Even geleden kreeg ik van mijn kleindochter een Whatsappje met de volgende vraag: “je moet me vanmiddag wel even wat vertellen over landgoed Broekbergen in Driebergen”, ervan uitgaande dat haar grootmoeder alles weet over alle buitenplaatsen in Nederland. Het enige wat ik van deze buitenplaats in Driebergen wist was dat ik er in Zocher-online één zin aan had gewijd, namelijk: “Bij naspeuringen komen we tot heden maar één naam als leerling [van Zocher sr.] tegen en dat is de naam van Christiaan George Breitensteyn uit Zeist (1788-1867), waarvan bekend is dat hij tussen 1815 en 1820 de landschappelijke aanleg van Dennenburg in Driebergen heeft ontworpen, evenals de landschappelijke aanleg op Broekbergen naast Dennenburg”.
Patricia Debie heeft onderzoek naar de tuinhistorie van Broekbergen gedaan. In het Rapport Ontwikkelingsvisie en waardestelling Buitenplaats Broekbergen (2009) staat te lezen dat Broekbergen in 1755 bestaat uit een “een fraaije en wel gestitueerde buijtenplaats genaamd Broekbergen, met sijne heerehuijzinge, koetshuijs, stallinge en tuinkamer, trekkast en verder getimmerte, broeituijn, moestuijnen, boomgaarden, en al het geen op dezelve aard en nagelvast is met vier en twintig morgen lands”. De eigenaar tot en met 1874 is de familie Van de Muelen. Vanaf 1875 tot 1996 heeft het huis dienst gedaan als klooster van de zusters Benedictinessen van de Altijddurende Aanbidding. Het huis is nu een beschermd monument.
Het onderzoek leverde drie ontwerpkaarten van Broekbergen op, en wel één uit 1789 (door Patrica genoemd de Rococo-periode, ik noem deze periode altijd liever de vooraankondiging van de landschapsstijl en mijd liever het woord Rococo), één uit de vroeg-landschappelijke periode (1812) en één uit de laat-landschappelijke periode (tweede helft 19de eeuw). De laatste is een ongesigneerd en ongedateerd ontwerp van Broekbergen dat volgens Patricia Debie een vroeg (ca. 1860) ontwerp van de hand van H. Copijn zou kunnen zijn, maar volgens ons toe te schrijven is aan Jan Copijn in samenwerking met zijn zoon H. Copijn.
De woorden die op het ontwerp staan geschreven zijn “Broekbergen” op het huis; “Mestvaalt” onder het rechter huis langs de zuidwest-grens van de buitenplaats; en “Peren Loop” tussen linker (tuinmans-?)huis en boomgaard. Dit is het pad naar de boomgaard waar appel-(met rond gebladerte) en perenbomen (met puntig gebladerte) staan aangegeven.
Een nadere analyse van dit ontwerp wordt in de vorm van een artikel door ons uitgewerkt in samenwerking met Ir. Lia Copijn-Schukking. Nadere aankondiging zal volgen bij publicatie.
Vandaag bespreking met Lia en Jorn Copijn over Copijn – ontwerpen die nog niet bekend waren toen het dikke Copijn-boek van Uitgeverij De Hef werd gepubliceerd onder de titel “COPIJN 1763-2013. Twee honderd vijftig jaar tuinlieden, boomkwekers, boomverzorgers en tuin- en landschapsarchitecten”.
Het zijn deels waarschijnlijk hele vroege ontwerpen uit de begin- en oefenperiode van de jonge Hendrik Copijn. We gaan de concepten en tekenstijlen van deze met de reeds bekende ontwerpen vergelijken en uitzoeken om welke gebieden / buitenplaatsen het gaat.
(278) Zoals op de Welkomspagina van deze website is te lezen: Kleur in de architectuur is (sinds 2015) een nieuwe richting van ons bureau. Wij doen onderzoek naar historisch kleurgebruik en maken ontwerpen voor de toepassing van kleur op gevels en in interieurs.
