Categoriearchief: Tuinarchitectuur

ontwerp ROND HUIS MEREVELD VAN JOHANNES MONTSCHE (1734-1799)?

Arinda van der Does schreef een eerste verkenning betreffende Johannes Montsche, getiteld Johannes Montsche kon zelfs boomen planten daar nimmer boom en stond, uitgegeven door TuinTerTijd, Bureau voor Tuinhistorie, 2002. Montsche leefde en woonde van 1734 tot 1799 in Amsterdam, afgezien van een periode in Duitsland (ca. 1750-1765). In het boekwerkje van Van der Does worden enkele tuinarchitectonische werken aan Montsche toegeschreven, namelijk een ontwerp voor een deel van de buitenplaats Huis te Manpad (ongesigneerd, ongedateerd, tussen 1765 en 1780); werk aan Schloss Ringenberg / Hamminkeln (1777/1778) voor J.F.W. baron van Spaen van Biljoen; mogelijk een deel-ontwerp voor de buitenplaats Toorenvliedt in Middelburg (1797/1798) en mogelijk een deelontwerp voor de buitenplaats Huis Ruurlo (gesigneerd, ongedateerd).

De eerste onderstaande tuinplattegrond (in de Collectie Six Amsterdam) van een deel van de buitenplaats Me(e)reveld in de Watergraafsmeer is onderaan de tekening in een groen vakje ook gesigneerd door Montsche. Tante Totie heeft de naam ter verduidelijking ook nog eens bovenin de tekening geschreven.

Plattegrond tuin Mereveld (Watergraafsmeer) door Johannes Montsche, ongedateerd [Collectie Six noteert ca. 1750, op grond van watermerk].
Combinatie van rechthoekige boomgaard en landschappelijk gevormde bessentuin / Engelse tuin. Collectie Six Amsterdam (CS_00476_0001). Bovenaan de tekening is waarschijnlijk door tante Totie (tante van Jan Six) ter verduidelijking van de ondertekening ook nog eens de naam van de tuinarchitect/kaarttekenaar Johannes Montsche geschreven. Zie ook detail hieronder.
Detail van bovenstaande plattegrond, met regelmatig gevormde boomgaard. Bovenaan de tekening is de naam van Johannes Montsche nogmaals vermeld (door tante Totie). Rechts staat geschreven ‘Zeventien honderd’. Met digitaal watermerk van Collectie Six
Legenda van bovenstaande tekening (zie rechts op detail van de plattegrond van Mereveld): A vakken voor Aardbijen; B voor Besseboomen(?); C voor frambozen; D Engelse Tuijn met bloemdragende boompjes [heesters]. Met digitaal watermerk van Collectie Six
Plattegrond tuin Mereveld. Ongesigneerd, ongedateerd [Collectie Six noteert circa 1751 op grond van watermerk]. Combinatie van regelmatig gevormde nutstuinen en landschappelijk gevormde vakken.
Collectie Six Amsterdam (CS_00398_0001). Onderaan op de tekening staat genoteerd ‘Veranderd Meereveld’. Schermafbeelding van foto Collectie Six

Deze buitenplaats Mereveld in de Watergraafsmeer was in 1719 eigendom geworden van Jan Lups. Volgens A. Speelman (website buitenplaatseninnederland.nl) ligt de buitenplaats Mereveld op kavel 53 in de Watergraafsmeer (zie de kaart van 1719 hieronder). Dit is een hele lange en vrij diepe kavel. Op de kaart van de Watergraafsmeers uit 1725 (ook hieronder) is dan ook te zien dat Jan Lups zijn tuinen snel heeft uitgebreid en dat de aanleg rond het huis twee maal zo groot is geworden.

Na het overlijden van Jan Lups omstreeks 1740 beheerden zijn echtgenote Susanna Hoon en hun kinderen samen de buitenplaats. In 1805 werd deze gesloopt en het afbraakmateriaal verkocht.

