit de jaren tachtig van de twintigste eeuw, over de Bond van Nederlandse Tuinarchitectuur en de eerste Nederlandse tuinarchitecten, geschreven door Carla S. Oldenburger-Ebbers, destijds conservator van de Bibliotheek van de Landbouwuniversiteit (nu WUR), en gepubliceerd in het tijdschrift GROEN, zijn in verband met het 100-jarig bestaan van de BNT nu opgenomen in de digitale catalogus van de WUR. Klik op de titelwoorden( in het groen) en u wordt doorgeleid naar het artikel op Internet.
Het is tegenwoordig de gewoonte aan het eind van het kalenderjaar een overzicht te geven van wat men zoal privé of zakelijk heeft bereikt in het leven, door een lijstje te presenteren van werkzaamheden en resultaten over het afgelopen jaar. Eigenlijk riekt het mij te veel naar reclame, maar aan de andere kant is het natuurlijk ook best leuk voor lezers die ons een warm hart toedragen, om te zien wat ons werk uiteindelijk heeft opgeleverd. Te meer omdat wij vanaf 2016 al proberen naast de ontwikkeling van groen erfgoed, ook kleuronderzoek en -toepassing in de architectuur een volwaardige plaats te geven. Dit laatste onderwerp begint nu langzaamaan steeds een belangrijker rol te spelen.
Hieronder volgt nu het lijstje adviseringen en projecten van Bureau Binnenstad & Buitenleven over 2022, afgewisseld met enige foto’s.
TENSLOTTE WENSEN JULIET EN CARLA OLDENBURGER U EEN GELUKKIG, VREDIG EN GEZOND 2023.
Artikelen:
a) Carla en Juliet Oldenburger. Brakestein komt weer tot leven: De tuin van Texels laatste buiten. Het Buiten Jg.4, nr. 10.p. 44-47.
b) Juliet Oldenburger. Reconstructie Koningsplein 10: snoepje en sieraad voor de stad. Binnenstad Jg. 56, nummer 308, p. 49.
c) Juliet Oldenburger. Bezwaren verbouwing Amsterdam Museum. Binnenstad Jg. 56, nummer 308, p. 52.
d) (Carla Oldenburger, medewerking aan artikel van) Peter van Wingerden. Ontdekking in een voormalig stukje Heemstede. Heerlijkheden Jg. 49, nummer 193, p. 3-10.
Ontwerpen: Reorganisatie-ontwerp deel Belmonte Arboretum, Wageningen; Zie Bericht 31 januari 2022.
Orientatie-Onderzoeken:
a) Zocher en Frederiksplein Amsterdam. Wat rest er nog van het plan van de Firma Zocher? Bericht 11 oktober 2022.
a). Onderzoek en conceptplan Gevelstenen Keizersgracht 175 Amsterdam. Zie Bericht 16 april 2022.
b) Kleuradvies buitenschilderwerk rond binnentuin Claes Claesz Hofje. Uitvoering 2021/2022.
c) Kleurontwerp gevelwand Claes Claesz Hofje in Egelantiersstraat. Uitvoering in 2023.
Lezingen / Colleges: (Juliet docent), college in Module Erfgoed en Ruimte / Erfgoedopleidingen Hogeschool Utrecht.
Website: Losse adviseringen / artikelen, uitgewerkt in 30x ‘Berichten’ op de website oldenburgers.nl en in Bijdragen op LinkedIn.com. Bijv. advies gevraagd door Uitgeverij Blauwdruk m.b.t. 100 jaar BNT; en door de VVAB over de vraag of er nog iets rest van het plan van de Fa. Zocher voor het Frederiksplein te Amsterdam?
Ons bureau werd gevraagd of wij weten wat er eigenlijk nog over is van het plantsoen dat in 1870 werd aangelegd vóór het nieuw gebouwde Paleis van Volksvlijt in Amsterdam?