Ons eerste project was Huis De Ladder Jacobs, Oudezijds Voorburgwal Amsterdam (2015). Dit hield in onderzoek naar en kleurontwerp voor de gevel van genoemd huis, in 1655 ontworpen door Philips Vingboons. De centrale gevelsteen stelt Jacobs Droom voor.
Een ander project was bijvoorbeeld het maken van een kleurontwerp voor het Claes Claesz. Hofje te Amsterdam (2021)
Onlangs zijn we door de Verenigde Doopsgezinde Gemeente Amsterdamgevraagd drie gevelstenen op de Prinsengracht te ‘restaureren’. Zoals gezegd de kleuren baseren wij op (kleur)historisch onderzoek, de plaatselijke bouwtraditie en praktische kennis van historische verfpigmenten. Zo wordt bepaald welke kleuren in de loop van de tijd op een locatie zijn toegepast. Onze kleurontwerpen zijn gebaseerd op een combinatie van historisch onderzoek en meer esthetische overwegingen.
Hoe komen de drie gevelstenen, waar we nu mee bezig zijn, ‘D + Bonte Os’, ‘Out Schaep’ en ‘Iong + Lam’ nu op de gevel van Prinsengracht 175 terecht en wat is hun geschiedenis?
Onno Boers (†) en Hans Brandenburg (huisonderzoek) hebben dit uitgezocht. Hun tekst (voor dit doel enigszins aangepast) is te vinden op de website van de Vereniging Vrienden van Amsterdamse gevelstenen. Citaat: ‘In 1652 koopt Hendrick Jansz Vet, vleeshouwer/slager van beroep een huis en erf op de Prinsengracht. Tien jaar later, in 1661 laat hij het vervangen door het huidige pand, Prinsengracht 175 en laat, en dat is wel uitzonderlijk, in het fries drie gevelstenen aanbrengen, links een schaap, OUT SCHAEP, midden een os, D+BONTE OS en rechts een lam, IONG + LAM.
De Bonte Os is op de bovenrand gedateerd ANNO 1661. Het zijn alle drie verwijzingen naar zijn beroep. In 1667 verkopen de erven van Hendrick Jansz Vet het pand. Hendrik Coevoet, beroep brandewijnkoper, wordt de nieuwe eigenaar. Uit de periode 1667-1689 zijn geen koop/verkoopakten bewaard gebleven. In dat laatste jaar wordt Jacob Harmensz Bomhof, ook weer een vleeshouwer, de nieuwe eigenaar. In deze koop-/verkoopakte wordt, net als in de voorgaande, geen huisnaam genoemd; de omschrijving ‘huis en erf op de Prinsengracht, oostzijde, bij de Prinsenstraat’ lijkt voldoende. Pas in 1747, als de erven van Jacob Bomhof het pand verkopen, luidt de akte: =Een huijs en erve, staande en gelegen binnen deze stad, en aldaar op de Prinsengracht, aan de oostzijde, het vierde huijs van de Prinsenstraat daar ‘Out Schaep’, ‘D+ Bonte Os’ en ‘Iong + Lam’ in de gevel staan”=. Nieuwe eigenaar wordt Richard de Haas, een uit Zutphen afkomstige koperslager. Zijn erven verkopen in 1781 het pand aan de Diakenen van de Mennonieten-gemeente, de beheerders van het achtergelegen Zons Hofje. Het huidige pand wordt in de Noord-Hollandsche Oudheden (6de stuk, pag 72) afgebeeld en beschreven als een fraaie trapgevel van gebakken en gehouwen steen met nieuwe pui. Later (onbekend wanneer) is deze pui in oude stijl gerestaureerd.”
(273) Deze week (2de week februari 2022) is bekend geworden dat de gemeente Eindhoven het landgoed De Wielewaal (tot 2017 eigendom van Frits Philips) gaat kopen om de te verwachten uitbreiding van de stad ’te verzachten’ met een mooi openbaar park. Nu is het hek nog dicht, maar dat zal niet lang meer duren.
