Categoriearchief: hortus

Amsterdam Hortus by night

De hortus in de Plantage in Amsterdam is ook dit jaar in de kerstperiode weer verlicht en ’s avonds geopend, en wel van 19 t/m 23 december, 27 t/m 30 december & 1 t/m 8 januari, van 17:00 tot 22:00 uur.

Palmenkas Amsterdam Plantage. Foto Jan Jaap Hubeek

Een bezoekje aan de palmenkas heeft onze speciale belangstelling en omdat deze in de uiterste hoek van de hortus is te vinden, maak je tegelijkertijd een hele rondwandeling door de tuin. De kas is een beschermd monument en een prominent onderdeel van het Hortuserfgoed. Hij werd in 1911 ontworpen door de architect Johan Melchior van der Mey (1878-1949) in opdracht van hoogleraar Hugo de Vries. In de winter huisvest de kas een collectie palmen, palmvarens (Cycadeeën) en kuipplanten.

Terugblik op mijn klassieke opleiding

Zaterdag 30 november 2024 heb ik als ‘oude knar’ de reunie van mijn gymnasium (Utrechts Stedelijk Gymnasium) bijgewoond. Het deed me meer dan de vele voorafgaande keren. Mijn leeftijd zal daar wel debet aan zijn. Al eerder had onze klas (eindexamen 1960) een schrijf-project gelanceerd, met als doel enige korte verhaaltjes over onze schooltijd te verzamelen en die kort voor de dag van de reunie rond te sturen. De respons was miniem en of dit rondsturen nog zal gebeuren weet ik niet, hopelijk wel. Maar vandaag, na de reunie van gisteren, lijkt me een geschikte dag om mijn verhaal op onze website te plaatsen.

MIJN GRIEKS-ROMEINSE ERFENIS

In 1952 deed ik toelatingsexamen voor het Utrechts Stedelijk Gymnasium, in die tijd nog vaak Hieronymusschool genoemd naar de heilige Hieronymus (1367-1398), een van de patronen van de Broeders des Gemenen Levens, die het onderwijs volgens de leer van de Moderne Devotie wilden verbeteren.

Hieronymusschool van de Broeders des Gemeenen Levens in 1680. Gevestigd aan de Kromme Nieuwe Gracht te Utrecht

Ik had als toekomstige gymnasiast thuis in de Encyclopedie opgezocht wat het woord gymnasium eigenlijk betekende en wat je geacht werd daar te leren, en míjn conclusie was dat men op een gymnasium latijn leerde spreken (Latijnse School) en dat het woord gymnasium afgeleid was van het Griekse woord γυμνοσ, dat naakt betekent. In de twee weken durende proefklas werd dit idee gelukkig op tijd bijgesteld en vervlogen mijn nare dromen over een klas vol naakte jongens en meisjes. Daardoor bleek ook wel tegelijkertijd dat mijn brein nog lang niet toe was aan het denk-niveau van een gymnasiumleerling, en werd ik dat jaar dan ook door de school nog niet toegelaten. 

Het volgend jaar ging dat gelukkig beter, hoewel ik toen steeds aan mijn overgrootvader moest denken. Hij deed in 1865 zijn apothekersexamen, en mij kwelde toen de vraag waarom moest hij eigenlijk latijn leren en geldt dat dan ook voor mij? Ik citeer één zinnetje uit het Ned. Tijdschrift voor Geneeskunde 1863 (7), ‘De bevoegdheid van leerlingapotheker wordt verkregen na het afleggen van een examen. Dit examen betreft de beginselen der Nederlandsche en Latijnse talen en der rekenkunde…”, en dit is dan pas het leerling-examen. Ik was overtuigd; ik wilde ook naar het gymnasium, weliswaar geen apotheker worden, maar het feit dat er studies waren waar je de Latijnse taal machtig voor moest zijn, was voor mij genoeg. Ik wilde later misschien kunstgeschiedenis gaan studeren, en ik begreep nu wel dat de kennis van klassieke talen en de klassieke cultuur dan onmisbaar zou zijn. Dus op naar het gymnasium, maar welke school dan, het Stedelijk, het Christelijk of het Bonifatius?