Gezicht op de buitenplaats Mereveld (huis en stallen) van Jan Lups, 1719
Detail Kaart Watergraafsmeer / Pieter van den Berg (graveur), 1719. Met kabelnummering. Noorden beneden
Detoil Kaart Watergraafsmeer, 1725. Mereveld is hier aangegeven met de naam van Jan Lups. Tegenover de bezittingen van Jan Lups, aan de overzijde van de Grote Tocht Sloot ligt de buitenplaats Merenburg (niet te verwarren met Merenveld). Noorden beneden

Volgens de informatie in de Collectie Six zijn de eerder genoemde twee plattegronden van Mereveld gedateerd circa 1750, respectievelijk circa 1751 (het watermerk van het papier duidt op 1751) en is de eerste tekening een plattegrond / ontwerp getekend door Johannes Montsche. Ik ben het niet eens met de datering die aan de tekeningen is gegeven door de Collectie Six. Montsche leefde van 1734 tot 1799 en hij is rond 1750 dus pas 16 jaar. Hoogstwaarschijnlijk is de plattegrond door een ander getekend. Bovendien verkeerde Montsche in de allereerste beginperiode van de landschapsstijl (van 1750 tot 1765) in Duitsland, waar hij waarschijnlijk in opleiding was voor tuinman/tuinontwerper en kweker. Het is waarschijnlijker dat de tekening van na zijn Duitsland-periode dateert.

Wat kunnen we afleiden van bovenstaande plattegronden van Mereveld en van eerdere kaarten van de Watergraafsmeer? De buitenplaats van Jan Lups ligt in 1719 op een min of meer vierkante kavel aan de Middelweg en langs de grote Tocht Sloot (kavel 53, onder kavel 52, zie kaart 1719). De tuin ligt achter het huis en is in 1719 in twee delen verdeeld gescheiden door een ‘grand canal’ dat gericht is op het midden van de achtergevel. In 1725 lijken de bezittingen aanzienlijk te zijn uitgebreid langs de Tocht Sloot, tot bijna dubbele oppervlakte. Deze grond kwam gedeeltelijk in gebruik voor moestuinen en boomgaarden, die in regelmatige stijl zijn aangelegd als we de kaart uit 1725 mogen geloven. De plattegronden in de Six Collectie wijzen op een latere gedeeltelijke verandering van de regelmatig gevormde nutstuinen in landschapsstijl. Het ontwerp met golvende perken en de legenda (vakken A, B, C, D) op de eerste plattegrond geven aan dat de nutstuinen in Engelse landschapsstijl zijn veranderd in combinatie met een ‘Engelse tuin met bloemdragende heesters’.

De stijl doet denken aan de tuinarchitecten / kwekers J.G. Michael en zijn schoonzoon J.D. Zocher sr., die omstreeks 1785 verantwoordelijk waren voor de verlandschappelijking en beplanting van de nabijgelegen buitenplaats Voorland (kavel 51 en 52, gelegen tegenover de kavels van Jan Lups) in de Watergraafsmeer, sinds 1784 eigendom van Pieter van Winter (zie het artikel van Henk van der Eijk in de Cascade-bundel Tuingeschiedenis in Nederland III / Verdwenen tuinen (Arnhem, 2019), p. 169-186). Zowel Michael als Zocher sr. pionierden in de landschapsstijl, waarbij zij geometrische deeltuinen en rechte lanen en watergangen menigmaal handhaafden. Dit zien we duidelijk ook op de plattegronden in de Six Collectie.

Voorlopige conclusie: De plattegronden in de Collectie Six zijn hoogstwaarschijnlijk van latere datum dan omstreeks 1750. Dat Johannes Montsche delen van de nutstuinen op Mereveld heeft veranderd in landschapsstijl en deze met ‘Engelse tuinen met bloemdragende heesters’ combineerde is duidelijk, maar dat is dan later gebeurd, waarschijnlijk tussen 1785 en 1799. In die tijd heeft Montsche wel in die trant gewerkt. Misschien was er ook wel een samenwerkingsverband tussen Michael (met hulp van zijn schoonzoon Zocher sr.) en Montsche ontstaan, omdat door onderzoek van H. van der Eijk is vast komen te staan dat ook buurman Pieter van Winter op Voorland deze bekende tuinarchitecten in dienst had genomen.