Op Google Earth is het landgoed duidelijk te onderscheiden. Het is gelegen in het noordwesten van de stad, in stadsdeel Strijp en in de buurt Wielewaal. Verscheidene lanen zien we op de luchtfoto lopen en ook in het zuidelijk deel een sterrenbos.
In 1850 was dit gebied nog heide. In de 2e helft van de 19e eeuw werd het bebost. In 1912 kocht Anton Philips, de vader van Frits Philips, het dennenbos en hij liet dit bos, genaamd ‘Het Zwarte Huis. als landgoed inrichten, maar Anton heeft er nooit gewoond. Een deel van het landgoed, ten noorden van de Oirschotsedijk, werd in 1920 geschonken aan de bevolking en staat sindsdien bekend als het Philips de Jongh Wandelpark. Het gebied ten zuiden van deze dijk is landgoed De Wielewaal waar Frits Philips in 1934 een huis liet bouwen door de vrij onbekende architect Frans Stam.
Midden op de luchtfoto hieronder zien we het grote huis en vanuit dit huis loopt een ‘tapis vert‘ (een brede grasloper omgrenst door hoog bos) schuin zuidwaarts naar een ‘rotonde’, die het middelpunt vormt van een sterrenbos.
Het landgoed (met in eerste instantie een pinetum, een sterrenbos, een rockery en een doolhof), werd tussen 1912 en 1920 aangelegd naar ontwerp van de bekende tuinarchitect Dirk Frederik Tersteeg (1876-1942). Over de laatste is te lezen in het boek ‘Nederlandse Tuinarchitectuur tussen 1850 en 1940, waard om beschermd te worden‘ (1986), door Bonica Zijlstra.
Op het landgoed groeien veel monumentale bomen en rododendrons; bovendien gedijen er veel paddenstoelen en bijzondere planten. De bomen zijn grotendeels geplant in opdracht van Anton Philips, in de eerste twee decennia van de 20e eeuw. Tersteeg werkte op De Wielewaal in gemengde parkstijl, waarbij rechte lanen en natuurlijke vormen elkaar versterken.
Dirk Frederik Tersteeg’s werk op De Wielewaal werd algemeen gewaardeerd in Nederland. Dit is bekend omdat de Bond van Nederlandse Tuinarchitecten (BNT) in 1940 een foto (onderstaand) van het park opnam in haar reizende Foto-tentoonstelling. Ook zijn in de Bibliotheek WUR enige ontwerpen van Tersteeg terug te vinden, namelijk ontwerpen voor het sterrenbos, de rockery en het doolhof.
Of al deze tuinonderdelen nog aanwezig zijn, is mij niet bekend. Het zou in ieder geval zeer de moeite waard zijn nader onderzoek naar dit historische landgoedpark te doen, omdat er nooit een publicatie over is verschenen en het zeer interessant zou zijn dit park met andere grote parken en in het licht van de Nederlandse tuinhistorie te plaatsen en te vergelijken.
(271) Wat is er aan de hand in Eelde bij het voormalig gemeentehuis aan de Pr. Irenestraat (gebouw en tuin beide rijksmonument)? Het huis zal worden verbouwd en ingericht als verzorgings/verpleeginstelling en in de achterliggende tuin (eveneens rijksmonument) zal een bijpassende bebouwing worden neergezet met dezelfde bestemming. De Rijksdienst Monumentenzorg heeft toestemming verleend en ook de gemeente ziet geen bezwaren. Er ligt, wat de tuin betreft, een schetsontwerp van tuin- en landschaps-architect Dijkstra, dat, aldus diens tekst,teruggrijpt op het oorspronkelijke ontwerp van Vroom. Dit is nu hierboven afgebeeld. Het cultuurhistorisch onderzoek dat is uitgevoerd, titel ‘Tuinhistorisch Onderzoek Voormalig Raadhuis Eelde’ (2015), is neergelegd in het rapport dat volgens de huidige regelgeving is samengesteld.