Ons gezin was eind 1945 van Amsterdam naar Utrecht verhuisd. Mijn ouders hadden zich georiënteerd over een geschikte lagere school voor mij en dat werd de Hervormde Burger School (kortweg Dompleinschool), een brede school voor Kleuter- en Lager- en Mulo-onderwijs van de Marnix Stichting, genoemd naar de calvinist Philips Marnix van St. Aldegonde (1540-1598). Jammer maar waar, de school leidde niet voldoende goed op voor h.b.s. en gymnasium, zodat ik nog een jaar op de Puntenburgschool (openbaar lager onderwijs) terecht kwam van waar veel leerlingen naar het openbaar middelbaar onderwijs doorstroomden. Dus viel ook voor mij de keus op het Openbaar Stedelijk Gymnasium. Toch is de middeleeuwse omgeving van het Domplein en het Pieterskerkhof altijd zeer belangrijk voor mij gebleven. Juist mijn gymnasium-opleiding heeft mij doen beseffen wat de betekenis van de Domkerk en de Pieterskerk, van de Domtoren en de pandhof en niet te vergeten van de 14de eeuwse wandschildering (in de aula / Marnixzaal) van de Dompleinschool waard is.

Utrechts Stedelijk Gymnasium, sinds 1932 gevestigd aan de Homeruslaan (42). Architect J.J. Planjer. Op de gevel staat: Civ(itas) Traj(ectum) Gymnasium

De mooiste vakken op het gymnasium waren voor mij grieks, biologie en nederlands èn de kennismaking met  filosofie en kunst- en cultuurgeschiedenis; ik was geen uitgesproken α of β. Ik herinner me de lessen latijn door de rector, J.A.G. van der Veer, die volgens mij soms expres afdwaalde om dan scherpzinnige vragen te kunnen stellen die nog scherpzinniger door mijn klasgenoten Wouter Koning en Eise Postma werden beantwoord. Een Latijnse les ging op die manier heel vaak over in een lesuur filosofie en een soort van maatschappijleer (politiek), spontaan en levendig, en ik als logisch denker, kon dat zeer waarderen. Bovendien was het een spel tussen de rector en de leerling, met als inzet Plato, of Aristoteles, of Francis Bacon of om het dichter bij huis te houden Sartre of Freud. Prachtige lessen, als je de stof tenminste kon begrijpen, want dat was niet altijd even makkelijk. Toen wist ik er helemaal niets van, maar het zette wel aan tot nieuwsgierigheid. En de aanleiding tot deze gesprekken  -meestal een zinnetje uit Cicero of Livius-  werd bewaard tot de volgende les, we hadden tenslotte elke dag één of twee uur latijn en grieks. Heel jammer natuurlijk dat die vakken toen niet officieel werden gedoceerd. Ik deed β-eindexamen, maar in de jaren vijftig kon je met β geen vreemde talen, geen kunst-geschiedenis en geen rechten studeren; heel jammer, een echte gymnasiast (alfa) was ik niet.

Voor mij dus geen kunstgeschiedenis of archeologie, het werd biologie (RUU) met hoofdvakken biohistorie, gedefinieerd als ‘de relatie tussen mens, plant en dier in de loop van de cultuurgeschiedenis’ en vegetatiekunde. Dat hield o.a. in alle inheemse planten net als mijn overgrootvader kunnen benoemen, in mijn geval in de Linneaanse binaire nomenclatuur. Hetzelfde gold voor dieren, maar dat betrof alleen die dieren waarmee gewerkt werd (in mijn geval o.a. loopkevers van het geslacht Cicindela, uit de familie Carabidae). De planten uit de tuin van George Clifford (in Heemstede op de buitenplaats De Hartekamp), waren door Linnaeus in het latijn beschreven in het boek ‘Hortus Cliffortianus’ (1737); zij waren een belangrijk deel van mijn latere onderzoek naar de planten die ik zou aanbevelen voor de beplanting van de tuinen van Paleis Het Loo (aanleg in neo-classicistische stijl, 1980-1984). 

Als ik de discuswerper (mini-kopie) in mijn boekenkast zie staan, denk ik meteen aan de hal van het oude gymnasium in de Homeruslaan. Wat een geluk dat ik op deze school heb gezeten en een Grieks-Romeins erfenisje heb mogen ontvangen. Op school kwam ik niet veel verder dan Caesar, Cicero, Livius en Homerus, maar in mijn werkzame leven werden Vergilius (Bucolica en Georgica) en Plinius d.J. (Brieven aan Appolinarius) en Albertus Magnus als commentator van de werken van Aristoteles en natuurlijk ook uit latere tijd de plantkundigen Clusius, Lobelius en Dodonaeus mijn helden. 