Op zoek naar een plattegrond van dat plein uit die tijd vonden we in het boekje Tussen beleving en verbeelding: de stad in de negentiende-eeuwse literatuur, onder redactie van Inge Bertels e.a. (2013) een klein plattegrondje van het Frederiksplein in 1880, temidden van plattegronden van de Hortus Botanicus en het Wertheimpark, en plantsoenen op het Rembrandtplein en langs de Weteringschans.
Het plantsoen was eigenlijk het voorplein van het net gebouwde Paleis van Volksvlijt dat in opdracht van de Gemeente Amsterdam naar ontwerp van C. Outshoorn werd gebouwd tussen 1864 en 1870. Het was een ontwerp van de Fa. J.D. en L.P. Zocher. Zoon Louis zal wel het meeste werk hier aan hebben gedaan want vader Jan overleed in 1870.
Het is bekend dat het Paleis voor Volksvlijt is geïnspireerd op Chrystal Palace in Hyde Park in London. Zowel het gebouw als het park in London werden ontworpen door J. Paxton en zijn in 1856 gereed gekomen. Het Paleis in Amsterdam doet beslist denken aan het Palace in London, maar beide parken lijken absoluut niet op elkaar. Het park van Paxton heeft in grote lijnen een symmetrische opzet en beschikt over heel veel parkonderdelen, zoals sierperken, landschappelijke parkdelen, terrassen, fonteinen, rosaria, cascades etc. Het plantsoen voor het Amsterdamse Paleis valt hiermee vergeleken totaal in het niet. Het is wel min of meer symmetrisch, bestaande uit een aantal grasperken met een beplanting van heesters en coniferen. Rond de perken loopt een brede wandeling tussen loofbomen.
In 1877 zijn in verband met de te houden Tuinbouwtentoonstelling in het Paleis de perken op het Frederiksplein – wat invulling betreft – aangepast en verrijkt, maar het voorplein behoudt toch de eerdere Zocher-padenstructuur rondom het bestaande centrale perk. Alleen de gedeeltelijk zelfs dubbele rijen bomen rondom het centrale deel van het plein verdwijnen. Onbegrijpelijk dat Louis Zocher die beslissing heeft genomen. Het ging om 35 bomen die hij kwijt moest omdat er ruimte nodig was voor tentoonstellingsfaciliteiten. Het waren natuurlijk nog wel jonge bomen die naar wij aannemen verplant konden worden naar een andere locatie, maar door deze te kappen kwam de verankering van het park weg te vallen. En wat kwam er voor die bomen in de plaats? Twee werktuigloodsen, vier koepels en een overdekte korte wandelgang of ‘galerij’ (zie hieronder het onderste parkgedeelte).
De kadasterkaart uit 1892 (hieronder) laat nog dezelfde structuur zien, d.w.z. dezelfde indeling van perken, als tijdens de tentoonstellingsperiode in 1877. Nog steeds liggen de sierperken rondom het centrale cirkelrond op dezelfde plaats, maar de orchideeënkas en de gematigde kas en andere sierwerken zoals een rots, een mozaïekwerk, een vaas, twee bruggen, een rozenwerk en een fontein zijn na de tentoonstelling verdwenen.
De ‘Tuin’ aan de noordkant van het Paleis (boven) ligt ingesloten tussen de huizenblokken. Deze tuin is ook door de Fa. J.D. en L.P. Zocher ontworpen, maar hier is tot heden geen duidelijk ontwerp of plattegrond van teruggevonden, behalve de plattegrond van de tuin die te zien is op de plattegrond van de Tuinbouwtentoonstelling (1877). We mogen wel aannemen dat de indeling van de tuin met perken er zo heeft uitgezien als op afgebeelde plattegrond, maar dan zonder vier plantenkassen, twee koffiekamers, tenten met bol- en knolgewassen en een orkestpodium. Genoemde ‘Tuin’ ten zuiden van de Weteringschans is volledig verdwenen onder de Nederlandse Bank.