Zondag 16 januari was er in de Nieuwsbrief van RTV Drenthe te lezen dat “Fieke Meindertsma, oprichter en eigenaar van Goedemorgen Paterswolde BV en huurder van het vroegere raadhuis, in een interview heeft gezegd: “De tuin wordt compleet nieuw aangelegd, Rijksmonument-waardig. Een landschapsarchitect heeft een prachtontwerp voor ons gemaakt”. Die landschapsarchitect is DijkstraBuro voor landschapsgeschiedenis en landschapsontwerp. Het bericht gaat dan verder: “De tuin had al klaar moeten zijn voor de eerste bewoners kwamen, maar doordat een omwonende een gerechtelijke procedure heeft aangespannen, mogen wij in afwachting daarvan niets doen, behalve onderhoud. Echt heel erg jammer.”
Bond Heemschut en de Ned. Tuinenstichting hebben zich ook zorgen gemaakt. Op de website van de NTs is nu te lezen: “De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) heeft positief over het plan geadviseerd”. In eerste instantie verbaasde dit de NTs; maar later (mei 2021) werd duidelijk waarom: de gemeente de adviesaanvraag over de tuin achterwege gelaten, namelijk omdat die ‘pas in fase 2’ zou worden aangepakt. Deze laatste aanvraag werd eind september (2021) gedaan. Het advies van de RCE dat daarop in oktober volgde verdeelde de komende tuinwerkzaamheden in twee delen: ‘onderhoud’, waarvoor geen, en ‘restauratie’ waarvoor wél een omgevingsvergunning zou moeten worden aangevraagd”. Tot tweemaal toe is een procedure die Heemschut aanspande tegen de projectontwikkelaar door de rechter stopgezet. De Vries van Bond Heemschut: “En dan zegt de rechter: nou, we wachten nog maar een half jaartje. Jullie zijn nog aan het stoeien met elkaar. Er wordt natuurlijk beweerd dat het best wel weer in orde komt, maar ik houd mijn hart vast. Het gaat echt veel geld kosten om die tuin weer helemaal terug te brengen in de monumentale staat en dan zal je zien dat het een sluitpost wordt.” De tuin is sinds 6 jaar verwaarloosd en niet meer onderhouden. Fieke Meindertsma van Goedemorgen Paterswolde BV blijft echter optimistisch “Het wordt prachtig”, zegt zij: “Ook de achterkant van de tuin wordt meegenomen in een ontwerp dat is geïnspireerd op het werk van landschapsarchitect Piet Oudolf. De heren van Heemschut zijn van harte uitgenodigd om hier nog eens te komen wandelen zodra alles klaar is. Ik denk dat ze dan heel erg blij zullen zijn.”
Voorlopig zijn wij, de Oldenburgers, nog niet echt blij. De combinatie Jan Vroom jr. en Piet Oudolf is natuurlijk in principe wel mogelijk, beplantingen van Piet Oudolf zullen best pasen in de borders die door Vroom op zijn ontwerp zijn aangegeven, maar als een tuin een rijksmonument is, in dit geval een monument uit 1938, dan hoort daar natuurlijk niet het sortiment van Piet Oudolf in te worden toegepast. Beplantingen à la mode van 1938 verschillen echt heel erg met Piet Oudolf beplantingen. En waar komt die nieuwe bebouwing in de achtertuin, half over die prachtige vijver? Erg veel ruimte is er niet. Wie verschaft ons duidelijker tekeningen om eens deskundig over dit nieuwe ontwerp te oordelen?
(265) Zuid-Hollands Landschap heeft de ruimte gekregen om te onderzoeken of het mogelijk is Buitenplaats De Voorde, gelegen in de Rijswijkse Landgoederenzone, over te nemen van de gemeente Rijswijk. In 2022 wordt een plan uitgewerkt om van deze vervallen plek weer een groene parel te maken. Dat zou heel mooi zijn en we hebben meteen aangeboden te helpen met een klein onderzoekje (quickscan).