Utrechts Stedelijk Gymnasium, sinds 2011 gevestigd aan de Ina Boudier Bakkerlaan (7)

Natuurlijk is studeren zonder kennis van latijn en grieks en cultuurhistorie ook mogelijk, maar wel veel oninteressanter. De studie biologie was voor mij een logisch gevolg van mijn gymnasium-opleiding. Ik ben enorm dankbaar dat ik heb kunnen ervaren wat de klassieken voor de moderne mens kunnen betekenen.  

Vivat Crescat Floreat nostrum gymnasium (30 november lustrum CX).

Carla Oldenburger-Ebbers 

Kunst en Wetenschap combineren

Leonardo da Vinci (Vinci 1452 – Amboise 1519). De Aankondiging, 1472. Museum Uffici, Florence

Kunst en (exacte) Wetenschap combineren heeft me altijd al geboeid. Eigenlijk uit pure onkunde en wanhoop. Ik had een diploma gymnasium B in mijn zak, maar wilde eigenlijk altijd al kunstgeschiedenis studeren. Maar een Beta – diploma werd in de tijd dat ik eindexamen deed niet voldoende geacht om (kunst)geschiedenis  en oude en moderne talen te gaan studeren, dus ik werd gedwongen een andere meer exacte richting te kiezen. Dat heb ik gedaan en het was een groot geluk voor mij dat in Utrecht in  1959 net een nieuwe richting binnen de Biologiestudie was opgericht, namelijk het vak Biohistorie, dat door Professor Frans Verdoorn vanuit de US (Boston/Waltham MA.) in Nederland was geïntroduceerd.. Hij had dit begrip als volgt gedefinieerd: “de relaties tussen mens, plant en dier in de loop van de cultuurgeschiedenis.”

Stinkende Gouwe of Cheledonium majus (Fam. Papaveraceae), uit ‘Gart der Gesundheit’, 1485.

In dit vak ben ik na mijn afstuderen doorgegaan (hoewel ik ook afgestudeerd was in planten-ecologie), zodat de relaties  tussen Kunst en Wetenschap mij altijd zijn  blijven boeien. Die relaties tussen Kunst en Wetenschap zijn natuurlijk van velerlei aard en iedereen kan een richting kiezen die hem interesseert. Ik begon met de betekenis van planten op schilderijen van de Vlaamse Primitieven en gaf daarbij colleges in de geschiedenis van botanie door de eeuwen heen, beginnend met Theophrastus en ‘De Materia medica’ van Dioscorides (1ste eeuw na Chr.).

Dat resulteerde weer in een opdracht van de Stichting Experimenten in Kunst en Technologie / E.K.T. die ik samen met Pieter Smit (†) heb uitgevoerd (verwerkt tot een lijvig geschrift) en getiteld is ‘Wetenschap en Kunst in de Levenswetenschappen: enkele aspecten van hun onderlinge samenhang’, gepubliceerd als deelschrift van het EKT-rapport ‘Orientatie Materiaal over Wetenschap en Kunst’ onder redactie van C. Blok, P.H. van de Poel en C. Tempelaars, en tegelijkertijd in Communicationes Biohistoricae Ultrajectinae nr. 57 (zomer 1975), p. 147-255.

Sindsdien zijn er vijftig jaar voorbij en ben ik nu op een punt gekomen om me nog eens verder te verdiepen in die mysterieuze richting Kunst en Wetenschap. Ik vroeg me net af of daar tegenwoordig ook cursussen in gevolgd kunnen worden, toen mijn kleindochter vertelde dat ze een (andere) online cursus had gevolgd (en deze had gevonden via ‘Coursera’, een platform waar online opleidingen van internationaal erkende universiteiten worden aangeboden). Ik begon te zoeken of er iets voor mijn gading bij was. Misschien Agroforestry bij de Universiteit van Florida? Het is maar net waar je op zoek naar bent. De keuze die Lune maakte was Paleontology: Theropod Dinosaurs and the origin of Birds, bij de University of Alberta. Plus een certificaat op naam, van de University of Alberta. Feliciteren mag, reactie, commentaar , repost op Linkedin mag ook..