Huis en Tuin van Brakestein Texel worden rijksmonument

Net als gisteren de verheugende mededeling binnenkwam over het winnen van het Belvedère-ontwerp (in Heemstede, zie vorige bericht), komt vandaag het blijde bericht binnen dat de buitenplaats Brakestein op Texel bij Oudeschild tot rijksmonument zal worden aangewezen.

We zijn zeer happy en verrast te horen dat Brakestein (huis en tuin) – zo snel na het verschijnen van ons rapport – de status van rijksmonument tegemoet kan zien. Onze waardestelling heeft mogen bijdragen tot deze beslissing. We gaan nu adviseren aangaande het inrichtingsplan. Het wandelpad door de boomsingel buiten de gracht is al gekapt en vrijgemaakt; het uitbaggeren van de gracht is het volgende winterproject.

Buitenplaats genaamd Braaken Steen op het eiland Texel behorende aan den heer Den Berger, ongesigneerd en ongedateerd [vanaf 1786] (noorden rechts). Collectie Noord-Hollands Archief, toeg.nr 269, inv.nr 1046.

In het voorjaar 2020 gaat Juliet beginnen met het maken van enige schetsen / alternatieve voor een inrichtingsplan.

Nogmaals De Nieuwe Ooster en een borstbeeld van LEONARD SPRINGER

Vorige week maakte ik een uitstapje naar De Nieuwe Ooster omdat ik daar een tentoonstelling wilde zien in het Uitvaart Museum en ook zin had daar weer eens te genieten van de rust en goede sfeer op deze begraafplaats en de bijzondere bomen die de tuinarchitect Leonard Springer daar aan het eind van de negentiende eeuw geplant had. Aangezien ik eerder die middag de oude hortus op de Plantage Middenlaan had bezocht, was ik nogal laat en besloot dan eerst maar de tentoonstelling in het Uitvaartmuseum “Tot Zover” te bekijken. Ik kwam speciaal voor de knekelberg van Herman de Vries, die daar echter niet ‘in natura’ was te bewonderen, maar ‘op foto’ hing in de tentoonstellingszaal, aangezien deze berg niet verplaatsbaar is en zich in Vlaanderen bevindt. Heel bijzonder was hij wel.

Herman de Vries. Knekelberg. Part. Collectie. Foto Carla Oldenburger

In verband met de inzamelingsactie t.b.v. een borstbeeld van de tuinarchitect Leonard Springer (zie ook vorig bericht), wil ik hier nog eens nader ingaan op Springers betrekkingen met De Nieuwe Ooster. Leonard Antony Springer was een zoon van de bekende Amsterdamse historieschilder Cornelis Springer (1817-1891) en Geertrui ten Cate (1819-1902). Cornelis’ voorvaderen kwamen al generaties lang voort uit een Amsterdams geslacht van timmerlieden, aannemers en architecten. Zijn vader en ook zijn drie oudere broers Hendrik, Jan Cornelis en Willem (van 1858 tot 1890 opzichter Publieke Werken Amsterdam) waren allen architect en/of timmerman evenals Jan, de zoon van Willem. Cornelis was als kunstschilder dus het buitenbeentje van de familie, maar de onderwerpen die hij schilderde, hadden toch bijna altijd architectuur tot onderwerp. 

Cornelis kreeg van zijn oudste broer Hendrik les in bouwkundig tekenen en perspectiefleer en wist met die kennis zijn stads- en dorpsgezichten een realistisch aanzien te geven. Leonard kreeg op zijn beurt weer les van zijn vader en van zijn Oom Willem. 