In de Gids voor de Nederlandse Tuinarchitectuur (deel III, Noord- en Zuid-Holland) schreven we: “Ten zuiden van het Haagse Zuiderpark ligt in de gemeente Rijswijk het voormalige buitenplaatsencomplex Overvoorde, De Voorde en Steenvoorde, doorsneden door de Van Vredenburchweg. Oorspronkelijk maakten hier ook de buitenplaatsen Westvoorde, Oudshoorn en Nieuwvoorde deel van uit. Het woord ‘voorde’ betekent: doorwaadbare plaats. De buitenplaats De Voorde werd omstreeks 1800 gesticht door Jacob van Vredenburch en is daarmee de jongste buitenplaats in de reeks langs de Van Vredenburchweg. Het huis dateert uit 1800 en de tuinmanswoning uit 1806. Van Vredenburch bewoonde zelf de tegenover gelegen buitenplaats Overvoorde, zodat De Voorde meestentijds verhuurd is geweest. Bij een boedelscheiding in 1889 werd het omschreven als een herenhuis met stal en koetshuis, tuinderswoning, tuin, boomgaard, bos, wei en bouwland. De landschappelijke aanleg kent twee zichten vanuit het huis; één over een glooiend gazon en één over een beek. Sinds 1931 is het in bezit van de gemeente Den Haag. De achterzijde wordt verstoord door nieuwbouw. Het park maakt deel uit van het parkgebied De Voordes, dat tegenwoordig fungeert als recreatiegebied van de aangrenzende wijken en nader is ingericht voor wandelaars en fietsers, waardoor het oorspronkelijke padenpatroon is veranderd. Het huis wordt gebruikt als kunstenaarscentrum.
Dit is de eerste verkenning. We zijn bereid verder in detail te treden, maar dan moeten we eerst archieven raadplegen bij de gemeente Rijswijk en de gemeente Den Haag. De ontwikkeling van de buitenplaats is al heel aardig te volgen.
(260) Rondom en grenzend aan de Haarlemmerhout lagen in de 18de eeuw enige buitenplaatsen, die hun glans en glorie alleen al verdienden vanwege hun prachtige locatie tegenover en grenzend aan de Haarlemmerhout. Drie van deze buitenplaatsen (hier afgebeeld op de ‘Caart Figuratif’ van de Haarlemmerhout uit 1799, trokken recent onze aandacht. Het gaat om 1) Eindenhout, 2) Uitenbosch en 3) Bosch en Vaart, alle drie buitenplaatsen aan de zuid-westkant van dit stadsbos.
Op genoemde kaart uit 1799 stelt de laan met vier rijen bomen (op de kaart de bovengrens van de Haarlemmerhout) de Spanjaardslaan voor. Deze komt uit op Huis Eindenhout aan de Wagenweg, ook wel het Huis met de Beelden (sfinxen) genoemd. Achter het huis zien we de nog steeds bestaande buitenplaats Eindenhout liggen, die zich westwaarts uitstrekte tot aan de Leidsevaart. De aanleg wordt gekenmerkt door slingerende wandellanen langs de kaarsrechte omringende grachten en een formele zichtlaan van oost naar west.
Ten zuiden van (boven) de Spanjaardslaan in Haarlem (voorheen gemeente Heemstede), schuin tegenover Eindenhout, ligt een kleinere buitenplaats, genaamd Uitenbosch of Uit Den Bosch. Het huis werd in 1911 afgebroken en vervangen door een nieuwe moderne villa die er nog steeds staat en voor Haarlemmers bekend staat als de kraamkliniek Uitenbosch. Het bijbehorende oude koetshuis ’t Vosje, genoemd naar de oude herberg die er eerst heeft gestaan, is bewaard gebleven, hoewel ingrijpend verbouwd.
Ten noorden van (onder) Eindenhout is de buitenplaats Bosch en Vaart te onderscheiden, te herkennen aan een heel uitgebreid moestuin-complex en weer slingerende lanen langs de grenzen van de plaats. Alleen de naam van deze buitenplaats is bewaard gebleven in de woonwijk Bosch en Vaart, die vanaf 1901 tot stand is gekomen.