In 1892 heeft Leonard Springer het ontwerp voor de fontein vóór het Paleis gemaakt, in opdracht van de Ver. voor Vreemdelingenverkeer (VVV).
Hieronder is de kaart van 1892 geprojecteerd over de huidige plattegrond van Amsterdam. In het midden het Frederiksplein.
Het Parkje ten noorden van Paleis Voor Volksvlijt (Frederiksplein) bestaat uit een aantal bloemperken (grasperken met daarin bloemperken) rondom een cirkelvormig grasperk (met een sierperk vlak voor de ingang van het Paleis). Rondom het centrale perk een dubbele weg met uitgangen naar Weteringschans en Sarphatistraat, uitmondend in Westeinde en Oosteinde. Deze weg heeft later een ‘sneller’ verloop gekregen waardoor het cirkelvormige centrale perk werd afgevlakt en tenslotte verdween. De perken veranderden in een bospark met brede wandelpaden .
Een echt ontwerp van de hand van Zocher is dus niet gevonden, maar zijn stijl, die wel duidelijk op de kadasterkaart van 1892 is te herkennen, kunnen we vergelijken met andere Zocher-ontwerpen uit de tweede helft van de 19de eeuw. Het ontwerp voor het Kenaupark in Haarlem uit 1868 is een goed voorbeeld ter vergelijking. Ook Zochers voorbeeld-ontwerpen voor villatuinen zijn volgens hetzelfde principe met sierperken in gras vormgegeven.
Om een indruk te krijgen van welke plantenmaterialen door de Zochers werden toegepast, is het aan te raden de kwekerscatalogi van de Fa. Zocher te bestuderen. In de bibliotheek van Wageningen UR bevinden zich plantencatalogi van 1887 tot 1903 en later. Perkplanten die op de plattegrond van de Tuinbouwtentoonstelling uit 1877 genoemd worden zijn knolbegonia’s, dahlia’s, rozen, fuchsia’s, Iris kaempferi, Canna’s, voorjaars- bol- en knolgewassen en stamfuchsia’s
Een luchtfoto uit de jaren twintig van de twintigste eeuw geeft duidelijk de situatie weer voordat een brand in 1929 het Paleis voor Volksvlijt verwoestte. Op de plaats van de ‘Tuin’ kwamen de twee torens van De Nederlandse Bank, waarvan er één onlangs werd gesloopt. Het Park (Frederiksplein) ten noorden van het Paleis voor Volksvlijt bestaat nu uit bosdelen rondom een cirkelvormig grasperk (met een sierperk vlak voor de ingang van het Paleis. Rondom het centrale perk loopt een weg met uitgangen naar Weteringschans en Sarphatistraat, uitmondend in Westeinde en Oosteinde. Zie de moderne plattegrond hieronder.
In 1885 zijn er door de fotograaf A.T. Rooswinkel enige sprekende foto’s gemaakt van het Paleis voor Volksvlijt en de omgeving.
Het antwoord op de vraag wat er nu eigenlijk nog over is van het aangelegde plantsoen (Frederiksplein) uit 1870, gelegen vóór het Paleis van Volksvlijt, zijn de wegen door het westelijk en oostelijk deel van het Frederiksplein, die aan de noordkant aansluiting geven op de Utrechtsestraat en aan de zuidkant op het Westeinde en het Oosteinde. Dit wegenpatroon is overigens niet exact over het vroegere padenpatroon heen te leggen.
Even geleden kreeg ik van mijn kleindochter een Whatsappje met de volgende vraag: “je moet me vanmiddag wel even wat vertellen over landgoed Broekbergen in Driebergen”, ervan uitgaande dat haar grootmoeder alles weet over alle buitenplaatsen in Nederland. Het enige wat ik van deze buitenplaats in Driebergen wist was dat ik er in Zocher-online één zin aan had gewijd, namelijk: “Bij naspeuringen komen we tot heden maar één naam als leerling [van Zocher sr.] tegen en dat is de naam van Christiaan George Breitensteyn uit Zeist (1788-1867), waarvan bekend is dat hij tussen 1815 en 1820 de landschappelijke aanleg van Dennenburg in Driebergen heeft ontworpen, evenals de landschappelijke aanleg op Broekbergen naast Dennenburg”.