In dit kunstzinnige milieu groeide Leonard op als kind in een gezin van zes kinderen, dat woonde op de Overtoom, vlakbij het Vondelpark, dat tijdens zijn jeugd werd aangelegd. Langs de Overtoom, waar in het verleden verschillende Amsterdammers zich een buitenplaats hadden laten bouwen, verliet men in die tijd de stad in de richting van Amstelveen en Sloten. Het gebied fungeerde als een schakel tussen de drukke stad en het aangename buitenleven. Ook Leonard wandelde samen met zijn vader en broers geregeld langs deze weg de stad uit en kwam dan thuis met planten en boomtwijgen in zijn botaniseertrommel. De financiën voor de aanleg van het park werden door de burgers zelf opgebracht en de familie Springer die zeer bij de ontwikkeling van de stad was betrokken, zal zeker aan dit initiatief hebben bijgedragen. 

In ieder geval is bekend dat de jonge Leonard sinds de aanleg van het park geïnteresseerd was geraakt in de totstandkoming ervan. Aangenomen wordt dat hij hierdoor enthousiast geworden is voor tuinarchitectuur, tuinbouw en bosbouw.
Op 15 juni 1865, toen Leonard 10 jaar oud was, werd het eerste deel van het toen genoemde ‘Nieuwe Park’ (ontwerp J.D. en L.P. Zocher) opengesteld. Jammer genoeg zijn er uit deze jaren geen catalogi van de kwekerij van de Firma Zocher en Co. bewaard gebleven, zodat we ons geen exact beeld kunnen vormen van de toegepaste soorten. Er zullen echter niet veel exoten zijn geplant, daar de ondergrond van laagveen hier niet geschikt voor was. Na zijn lagere en middelbare schoolopleiding koos Springer voor de nieuw opgerichte tuinbouwschool ‘Linnaeus’ aan de Middenweg in de Watergraafsmeer, die hij van 1871-1874 heeft bezocht. ‘Linnaeus’ was gevestigd op de buitenplaats Frankendael en was eigenlijk een handelskwekerij met een opleiding voor boomkwekers. Onderwijs in tuinarchitectuur en evenmin in bosbouw bestond toen nog nergens in Nederland. Wilde men zich bekwamen in deze vakken, dan was zelfstudie de enige weg. Door het meedoen aan prijsvragen en het geven van ongevraagde adviezen heeft Springer langzaamaan een plaats in de wereld van de tuinarchitectuur en bosbouw verworven. 

Ontwerp De Nieuwe Oosterbegraafplaats / Leonard Springer, 1889. Coll. Bibliotheek Wageningen UR, Afd. Speciale Collectie. Links boven op de plaats waar geschreven staat “Oud Roosenburch”, is nu het Uitvaartmuseum “Tot Zover”

 Zijn eerste prijsvraag-ontwerpen (uitgeschreven door de gemeente Amsterdam in 1888 en 1890) betroffen ‘De Nieuwe Oosterbegraafplaats’ en het ‘Oosterpark’, beide gepland in de Watergraafsmeer. Voor de Nieuwe Oosterbegraafplaats werden door de gemeente naast Springer ook H. Copijn, L.J. Ritter en de firma J.D. en L.P. Zocher uitgenodigd. De Zochers zagen af van deelname. De locatie in de Watergraafsmeer was een voordeel voor Springer omdat hij al in deze polder had gewerkt. Hij had immers op ‘Linnaeus’ ervaring in het boomkwekersvak opgedaan en wist precies welke bomen en andere houtige gewassen hier goed zouden kunnen aanslaan.
Springer deed aan beide prijsvragen mee en heeft ook beide gewonnen. De ‘parken’ werden door Springer ontworpen in de ‘gemengde’ of ‘late’ landschapsstijl. Gebogen paden, harmonieus gecombineerd met boom- en heestergroepen en solitaire bomen op karakteristieke zorgvuldig uitgezochte plaatsen bepalen de grote lijnen in deze stijl. Enkele kleinere rechtlijnige parkdelen worden met deze natuurlijke lijnvorming samengevoegd. 