Lijstje 2022 Binnenstad & Buitenleven, Oldenburgers.nl

Drie gevelstenen Keizersgracht 175, Amsterdam. Foto’s Walther Schoonenberg en website VVAG / Gevelstenen van Amsterdam. Voorstelling van Out Schaep, De Bonte Os en Jong Lam, telkens links vóór en rechts na restauratie

Het is tegenwoordig de gewoonte aan het eind van het kalenderjaar een overzicht te geven van wat men zoal privé of zakelijk heeft bereikt in het leven, door een lijstje te presenteren van werkzaamheden en resultaten over het afgelopen jaar. Eigenlijk riekt het mij te veel naar reclame, maar aan de andere kant is het natuurlijk ook best leuk voor lezers die ons een warm hart toedragen, om te zien wat ons werk uiteindelijk heeft opgeleverd. Te meer omdat wij vanaf 2016 al proberen naast de ontwikkeling van groen erfgoed, ook kleuronderzoek en -toepassing in de architectuur een volwaardige plaats te geven. Dit laatste onderwerp begint nu langzaamaan steeds een belangrijker rol te spelen.

Juliet op de steiger tijdens restauratiewerkzaamheden van de gevelstenen op Keizersgracht 175. Foto Walther Schoonenberg

Hieronder volgt nu het lijstje adviseringen en projecten van Bureau Binnenstad & Buitenleven over 2022, afgewisseld met enige foto’s.

TENSLOTTE WENSEN JULIET EN CARLA OLDENBURGER U EEN GELUKKIG, VREDIG EN GEZOND 2023.

  • Artikelen:
  • a) Carla en Juliet Oldenburger. Brakestein komt weer tot leven: De tuin van Texels laatste buiten. Het Buiten Jg.4, nr. 10.p. 44-47.
  • b) Juliet Oldenburger. Reconstructie Koningsplein 10: snoepje en sieraad voor de stad. Binnenstad Jg. 56, nummer 308, p. 49.
  • c) Juliet Oldenburger. Bezwaren verbouwing Amsterdam Museum. Binnenstad Jg. 56, nummer 308, p. 52.
  • d) (Carla Oldenburger, medewerking aan artikel van) Peter van Wingerden. Ontdekking in een voormalig stukje Heemstede. Heerlijkheden Jg. 49, nummer 193, p. 3-10.
  • Ontwerpen: Reorganisatie-ontwerp deel Belmonte Arboretum, Wageningen; Zie Bericht 31 januari 2022.
Vroegbloeier tijdens ons eerste oriënterend bezoek aan Belmonte in januari 2022. Hamamelis mollig ‘Pengo’? Foto Carla Oldenburger
Juliet Oldenburger op de steiger vóór Keizersgracht 175, Foto Walther Schoonenberg, 12 april 2022
  • Kleuronderzoek en -ontwerp:
  • a). Onderzoek en conceptplan Gevelstenen Keizersgracht 175 Amsterdam. Zie Bericht 16 april 2022.
  • b) Kleuradvies buitenschilderwerk rond binnentuin Claes Claesz Hofje. Uitvoering 2021/2022.
  • c) Kleurontwerp gevelwand Claes Claesz Hofje in Egelantiersstraat. Uitvoering in 2023.
Binnentuin Claes Claesz Hofje Amsterdam. Kleuradvies schilderwerk Juliet Oldenburger, 2021-2022. Foto Walther Schoonenberg
  • Lezingen / Colleges: (Juliet docent), college in Module Erfgoed en Ruimte / Erfgoedopleidingen Hogeschool Utrecht.
  • Website: Losse adviseringen / artikelen, uitgewerkt in 30x ‘Berichten’ op de website oldenburgers.nl en in Bijdragen op LinkedIn.com. Bijv. advies gevraagd door Uitgeverij Blauwdruk m.b.t. 100 jaar BNT; en door de VVAB over de vraag of er nog iets rest van het plan van de Fa. Zocher voor het Frederiksplein te Amsterdam?

Nederlandse tuinlieden met de naam William Kent, 4 generaties

Op de website van het Tuinhistorisch Genootschap Cascade (cascade1987.nl) is een rubriek opgenomen met de titel “Eerste kennismaking met…”. Omdat nu in verband met het 100-jarig bestaan van de NVTL (Ned. Ver. Tuin- en Landschapsarchitectuur) weer verschillende tuinarchitecten uit het verleden in het zonnetje worden gezet, wil ik graag op deze website een aantal beschrijvingen (van mijn hand) nog eens herplaatsen om aandacht te vragen voor deze personen uit dit vakgebied.