Patricia Debie heeft onderzoek naar de tuinhistorie van Broekbergen gedaan. In het Rapport Ontwikkelingsvisie en waardestelling Buitenplaats Broekbergen (2009) staat te lezen dat Broekbergen in 1755 bestaat uit een “een fraaije en wel gestitueerde buijtenplaats genaamd Broekbergen, met sijne heerehuijzinge, koetshuijs, stallinge en tuinkamer, trekkast en verder getimmerte, broeituijn, moestuijnen, boomgaarden, en al het geen op dezelve aard en nagelvast is met vier en twintig morgen lands”. De eigenaar tot en met 1874 is de familie Van de Muelen. Vanaf 1875 tot 1996 heeft het huis dienst gedaan als klooster van de zusters Benedictinessen van de Altijddurende Aanbidding. Het huis is nu een beschermd monument.
Het onderzoek leverde drie ontwerpkaarten van Broekbergen op, en wel één uit 1789 (door Patrica genoemd de Rococo-periode, ik noem deze periode altijd liever de vooraankondiging van de landschapsstijl en mijd liever het woord Rococo), één uit de vroeg-landschappelijke periode (1812) en één uit de laat-landschappelijke periode (tweede helft 19de eeuw). De laatste is een ongesigneerd en ongedateerd ontwerp van Broekbergen dat volgens Patricia Debie een vroeg (ca. 1860) ontwerp van de hand van H. Copijn zou kunnen zijn, maar volgens ons toe te schrijven is aan Jan Copijn in samenwerking met zijn zoon H. Copijn.
De woorden die op het ontwerp staan geschreven zijn “Broekbergen” op het huis; “Mestvaalt” onder het rechter huis langs de zuidwest-grens van de buitenplaats; en “Peren Loop” tussen linker (tuinmans-?)huis en boomgaard. Dit is het pad naar de boomgaard waar appel-(met rond gebladerte) en perenbomen (met puntig gebladerte) staan aangegeven.
Een nadere analyse van dit ontwerp wordt in de vorm van een artikel door ons uitgewerkt in samenwerking met Ir. Lia Copijn-Schukking. Nadere aankondiging zal volgen bij publicatie.
Vandaag bespreking met Lia en Jorn Copijn over Copijn – ontwerpen die nog niet bekend waren toen het dikke Copijn-boek van Uitgeverij De Hef werd gepubliceerd onder de titel “COPIJN 1763-2013. Twee honderd vijftig jaar tuinlieden, boomkwekers, boomverzorgers en tuin- en landschapsarchitecten”.
Het zijn deels waarschijnlijk hele vroege ontwerpen uit de begin- en oefenperiode van de jonge Hendrik Copijn. We gaan de concepten en tekenstijlen van deze met de reeds bekende ontwerpen vergelijken en uitzoeken om welke gebieden / buitenplaatsen het gaat.
(291) Volgens een artikel in het Tijdschrift ‘Onze Tuinen’, Jg. 16 (1922), no. 48, werd 16 mei 1922 te Arnhem de Bond van Nederlandse Tuinkunstenaars (BNT) opgericht. De eerste (initiatief)vergadering tot oprichting vond even eerder te Utrecht plaats en de personen die op deze vergadering aanwezig waren zijn op onderstaande foto vastgelegd. Zie Carla S. Oldenburger-Ebbers. Een BNT-foto in de Springer-Collectie. Groen 37 (1981), no. 9, p. 420-424; en aanvulling op dit bericht in Groen 37 (1981), no.12, p. 560.