Over genoemde drie buitenplaatsen wil ik nu wat meer vertellen. Historische feiten zijn grotendeels overgenomen van de website Librariana en ook hier niet genoemde gegevens zijn daar terug te vinden.
Eindenhout. Dit huis is onlangs gerestaureerd door St.Stadsherstel Amsterdam en siert na historisch kleuronderzoek in een nieuwe kleurstelling de Wagenweg. Dat is voor velen die jaar en dag langs dit huis kwamen een vreemde gewaarwording, even wennen aan de nieuwe kleur. In 1775 werd Anna Maria Visscher, weduwe van mr. Jan van Styrum, de nieuwe eigenaar van deze plaats, die zich uitstrekte tot aan de Leidsche Vaart. Ook beelden en vazen behoorden toen tot de koop, maar het classicistische uiterlijk van de voorgevel dateert pas uit de tijd van George Gerard Lans (eigenaar sinds 1793). Coenraad Jacob Temminck (eigenaar 1802) liet omstreeks 1810 aan weerszijden van de trappen de sfinxen plaatsen en breidde zijn grondgebied nog meer uit.
Na verschillende eigenaars in de 19de eeuw kwamen het huis en de plaats in 1963 in handen van de gemeente Haarlem. Tien jaar later werd het huis, toen in eigendom van de Amsterdamse antiquair Herman Fritz Bill, in appartementen verdeeld en verhuurd. Na het overlijden van de heer Bill (2018) is het huis Eindenhout gekocht en gerestaureerd door Stadsherstel Amsterdam. Het voorbos met de bekende (betonnen) koepel uit 1915 (gebouwd in opdracht van eigenaar H.A. van Odijck) en de heemtuin zijn tegenwoordig eigendom van de gemeente Haarlem.
Uitenbosch. De Historische Vereniging Heemstede/Bennebroek maakte ons onlangs attent op een kunstwerk dat zich in een tuinhuisje (koepel) op het terrein van Uitenbosch bevindt (nu gem. Haarlem, vroeger gem. Heemstede). Men vroeg ons als ‘deskundige’ samen met anderen te komen oordelen over de architectonische waarde van het gebouwtje. In 1762 is de Amsterdammer Jan Bronkhorst eigenaar van de buitenplaats Uittenbosch. In 1817 werd de plaats verkocht aan Maarten Adriaan Beels, lid van de Haarlemse gemeenteraad en Heer van Heemstede, Rietwijk en Rietwijkeroord. Hij was was waarschijnlijk de eigenaar van Uitenbosch ten tijde van bovenstaande Caart Figuratif of het was Pieter van Eeghen die In 1822 eigenaar van Uitenbosch werd.
Verder in de 19de eeuw zijn als eigenaren bekend Abraham Lodewijk Dyserinck (vanaf 1860), gemeenteraadslid, lid van Provinciale Staten van Noord-Holland en president van de Kamer van Koophandel; en Nicolaas Taack Takranen (vanaf 1887), president van de Nederlandsche Handels Maatschappij. Hierna was het huis (in eigendom van een investeringsmaatschappij) een aantal jaren verhuurd en/of onbewoond.
In 1911 werd Uitenbosch gesloopt door de nieuwe eigenaar Arnoud Hendrik baron van Hardenbroek van Ammerstol (1875-1947). Een nieuw huis werd gebouwd en in 1914 betrokken door Baron Van Hardenbroek en zijn vrouw Cecilia van Leembruggen. De architect was H. Hendriks uit Hillegom.
Aanvankelijk woonde Van Hardenbroek (1875-1947) na zijn huwelijk in 1899 op de 18de eeuwse buitenplaats Veenenburg / Elsbroek in Hillegom, een bezit dat hij en zijn vrouw van (schoon)vader erfden.