Inleiding
De aanleiding voor dit onderzoekje naar William Kent in Nederland, dateert al van 1975, toen ik bemoeienis had met de nieuwe aanplant van de kruidentuin van Beeckestijn. In dat verband werd mij gevraagd welke kruiden toe te passen. Ik ging om die vraag te beantwoorden op zoek naar een plantenlijst uit de tijd van de verlandschappelijking van Beeckestijn (laatste kwart 18de eeuw) en liefst ook uit de omgeving van Velsen. Ik vond in de Stadsbibliotheek van Haarlem Catalogus Plantarum quarum usus in re medica horti medici Harlemensis, uitgegeven in Haarlem in 1784, met een voorwoord van W. Kent.
Natuurlijk dacht ik direct aan de beroemde William Kent, de Engelse landschapsarchitect. Maar hij bleek al te zijn overleden in 1748. En wie dan wel deze William Kent kon zijn, geen idee.
Sindsdien is deze interessante vraag blijven liggen totdat ik in 2010 in Cascade Bulletin een artikel las van Ronald van Immerseel over de Haarlemse hortulanus Arent Bolleurs.1)  Hij beschrijft ene William Kent, uit London afkomstig en in 1777 benoemd als hortulanus van de Haarlemse hortus medicus. Ook de tuinhistoricus Willem Overmars had William Kent gespot in Nederland.
Nu eindelijk maar eens tijd uitgetrokken om deze man(nen) beter te leren kennen, dus op zoek naar meer gegevens over de persoon William Kent in Nederland.

Even het geheugen opfrissen over de Engelse William Kent.
Hij werd geboren in Bridlington, Yorkshire, eind 1685 en is overleden in London, 12 April 1748. Deze bekende Engelse landschapsarchitect en interieurontwerper werd 1 Januari 1686 gedoopt als William Cant. Hij is nooit getrouwd geweest en de William Kents, die in Nederland actief zijn geweest, zijn dus zo goed als zeker geen directe afstammeling.
De Engelse Kent is in de eerste plaats bekend door de omvorming van de barokke tuinen van Stowe House (1731), die even later ook door Capability Brown onder handen werden genomen. Stowe is onder andere voor de Duits-Nederlandse tuinarchitect J. G. Michael (in dienst van Jacob Boreel op Beeckestijn) een sprekend voorbeeld van een geslaagde landschappelijke aanleg geweest.

Haarlem 1777-1784
De eerste William Kent die we in Nederland tegen komen, heeft dus een connectie met Arent Bolleurs. Deze Arent werd op 26 juni 1784 uit vijf sollicitanten gekozen voor de vrijgekomen post van hortulanus van de Haarlemse hortus medicus in het Prinsenhof (getoonde ill. geeft een beeld van de tuin anno 1689). Er stonden toen zeker ruim 300 plantensoorten in bedden gerangschikt. Bolleurs volgt de uit London afkomstige William Kent op, die in 1777 was benoemd.
Uit het feit dat de boven vermelde catalogus dateert uit het jaar van zijn vertrek (of mogelijk pensioen?) bij de hortus, kunnen we constateren dat hij zijn werk in Haarlem degelijk heeft afgesloten met het samenstellen van deze gedrukte plantenlijst.
Door een mededeling in de Nieuwe Nederlandsche Jaerboeken van juli 1779 komen we nog iets meer over deze Kent in Haarlem te weten, want onder Besluyten der Vergader. des Oecon. Taks van 1779 staat geschreven: “… is geresolveerd den Hortulanus William Kent door het ter leen verstrekken van vijftig Dukaaten instaat te stellen tot het ontbieden van Zaaden ten dienste van het Publiecq”. Hij heeft dus een lening gevraagd om zaden te kopen en deze weer aan de burgers van Haarlem uit te delen of te verkopen. Hij deed dit waarschijnlijk vanuit zijn zaadhandel. Uit een advertentie in de Oprechte Haerlemmer Courant van 19 maart 1799 blijkt namelijk dat hij in 1779, maar misschien al veel langer een zaadhandel heeft en ook ‘aanlegger van Engelse tuinen en bloemperken’ is:
By William Kent, Aanlegger van Engelsche tuinen en Bloemperken op de Grote Krogt te Haarlem, zijn te bekoomen: Veelerlei fraaije BLOEMZAADEN, de 20 soorten voor één gulden. Waarvan de Gedrukte Lijsten bij hem te bekoomen zijn…
Een jaar later vermeldt een familie-advertentie (via CBG) dat ene Elisabeth Kent, weduwe van Gijsbert van der Horst, per 20 november 1800 de zaadwinkel van haar broer heeft overgenomen. Of William dan intussen is overleden is tot heden onbekend. Zuster Elisabeth overlijdt in 1801.
In 1802 duikt William (II) Kent op in Harderwijk (zie beneden). Het meest waarschijnlijk is dat het hier gaat om een zoon (met de zelfde naam) van de eerst genoemde William Kent en Louisa Hendrika de Vries (geb. 1779 in Haarlem).2)
In de 18de eeuw kwam het vaker voor dat jonge tuinlieden uit Duitsland en Engeland naar Nederland reisden om zich verder in het kwekersvak of als hovenier te bekwamen. Zij zochten bij voorkeur de streek rond Haarlem uit als stageplaats. Zo is bekend dat Zocher sr. in deze zelfde tijd naar Nederland is gekomen. Hij vond werk bij de kweker/tuinarchitect J. G. Michael in Velsen.