Het artikel noemt ook de oprichters bij naam: W.N. Lindeman, H. Roeters van Lennep, Juffrouw J. van Zijdfeld, Juffrouw J. Hingst, Juffrouw Tine Cool, Juffrouw J. Bouwens, Leonard A. Springer, J. Sluiter, Hugo Poortman, en H.F. Hartogh Heys van Zouteveen. Opmerkelijk voor die tijd is dat er vier ‘juffrouwen’ (ongetrouwde dames dus) tot die kring behoren.
Wanneer we de bovenstaande lijsten van BNT-leden uit 1940 en ca. 1924 vergelijken, zien we dat in 1940 een groot aantal nieuwe leden in de loop der tijd zijn toegetreden, en ook een flink aantal zijn afgevallen. Zij die bij de oprichting lid werden en dat in 1940 nog steeds waren, zijn Gerard Bleeker, Josje Bouwens, Jan Thijs Bijhouwer, Tine Cool, Henri Hartogh Heys van Zouteveen, B. Hoek, Hugo Poortman, de kweker P. Reyers, Henri Roeters van Lennep, Leonard Springer, Dirk Tersteeg, Samuel Voorhoeve, Piet Wattez en P. Rens. Van de meesten van deze groep is nu nog werk bekend. Diegenen die in de lijst van ca.1924 als kweker werden aangemerkt, namelijk S. Eschauzier, F. Hansen, J. Hers, P. Reyers, vinden we niet meer terug in 1940. De reden zal zijn dat Springer een voorvechter was van het principe dat tuinarchitecten geen eigen kwekerij mochten voeren, omdat men dan twee belangen diende, die niet beide tegelijk gediend konden worden. Men zag het leveren van eigen assortiment door een tuinarchitect als concurrentie voor anderen. Ook opvallend is dat in 1924 drie directeuren van gemeentelijke plantsoenendiensten lid waren (gemeenten Alkmaar, Amsterdam en Den Haag), terwijl in 1940 ook de gemeenten Breda en Utrecht waren toegetreden. Deze deelname van gemeentes is zoals we nu weten flink doorgezet. De dames tuinarchitecten hielden sinds de oprichting stand tussen de meerderheid van heren, in aanvang was er sprake van vier vrouwelijke oprichters, even later stonden er vier dames op de ledenlijst en in 1940 zelfs acht. Zij waren allen tuinarchitect, dus geen kwekers of gemeente-ambtenaren. Een uitzondering was Mej. A.G. de Leeuw (zij schreef onder de naam Geertruida Carelsen) was de halfzus van de tuinarchitect Louis Paul Zocher en een (stief)kleindochter van de beroemde Jan David Zocher jr. Maar tuinarchitectonisch werk heeft zij nooit afgeleverd. Zij was in 1924 al 81 jaar en is in 1938 overleden. Zie “De schrijfster Amy Geertruida de Leeuw en enige onbekende pennenvruchten over tuinkunst“.
(286) In Bericht 283 werd al gewag gemaakt van het nieuwe plantsoentje op de plaats van de voormalige postzegelmarkt, aan de Nieuwezijds Voorburgwal. Dit Bericht concentreerde zich op de beplanting en het nieuwe ontwerp van de gemeente Amsterdam.
Hierbij aansluitend willen we nu nog iets verder op de historie van de locatie ingaan. In 2016 plaatsten we al een tekening van de bloemenmarkt van G. A. Berckheyde uit 1686. Toen de Nieuwezijds Voorburgwal in 1883 werd gedempt, moest de bloemenmarkt verhuizen naar de tegenwoordige plaats aan het Singel. Van de oude situatie op de St. Luciënswal (de locatie van de postzegelmarkt) kwamen we nu een gravure tegen van J. Cats (tek.) en J.P. Visser Bender (gravure) uit omstreeks 1800.