Dit huis (Veenenburg) werd echter in 1913 afgebroken toen het nieuwe moderne huis Uytenbosch met een uitgestrekte tuin achter het huis gereed was gekomen. De zandstenen beeldengroep van Apollo en Daphne, nu achter koetshuis ’t Vosje, en enkele andere herinneringen aan Veenenburg, zoals de klokkenstoel en een schouw verhuisden mee van Hillegom naar Heemstede. De beeldengroep van Veenenburg is op oude foto’s te zien in de zichtlijn van het huis. Na de dood van haar man verhuisde zijn tweede vrouw Cornelia van Leembruggen (1882-1975) in 1950 naar het voormalige koetshuis ’t Vosje van Uitenbosch, van waar zij zicht bleef houden op dezelfde beeldengroep.
Om de kunstwerken in het tuinhuisje achter in de tuin van ’t Vosje te kunnen waarderen zullen we toch eerst naar de geschiedenis van het tuinhuis zelf onderzoek moeten doen. Het huisje staat op een draaischijf en zal een zogenaamd tbc-huisje geweest zijn, dat met de zon kan meedraaien. Dergelijke huisjes kwamen in de mode vanaf het eind van de 19de eeuw en bleven in gebruik tot zeker ca. 1950. Ze zijn direct herkenbaar omdat ze niet direct op de grond, maar op een draaischijf staan. Als de zieke genezen was konden de huisjes natuurlijk ook als tuinkoepel gebruikt worden of als zodanig worden verkocht. Het huisje van Uitenbosch zal uit het eerste kwart van de 20ste eeuw dateren. Maar de kunstwerken binnen zijn van oudere oorsprong. Komen die misschien uit het open tuinprieel van Veenenbosch? Anja Kroon van de Historische Vereniging Heemstede/Bennebroek doet hier onderzoek naar. Geopperd werd tijdens ons bezoek dat de eigenaar misschien een antiquair geweest zou kunnen zijn of in ieder geval een liefhebber van antiek. Van de eigenaar van Veenenburg, Baron van Hardenbroek, weten we dat hij samen met de buren van het aangrenzende landgoed Elsbroek in 1902 de nog steeds bestaande “Maatschappij tot exploitatie van de gronden Veenenburg-Elsbroek” oprichtte en even later de kunst(kalk)zandsteenfabiek ‘Arnoud’, die in 1904 in bedrijf kwam.
Maar ook Mevrouw de baronesse had een hobby. Zij had volgens een artikel in de Nieuwe Haarlemsche Courant (17-11-1928) in Villa Uitenbosch een tijdelijk museum van archeologische vondsten op Veenenburg gevestigd (later overgebracht naar het Rijksmuseum van Oudheden in Leiden), zoals een klokbeker uit het late Neolithicum, een bijl, pijlpunten en een sikkel uit de Bronstijd en archeologische vondsten uit de Romeinse tijd.
Bosch en Vaart. Het huis is sinds 1707 in handen van de familie Van Lennep, die het in 1735 (bij executie) verkocht aan de doopsgezinde Willem Kops, die het bezit aanmerkelijk uitbreidde. In 1779 verkochten de erfgenamen de plaats aan de eveneens doopsgezinde Jan Willink, kanunnik van Ste. Marie in Utrecht en directeur van de Maatschappij ter bevordering van de Landbouw. Het buiten bleef tot 1880 in handen van deze familie. In 1880 werd J. baron van Tuyll van Serooskerke de nieuwe eigenaar. Adriaan Honig is de laatste koper van het oude huis (1901), terwijl het landgoed aan de gemeente Haarlem vervalt, t.b.v. nieuwbouw. Het bebouwingsplan van de projectontwikkelaar P. Kuyper wordt vanaf ca.1900 langzaam aan gerealiseerd. Zie afbeelding verder.
De ingang van Bosch en Vaart is duidelijk te onderscheiden, zowel op boven afgebeelde tekening uit 1785, met rechts het huis en links een koepel langs de Wagenweg, als op onderstaande situatietekening van J. D. Zocher sr. uit 1806. Deze tekening van J.D. Zocher sr. is onlangs ‘gevonden en gelokaliseerd’ door Korneel Aschman.