Harderwijk 1802 – 1811 (1815)
William (II) Kent wordt door H. Veendorp en L. G. M. Baas Becking in het boek Hortus Academicus Lugduno Batavus 1587-1937: the development of the gardens of Leyden University. (Haarlem, 1938) beschreven als hortulanus van de botanische tuin van Harderwijk, tot 1811, toen de universiteit van Harderwijk werd opgeheven.
Hij is in 1802 als hortulanus van de hortus in Harderwijk aangesteld. In 1804 werd zijn zoon William (III) Hendrik geboren en in 1810 zijn dochter Maria Elisabeth.
Tussen 1800 en 1808 was Caspar G. C. Reinwardt (zie ill.) hoogleraar chemie, natuurlijke historie en botanie aan de Universiteit van Harderwijk en in 1810 werd hij tot hoogleraar aan het Atheneum Illustre te Amsterdam benoemd. Reinwardt en Kent kenden elkaar dus van hun tijd in Harderwijk en het was dan ook niet verwonderlijk dat Reinwardt Kent aanstelde als hortulanus in Leiden. Later vanaf 1816 maakten zij samen wetenschappelijke verzamelreizen in Nederlandsch Indië, in opdracht van de Koninklijke Commissie voor de Koloniën.

Leiden 1811 (1815) – 1816
Na de Franse tijd begon Nederland weer belangstelling te krijgen voor de koloniën. Koning Willem I benoemde Reinwardt met dat doel voor ogen tot directeur van landbouwkundige aangelegenheden, wetenschappen en kunsten, en tot lid van de Koninklijke Commissie voor de Koloniën. In die hoedanigheid vertrok Caspar Reinwardt 29 oktober 1815 vanuit Texel naar Ned. Indie3), in gezelschap van onder anderen William Kent die na een tijdelijk contract tussen 1811 en 1815, in februari 1815 tot hortulanus in Leiden was benoemd.
In de tuin staan dan ongeveer 3200 plantensoorten. In 1805 maakte C. H. Persoon een lijst, getiteld Synopsis plantarum.
Reinwardt en Kent namen samen deel aan verschillende expedities vanaf 1816. Een jaar later adviseerde Reinwardt aan de koning een botanische tuin te stichten in Buitenzorg bij Batavia, zoals gebeurde in 1817.

Buitenzorg, Nederlandsch-Indië, 1817-1827
Na verscheidene wetenschappelijke verzamelreizen tussen 1817 en 1822 over Java en naar Timor, de Molukken en Celebes, keerde Reinwardt in 1822 terug naar Leiden waar hij in 1823 tot professor in de botanie werd benoemd.4) Uit de uitgegeven correspondentie van Reinwardt komt naar voren dat Kent financieel slecht voor zijn vrouw en kinderen in Leiden zorgde en ook lang niet altijd goed en voldoende werk afleverde. Het klimaat, vermoeidheid en ziektes speelden hem parten. Ook zou het kunnen dat botanisch verzamelen en de zorg voor nieuwe planten hem meer in het bloed zat dan belangstelling voor en verzamelen van tropische dieren. En dat laatste was ook hun opdracht.
Tot opvolger van Reinwardt in Buitenzorg was intussen in 1823 dr. C. L. Blume benoemd. Hij beschikte over twee hortulani, James Hooper en William (II) Kent. Kent aanvaardde tenslotte in juni 1825 de functie van adjunct-inspecteur van de koffiecultuur voor het regentschap Limbangan (West-Java).5) Hij overleed aldaar 11 juli 1827.
Uit het feit dat het plantengeslacht Kentia (een palm, zie ill.) en verschillende plantenspecies de naam van Kent dragen, mogen we afleiden dat zijn botanische kennis hoog werd aangeslagen.