De gracht is nog niet gedempt en boven de brug van de Paleisstraat zien we de achterkant van het stadhuis getekend, met Atlas die de wereldbol draagt, op het dak. Het huis waar we tegen aan kijken is het hoekhuis van de Wijdesteeg en de nering vindt plaats ongeveer ter hoogste van het Betty Asfaltcomplex. De belangrijkste informatie voor ons lezers van dit Bericht is dat we hier al twee rijen bomen zien, op regelmatige afstand van elkaar geplant, de linker, westelijke rij langs het tegenwoordige fietspad en de rechter, oostelijke rij langs de tegenwoordige trambaan. Daartussen bevindt zich nu het nieuwe postzegelplantsoen(tje).
De ingeburgerde Amsterdammers zullen weten dat aan de overkant van de trambaan, even ten noorden van de St.Luciënsteeg, een apart klein huisje staat. Het functioneert nu als koffie-afhaal-tentje, maar wat was de oorspronkelijke functie van dit gebouwtje?
Het huisje was oorspronkelijk bedoeld als politiepost, zoals de bouwtekening uit 1896 laat zien. Er waren verschillende modellen, de grootste stond op de Nieuwmarkt / hoek Zeedijk. Tussen 1915 en 1984 deed het dienst als toiletgebouw en tegenwoordig heeft het een horecafunctie. Het gebouwtje omvatte een wachtkamer voor agenten, een kamer voor de postcommandant, twee wc’s en een cel (het “suspecthok”).
Op de onderste linker plattegrond van de vier aangegeven locaties op de bouwtekening zien we de hoek St. Luciënsteeg / Nieuwezijds Voorburgwal aangegeven en de aangewezen locatie voor het politieposthuisje tegenover de twee rijen bomen ter hoogte van het tegenwoordige postzegelplantsoen.
Nu we de geschiedenis van dit stukje stad weer iets rijker hebben gemaakt, zal het ieder duidelijk zijn dat we zuinig op dit plantsoentje, en vooral zuinig op de bomen moeten zijn.
(279) Er begint eindelijk schot te komen in de bouw van de Belvedère In Groenendaal / Heemstede. Een video geeft een impressie weer van wat het architectenbureau KPG voor ogen heeft. De beplanting is hierop nog niet uitgewerkt.
Op 4 april 2019 is het projectplan Belvedère in de Raadscommissie Ruimte van de gemeente Heemstede besproken. In januari 2020 heeft het college het winnende ontwerp van de uitgeschreven prijsvraag bekend gemaakt. Het winnende ontwerp is De Wandeling van KPG Architecten en ons eigen bureau Binnenstad en Buitenleven. Op 22 juni 2021 informeerde het college dat de gemeente en de schenker van de financiën akkoord zijn gegaan met het winnende ontwerp. Het bestemmingsplan ligt nu in april ter besluitvorming bij de Gemeenteraad. Tijdens de bestemmingsplanprocedure is het voorlopige ontwerp uitgewerkt tot een definitief ontwerp waar de schenker, de architect en de gemeente zich in konden vinden. Zodra het bestemmingsplan is vastgesteld en de beroepstermijn is verstreken, kan de vergunningsaanvraag voor de bouwactiviteiten worden ingediend.
Zie ons eerdere bericht alweer uit 2019: https://www.oldenburgers.nl/2019/07/25/herbouw-belvedere-groenendaal-heemstede/
Laten we hopen dat het nieuwe gebouwtje een mooie toekomst tegemoet gaat en de oorspronkelijke sfeer van het oude gebouwtje weer kan oproepen, ook al wordt het niet een exacte kopie van de oude vroegere Belvedère.