 We gaan ervan uit dat de jury Springer’s beide ontwerpen heeft uitverkoren vanwege zijn stijlopvattingen, zijn aanpassingen aan de vlakke polder-omgeving en zijn deskundige beplantingsadviezen. Toch had hij nog een streepje voor. Oom Willem Springer was in die jaren assistent-stadsarchitect Publieke Werken van de gemeente en zal zeker zijn invloed hebben doen gelden. 

In Amsterdam heeft Springer door de aanleg van (het eerste deel van) de Nieuwe Ooster en het Oosterpark bekendheid gekregen. In vakkringen rees zijn ster doordat hij mede-oprichter was van de Bond van Nederlandsche Tuinarchitecten (1922) en de Nederlandsche Dendrologische Vereniging (1924). 

Tegenwoordig wordt de Nieuwe Ooster een arboretum genoemd, dat wil zeggen dat hier op deze plek veel verschillende soorten bomen groeien, zowel loofbomen als naaldbomen. De wandelaar wordt telkens weer verrast door zonbelichte en/of donkerbladige bomen, door solitaire naaldbomen en door stammen, bladeren, bloemen en vruchten in alle vormen en kleuren. De oorsprong van deze verscheidenheid is te danken aan de tuinarchitect en dendroloog Leonard Antony Springer, die zijn grote dendrologische kennis ter beschikking stelde aan deze prachtige bomentuin met vreedzame rustplaatsen voor velen. 

Informatie en schenkingen: denieuweoosterbomenpark.nl

sponsoring borstbeeld leonard springer

Springer Sponsor Roadtrip

In het kader van de inzamelingsactie ten behoeve van het plaatsen van een bronzen beeld van de heer Leonard Anthony Springer op De Nieuwe Ooster kunt u zich inschrijven voor een unieke Springer Roadtrip.

L.A. Springer ontwierp in Amsterdam-Oost twee bekende groenprojecten, namelijk De Nieuwe Ooster (Begraafplaats) en het Oosterpark. Ook de buitenplaats Frankendael was voor hem vertrouwd terrein, omdat hij daar op de bekende tuinbouwschool ‘Linnaeus’ had gezeten, van 1871-1874. In 1873 maakte hij een gedetailleerde plattegrond van die buitenplaats. Lees meer….

Op 2 november (en eventuele volgende nog bekend te maken data) wordt u per (9-pers) bus vervoerd vanaf De Nieuwe Ooster naar diverse locaties in Noord Holland, die naar tuinen, parken of begraafplaatsen leiden die Springer heeft ontworpen en aangelegd. In ieder geval bezoeken we ook de begraafplaats in Bloemendaal.. Behalve dat hij deze begraafplaats heeft ontworpen heeft hij hier ook zijn laatste rustplaats.
Onderweg krijgt u informatie en wordt u koffie/thee met wat lekkers en een lunch aangeboden. Aan het eind van de middag wordt u weer keurig naar De Nieuwe Ooster gebracht.

Deze geheel verzorgde dag wordt u aangeboden voor het sponsorbedrag van € 100,-
De eerst tripdatum is gesteld op zaterdag 2 november. We vertrekken om 9.30 uur vanaf de parkeerplaats van De Nieuwe Ooster aan de Rozenburglaan en hopen rond 16.00 uur weer terug te zijn. Aan de hand van de hoeveelheid aanmeldingen kunnen meerdere trips ingeroosterd worden. 
U kunt uw sponsorbedrag overmaken op rekening NL76 INGB 0003 6991 05 t.n.v. stichting Arboretum De Nieuwe Ooster.

U kunt zich voor deze trip inschrijven via een formulier, dat u kunt vinden op denieuweoosterbomenpark.nl/springer-sponsortrip/

Verder is op woensdag 9 oktober in de aula van De Nieuwe Ooster een bijeenkomst vanwege het 125 jaar bestaan van het park. Op die middag wordt een boekje uitgereikt met interviews over de mensen van D(e) N(nieuwe) O(oster). Het kleibeeld van Springer wordt dan ook tentoongesteld met een verwijzing naar onze geldinzamelings-acties.

weer en wind; VROUWENPORTRETTEN; THE WHITE BLOUSE

NIEUWE TENTOONSTELLINGEN IN SINGER MUSEUM.