Franeker 1834-1845; Groningen 1845-1863
William (III) Hendrik Kent werd in 1804 geboren in Harderwijk als zoon van William (II) Kent, de Kent die op dat moment in Harderwijk de functie van hortulanus vervulde, en Louisa Hendrika de Vries. Hij trouwde in Leiden 11 februari 1830 met Maria van der Vlugt. In 1833 nam hij de functie van meesterknecht van de Leidse hortus6) over van Jan Binnendijk, maar hij had meer in zijn mars.
Toen de universiteit van Franeker in 1811 werd opgeheven op decreet van Napoleon, is er direct als compensatie een rijks atheneum gesticht en dit bleef bestaan tot 1845, met bijbehorende hortus. In 1812 werden er 293 planten in bakken en potten vanuit Franeker naar Groningen overgebracht.
In Franeker was tot 1811 Arent Vlaskamp hortulanus, de broer van de overgrootvader van Gerrit Vlaskamp aan wie deze zomer (2014) een tentoonstelling in het Fries Museum was gewijd.
Na Leiden is Willem (III) Hendrik Kent heel snel in Franeker te werk gesteld want zijn zoon William (IV) Kent werd in 1834 in Franeker geboren.7) Deze laatste trouwde in 1860 in Baarderadeel met Johanna Maria Tjepkema en bleef in de hortus werkzaam tot de sluiting van het atheneum.
De laatste periode van zijn werkzame leven heeft William IV de post van hortulanus in Groningen vervuld. Hoe lang hij in deze stad de hortus heeft mogen leiden is mij onbekend, maar ik neem aan tot 1863, omdat zijn naam met dit jaartal op een gedenksteen staat, die is ingemetseld in de muur van de tegenwoordige hortus in Haren, Kerklaan 34.

De voorlopige conclusie van dit onderzoekje is dat minstens vier generaties Kent met de naam William (H.) Kent in Nederlandse botanische tuinen werkzaam zijn geweest, te weten in de horti botanici (medici) van Haarlem, Harderwijk, Leiden, Buitenzorg, Franeker en Groningen. William (II) Kent noemde zich naast hortulanus ook “Aanlegger van Engelse tuinen en bloemperken”. Wat een mooie conclusie. Het begint aardig op de Zochers, de Copijnen, de Van Lunterens, etc. te lijken. En dit is nog maar een begin. Wie pakt het op?

Carla Oldenburger 15 september 2014.

1) Ronald van Immerseel, Minder in tel en aanzien, en toch toch ook knap is eene Boleurs. De Haarlemse hortulanus Arent Bolleurs en zijn zoon Jan, Cascade Bulletin 19 (2010), nr.1. p. 33-45.
2) Cyclopaedia of Malesean Collectors (www.nationaalherbarium.nl/fmcollectors).
3) P.C. Molhuysen en P.J. Blok (red.), Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 4, Leiden 1918.
4) T. W. van Heiningen, The correspondence of Caspar Georg Carl Reinwardt, Den Haag, 2011; Andreas Weber. Hybrid Ambitions: Science, Governance, and Empire in the Career of Caspar G.C. Reinwardt (1773-1854). Leiden, 2012.
5) Colonial Collection (KIT). Leiden University Libraries. Encyclopaedie van Nederlandsch-Indië. 1 January 1896, p. 280.
6) Aktenummer 12, Collectie Archief van de ambtenaar van de burgerlijke stand Leiden, 1816 – 1928, Deel: 4821, Periode: 1830, Boek Huwelijken 1830. http://genbook.dordtenazoeker.nl/Overige%20Genealogie%C3%ABn/binnendijk_leiden.htm.
7) William Kent IV (geb. Franeker 27 juni 1834 – overl. ?). Getrouwd 12 juli 1860 in Baarderadeel met Johanna Maria Tjepkema (Dronrijp, 1838 – overleden (?).