(277) DE LENTE IS BEGONNEN EN VANDAAG GAAT DE KEUKENHOF OPEN. Vroeger vond ik (als bioloog) de Keukenhof-expositie altijd ’too much’, teveel cultuur, bijna anti-natuur. Nu ben ik toch de charme en de kunst er van beginnen in te zien. Ik ga er graag naar toe om het oude landgoed achter de bollenpracht weer te ervaren en ook vooral om te kijken welke nieuwe kweekproducten weer te bewonderen zijn. Maar de mooiste bollen-ervaring is voor mij toch nog steeds een bloeiend bollenveld ‘onderweg’ in Noord- of Zuid-Holland, zoals geschilderd door Vincent van Gogh in 1883.
Toch gaan we nu even naar het tentoonstellingsterrein en laat ik u als lezer direct k. Keukenhof is, zeker buiten ons land, het bekendste park van Nederland. Vele honderdduizenden bezoekers komen hier elk voorjaar de bloembollen bezichtigen.
In de middeleeuwen werd een deel van de duinstrook ten zuiden van de huidige Stationsweg in Lisse het ‘Keukenduin van Teylingen’ genoemd. De opbrengst van deze duinen was bestemd voor de huishouding op Slot Teylingen, dat in de eerste helft van de vijftiende eeuw soms door Jacoba van Beieren werd bewoond.
In 1604 begon men Keukenduin af te graven en in 1641werd het huis Keukenhof gebouwd door Adriaen Maartensz. Block, die zijn fortuin in de Oost had verdiend. Op een schilderij uit ca. 1700 (dat zich in het kasteel bevindt) is het huis afgebeeld met een toegangslaan loodrecht op het huis en een voorplein met twee muurpaviljoens. Het terrein binnen de omringende singels is aan weerszijden van de toegangslaan met boomgaarden ingevuld. Omstreeks 1720 verfraaide Henry van Heemskerck de tuinen van Keukenhof naar de mode van de tijd. Enkele tuinbeelden uit deze tijd zijn inmiddels verhuisd naar andere tuinen: de schaking van Proserpina door J.C. de Cock staat op de buitenplaats Oostermeer; twee beeldengroepen Voorjaar en Najaar door J.C. de Cock staan in de tuin van Teyler’s Stichting en twee sfinxbeelden bevinden zich op de buitenplaats de Wildenborch.
In 1772 werd een stuk duin van Keukenhof – het huidige tentoonstellingsterrein – gekocht door de buurman van Keukenhof, Baron Du Tour van Zandvliet. Du Tour liet op dit stuk duin een Engelse tuin aanleggen. Hier begint eigenlijk de tuingeschiedenis van het expositieterrein Keukenhof. Aan het eind van de achttiende eeuw liet ook de eigenaar van Keukenhof zijn terrein in landschapsstijl veranderen. Het is echter niet bekend wie de tuinarchitect van dit deel toen is geweest. Vader en zoon Zocher (J.D. Zocher jr. en L.P. Zocher) stelden in 1857 een reorganisatieplan op voor een nieuwe landschappelijke aanleg op Keukenhof en de overplaats Zandvliet. Volgens de plannen van de Zochers werden op Zandvliet grote vijvers gegraven en bospartijen op glooiend terrein aangelegd. Het ontwerp vertoont vele afwisselende wandelingen en mooie doorzichten vanuit het huis op de vijver. De huidige vijverpartij op het expositieterrein Keukenhof vormde het centrale deel van deze aanleg. In de vijver ontwierpen zij een eiland dat bereikbaar was via een gietijzeren brug. Ook het zogenaamde ‘Oosterse plantsoen’ met aanplant van onder andere rododendrons, Japanse bamboe en Japanse Funkia is in de tijd van de Zochers ontstaan, op hun ontwerp te zien als gekleurde heesterpartijen. In 1861 begon de verbouwing van het huis tot neogotisch kasteel naar ontwerp van E. Saraber.