Vergelijk nu deze situatietekening uit 1806 met de Caart Figuratif uit 1799 en wat blijkt? De situatie uit 1806 bestond al in 1799 en waarschijnlijk al van eerder (vanaf 1779?) toen Jan Willink de nieuwe eigenaar werd van Bosch en Vaart. De rechte watergang (verdwenen op de KMP-kaart, zie verder) tussen het moestuingedeelte en het landschappelijk aangelegd wandelpark (met slingerlanen en slingerpaden) en de combinatie van beide doet vermoeden dat de schoonvader en werkgever van Zocher sr., de tuinarchitect J.G. Michael, in de jaren tachtig als ontwerper door Jan Willink werd ingeschakeld. Vanaf ca. 1785 hebben Michael en Zocher sr. samengewerkt, zodat deze Zocher-tekening ook als een eind-document van Bosch en Vaart beschouwd zou kunnen worden. De stijl van Michael wordt al eerder beschreven in ons artikel ‘De tuinarchitectuur van Johann Georg Michael (1738-1800)’, in Bulletin KNOB 90 (1991), nr. 3, p. 73-79. Daar lezen we ook dat Michael in Haarlem en Heemstede aan het eind van de 18de eeuw actief is geweest met de aanleg rond Huis Welgelegen te Haarlem voor Henry Hope, 1788; en met een ontwerp van Oud-Berckenroede te Heemstede voor Mw. C.C. Hodshon, 1794.
De aanleiding om deze weblog te schrijven was het aanreiken van achtergrondinformatie voor het onderzoek naar de oorsprong van het tuinhuisje en de kunstwerken in het tuinhuisje van buitenplaats Uitenbosch / ’t Vosje. Anja Kroon zal de uitkomst van haar onderzoek in een artikel in het tijdschrift Heerlijkheden verwerken. Zodra dit artikel is verschenen zal de titel hier worden vermeld.
Literatuur.
Frans Harm en Dennis de Kool. ’t Vosje en Uyt den Bosch, door historie verbonden. Heerlijkheden, tijdschrift over de geschiedenis van Heemstede en bennebroek (2017 najaar, p. 24-30).
HIER. is het kaartje van de Romeinse Limes (in Nederland) te vinden.
Press (+) bovenstaand kaartje om te vergroten. Even ten noorden van Kesteren, aan de noordkant van de Nederrijn dus, is mijn woonplaats. De Rijnbandijk tussen Kesteren en Driel zal zo ongeveer gelijk met de Limes lopen. Ik kan naar de Romeinen zwaaien. Ik ben er dus maar even heen gereden om te zien hoe de reconstructie van de Romeinse wachttoren er nu bij ligt.
(236) Het altaarstuk ‘Het Lam Gods’ van Jan en Hubert van Eyck is verplaatst en voorzien van een glazen ombouw die perfecte klimatologische omstandigheden (14-16 gr. C. ), luchtvochtigheid en lichtinval garandeert.
Zelf heb ik het altaarstuk diverse malen in tamelijk donkere omstandigheden gezien. Het veelluik behoorde tot een verzameling schilderijen die ik bestudeerde voor mijn doctoraalexamen. Het onderwerp van deze studie was ‘De plant op Middeleeuwse schilderijen van Noord- en Zuid-Nederlandse Meesters’. Door de planten eerst te determineren en hun kruidkundige en iconologische betekenis te achterhalen, werd gezocht naar meer achterliggende betekenis van de schilderijen.
Dit is een goede reden om deze doctoraal-scriptie (hoofdvak), naast mijn andere twee doctoraal-scripties (tweede hoofdvak en bijvak) uit 1965/’66/’67 bij mijn publicaties op te nemen, ook al zijn zij alleen in typoscript voor handen en niet gepubliceerd. Zie onder ‘Literatuurlijst Carla S. Oldenburger-Ebbers‘, de eerste drie items (onderaan de lijst).