Het weer was vandaag (5 sept.) zeer geschikt voor een bezoek aan Tentoonstelling ‘Weer en Wind’ in het Singer Museum Laren. Dreigende luchten die de kleur van bloemen opstookten en temperden en die de bezoeker naar buiten lokten naar de tuin van Piet Oudolf en ook weer naar binnen riepen om de tentoonstellingen bij dit wisselende licht te bekijken. Hoewel wij het tuinontwerp van 1910, gemaakt door Leonard Springer, maar al te goed kennen en misschien ook wel liefst dat plan aangepast en gereconstrueerd hadden willen zien, omdat de eenheid tussen huis en tuin dan misschien scherper tot uiting was gekomen, constateren wij toch dat de tuin van Piet Oudolf zeer geslaagd is.

Beeldentuin Singer Museum. Beplantingsplan en ontwerp Piet Oudolf. Foto Carla Oldenburger

Eenmaal binnen bezochten we eerst de tentoonstelling ‘Weer en Wind’. Omdat er direct om 11 uur al veel bezoekers waren liep ik direct door naar de laatste zaal met tekeningen en grafisch werk. En daar ontmoette ik direct werk van Charles Donker, zo geliefd in onze familie. Zie hieronder de ets op de tentoonstelling en onze eigen ets waarvan we al heel veel jaren genieten,

Charles Donker. Landschap bij Rhijnauwen. April 2015. Ets. Pat. collectie. Foto Carla Oldenburger
Charles Donker. ‘Rhijnauwen met vogelnamen’ (in het Rijks-prentenkabinet aanwezig onder de titel Kromme Rijnlandschap, 1972). Part. Collectie. Foto Carla Oldenburger

De tentoonstelling ‘Weer en Wind’ is opgebouwd in weertypen. Stormen op zee en land, opkomend onweer, dijkdoorbraken, noodweer dat onrust baart, besneeuwde landschappen, avondrood en poëtische mistbanken, vastgelegd door kunstenaars als Hendrick Avercamp, Jan van Goyen, Piet Mondriaan, George Hendrik Breitner, Hendrik Johannes Weissenbruch, Jan Sluijters, Maurits Cornelis Escher en Carel Willink. Kortom schitterende kunst, samen met gedichten uit de publicatie Weer en wind – 100 gedichten en 100 gezichten, samengesteld door Nicolaas Matsier, Helmi Goudswaard en Boudewijn Bakker. Beeldende kunst en poëzie, wat een unieke combinatie! Wat de mooiste schilderijen zijn, is voor iedereen anders. Enkele die mij troffen heb ik gefotografeerd en beeld ik hieronder af.

Jan van Kessel (1641-1680). Het Spui en de Nieuwezijds Voorburgwal in de winter. Ca. 1655-1675. Links op de hoek staat nu Boekhandel Athenaeum. Amsterdam Museum. Foto Carla Oldenburger.

Opvallend op schilderij van Jan van Kessel hierboven is de houten boombescherming (rechts). Het onderwerp 17de eeuwse boombescherming komt ook ter sprake op de Cascade-weblog.

Dirk Nijland (1881-1955). Wilgen, 1941. Groninger Museum, bruikleen van het J.B. Scholtenfonds. Foto Carla Oldenburger

Zelf hebben we ook een landschapschildering met een dreigende lucht, zo bijzonder, vinden wij zelf, dat het best ook op deze tentoonstelling had gepast. Een landschap met wilgen en dreigende lucht. Het is een olieverf op doek van de schilder Bartholomeus Boogaerdt ’t Hooft (1874- 1943) uit 1915. Hij was lid van Ver. St. Lukas in Amsterdam en heeft een paar maal in het Stedelijk Museum geëxposeerd. Onze grootvader / overgootvader Ebbers heeft dit schilderij waarschijnlijk op een veiling in Amsterdam gekocht.