In 1949 werd de Stichting Keukenhof opgericht. De tuinarchitect W. van der Lee (1906-1984) maakte de indeling van het tentoonstellingsterrein. Jaarlijks worden er circa zes miljoen bollen geplant. Tulpen, hyacinten en narcissen, trekken vroeg in het voorjaar vele gasten uit binnen- en buitenland. In het park zijn bovendien paviljoens en kassen aanwezig met een totale oppervlakte van meer dan 10.000 vierkante meter. Vanuit de molen kan men genieten van een uitzicht over de bollenvelden. Ieder jaar is er een beeldententoonstelling op het tentoonstellingsterrein. Tegenoverhet tentoonstellingsterrein ligt het landgoed Keukenhof met het kasteel. Dit is een wandel- en rustgebied met een gevarieerde vogelpopulatie.
(273) Deze week (2de week februari 2022) is bekend geworden dat de gemeente Eindhoven het landgoed De Wielewaal (tot 2017 eigendom van Frits Philips) gaat kopen om de te verwachten uitbreiding van de stad ’te verzachten’ met een mooi openbaar park. Nu is het hek nog dicht, maar dat zal niet lang meer duren.
Op Google Earth is het landgoed duidelijk te onderscheiden. Het is gelegen in het noordwesten van de stad, in stadsdeel Strijp en in de buurt Wielewaal. Verscheidene lanen zien we op de luchtfoto lopen en ook in het zuidelijk deel een sterrenbos.
In 1850 was dit gebied nog heide. In de 2e helft van de 19e eeuw werd het bebost. In 1912 kocht Anton Philips, de vader van Frits Philips, het dennenbos en hij liet dit bos, genaamd ‘Het Zwarte Huis. als landgoed inrichten, maar Anton heeft er nooit gewoond. Een deel van het landgoed, ten noorden van de Oirschotsedijk, werd in 1920 geschonken aan de bevolking en staat sindsdien bekend als het Philips de Jongh Wandelpark. Het gebied ten zuiden van deze dijk is landgoed De Wielewaal waar Frits Philips in 1934 een huis liet bouwen door de vrij onbekende architect Frans Stam.
Midden op de luchtfoto hieronder zien we het grote huis en vanuit dit huis loopt een ‘tapis vert‘ (een brede grasloper omgrenst door hoog bos) schuin zuidwaarts naar een ‘rotonde’, die het middelpunt vormt van een sterrenbos.
Het landgoed (met in eerste instantie een pinetum, een sterrenbos, een rockery en een doolhof), werd tussen 1912 en 1920 aangelegd naar ontwerp van de bekende tuinarchitect Dirk Frederik Tersteeg (1876-1942). Over de laatste is te lezen in het boek ‘Nederlandse Tuinarchitectuur tussen 1850 en 1940, waard om beschermd te worden‘ (1986), door Bonica Zijlstra.
Op het landgoed groeien veel monumentale bomen en rododendrons; bovendien gedijen er veel paddenstoelen en bijzondere planten. De bomen zijn grotendeels geplant in opdracht van Anton Philips, in de eerste twee decennia van de 20e eeuw. Tersteeg werkte op De Wielewaal in gemengde parkstijl, waarbij rechte lanen en natuurlijke vormen elkaar versterken.
Dirk Frederik Tersteeg’s werk op De Wielewaal werd algemeen gewaardeerd in Nederland. Dit is bekend omdat de Bond van Nederlandse Tuinarchitecten (BNT) in 1940 een foto (onderstaand) van het park opnam in haar reizende Foto-tentoonstelling. Ook zijn in de Bibliotheek WUR enige ontwerpen van Tersteeg terug te vinden, namelijk ontwerpen voor het sterrenbos, de rockery en het doolhof.
Of al deze tuinonderdelen nog aanwezig zijn, is mij niet bekend. Het zou in ieder geval zeer de moeite waard zijn nader onderzoek naar dit historische landgoedpark te doen, omdat er nooit een publicatie over is verschenen en het zeer interessant zou zijn dit park met andere grote parken en in het licht van de Nederlandse tuinhistorie te plaatsen en te vergelijken.