Leo van der Meer leverde 22 sep 2014 meer gegevens aan:

26 augustus 1785
Verkoping in Haarlem. Willem Kent. (Opbrengst ƒ 358 – 5 – 4 NAH oud archief kast 31-254)

21 juni 1787 Oprechte Nederlandsche courant (Delpher)
HAARLEM, den 16 Juny. Gepasseerde week by U Ed. in de Stad zynde, spraken wy onder anderen over de onbezonnenheid van het tekenen van Oranje-Requesten, en konden niet begrypen de mooglykheid, dat iemand bezield met een eerlyk hart, zich in de bresse konde stellen voor zulk eenen Willem den Vyfden, de bron van alle onheilen, daar ons Vaderland onder zucht; maar helaas! thans zien wy hier in onze Kwartieren onder Heemstede, eene Vrouwe, die zich daar toe door drift laat vervoeren; ik zeg drift, dewyl my verzekerd word, dat ze gantsch niet van natuurlyk verstand en oordeel onteloor is. Deze Vrouw is, Mevrouwe (“van haar zelf eene Juffrouw van der Hoeven, zuster van de Ex-Burgemeester en Raad van der Hoeven, te Rotterdam, hun Voorouderen worden in de GRONDWETTIGE HERSTELLING wegens geheime Deuren te Rotterdam, duidelyk genoeg aanstipt”) de Weduwe van den eerlyken, braven Menschen Vriend, den Heer JAN HOPE, in leven Raad en Schepen enz. enz. van de Stad Amsterdam, een man wanneer hy noch in leven was, onder het getal van de wezentlvke Vaderlanders, een plaats zou bekleed hebben; want hy konde geen onderdrukking noch ongerechtigheid dulden; dit was zyn Natuur! Deze Mevrouw heeft dan een Oranje – Request opgesteld, of laten opstellen; daar ze haar Tuinman William Kent, een Engelschman, (hier overal te Hillegom en te Haarlem bekend, en zelfs haar benadeeld) mede heeft rond gezonden, om te doen tekenen. Haar onnozele Werklieden, die naauwlyks weten wat een Request is, heeft ze zulks opgedrongen, en de genen die weigerden te tekenen, gecasseerd. Hier by heeft ze het niet laten berusten, te Heemstede is dit fraai stuk ook gepresenteerd, en de genen die zulk weigerden, alle met haar ongenade gedreigd. Wat dunkt U Ed. van zulk eene Vrouwe? steld ze haar drie Zoonen (Jongelingen van groote verwagting, Edel van inborst, om nuttig te zyn aan de zamenleving) niet bloot aan verachting van elk, die deze jonge Heeren niet byzonder kennen? My is zelfs voorgekomen, om dit Plan mede toe te schryven aan den waardigen Vaderlander, in zyn hart, en een der nuttigsten Menschen Vrienden die niets doet als goed, den Heer HENRY HOPE. Te meer noch, dewyl hy tot zyn geassociëerde gehad heeft, (doch ‘er zich direct van ontslagen) den ontrouwen en s1egten Hartsinck, welke, zo men zegt, het gantsche Capitaal van het Comptoir van HOPE en COMP., aan de Oranje-Calanten ter dispositie zou aangeboden hebben.

3 september 1789
Verkoping in Haarlem. Willem Kent, Jacob Hoofd, Juffr. Bosch en C. Buys. (Opbrengst ƒ 251 – 2 – 4 NAH oud archief kast 31-258)

19 maart 1799 Haerlemse Courant
By WILLIAM KENT, Aanlegger van Engelsche Tuinen en Bloemperken, op de Groote Krogt te Haarlem, zyn te bekomen; Veelerlei fraaije BLOEMZAADEN, de 20 zoorten voor één Gulden. Waarvan de gedrukte Lysten by hem te bekomen zyn.

24 april 1800 Haerlemse Courant
By WILLIAM KENT, Aanlegger van Engelsche Tuinen en Bloemperken, op de Krogt te Haarlem, zyn te bekomen veelerlei fraaije BLOEMZAADEN, de 20 zoorten voor een Gulden. Waarvan de gedrukte Lyst by hem te bekomen zyn.

22 november 1800 Haarlemse courant (Delpher)
De ondergetekende maakt mits deezen bekend, dat zy de Zaad-Winkel van haar Broeder William Kent heeft overgenomen, verzoekt ieders gunst en recommandatie. Haarlem den 20 November 1800. Elisabeth Kent, Wed. Gysbert van der Horst.

3 februari 1801 Haarlemse courant (Delpher)
Die iets te pretendeeren heeft van, of verschuldigt zyn, aan den Boedel van wylen ELISABETH KENT, Weduwe van wylen Gysbert van der Horst, onlangs binnen Haarlem in de Battejoristraat overleden; gelieven daarvan opgave of betalinge te doen aan Pieter de Vos, op-de Krayenhorstergragt te Haarlem voornoemt, uiterlyk met den laatsten Februari 1801.