Bartholomeus Boogaerdt ’t Hooft (1874- 1943). Landschap met wilgen en dreigende lucht. 1915. Part. Collectie. Foto Carla Oldenburger
Signatie kunstenaar Bartholomeus Bogaerdt ’t Hooft, 1915. Zie hierboven. Foto Carla Oldenburger

Na de tentoonstelling ‘Weer en Wind’ viel er nog heel veel meer te genieten, de tentoonstellingen ‘Vrouwenportretten’ en ‘The White Blouse’. De Vrouwenportretten die in deze tentoonstelling hangen zijn voor een deel verzameld door Anna Singer zelf. Alle portretten bevinden zich in de Singer Collectie, ze zijn gedateerd eind 19de eeuw tot eerste helft 20ste eeuw. U ontmoet karakteristieke vrouwen in felle kleuren, geschilderd door de “ultramodernen” Jan Sluijters, Leo Gestel en Kees van Dongen. Verder o.a. Isaac Israels, Albert Neuhuys, Carolus-Duran en Gustave Jean Jacquet.

Ik beeld hieronder een portret af van Isaac israels’ Vrouw op Parijs balkon’, vervaardigd tussen 1903-1934, gevolgd door een schilderij van Jacob Maris, dat ook een vrouw op balkon in Montmartre / Parijs voorstelt, namelijk onze eigen (bet)overgrootmoeder Johanna Hendrika Maris (1852-1924), nicht van Jacob, die volgens de verhalen van mijn grootmoeder (dochter van Johanna Hendrika) hiervoor model heeft gestaan.

Isaac Israels. Vrouw op Parijs balkon, begin 20ste eeuw. Singer Collectie Laren. Foto Carla Oldenburger
Jacob Maris. Het Breistertje, of Vrouw op balkon in Parijs. 1869. Zijn nicht Johanna Hendrika Maris heeft hiervoor model gestaan. Collectie Kunstmuseum Den Haag. Foto Kunstmuseum Den Haag.

Ik eindig met een vrouwenportret uit onze eigen verzameling, dat ik heel graag nog eens nader onderzocht zou willen hebben, een vrouwenportret uit ca. 1870, schat ik. Ik vind dit zo mooi en verfijnd dat ik het graag aan onze lezers laat zien. Tot heden is de schilder onbekend, zo ook de geportretteerde vrouw. Ik denk dat ook dit schilderij, dat misschien al bijna 100 jaar in onze familie is, afkomstig is van een veiling in Amsterdam.

Schilder onbekend. Vrouwenportret van onbekende dame. Ca. 1870. Part. Collectie. Foto Carla Oldenburger

De derde tentoonstelling die ik bezocht en die op zeer bijzondere wijze gekoppeld was aan de “Vrouwenportretten’, was ‘The White Blouse’. Bij het bewonderen van de ‘Vrouwenportretten’ zag ik al vanuit mijn ooghoeken het schilderij ‘Symphony in White’ / The girl in the Muslin Dress’ (ca. 1870) in de volgende zaal hangen. Dit schilderij van James McNeil Whistler (1834-1903) was in 1956 aan Singer Laren geschonken door Anna Singer-Brugh. Het was lang in het depot bewaard totdat enkele jaren geleden het ‘opnieuw ontdekt’ werd als een echte Whistler. Nu heeft dit schilderij uit ca, 1870 een centrale plaats gekregen temidden van 26 gefotografeerde dames en heren, alle kunstwerken van de fotografe Marie-Jeanne van Hövell tot Westerflier.

James McNeil Whistler. ‘Symphony in White’ / The girl in the Muslin Dress’ (ca. 1870). Singer Museum, Laren. Foto Carla Oldenburger

Zij fotografeerde sinds ca. 2010 dames (en later ook enkele heren en kinderen, o.a. Jenny Arean, Alexandra Radius en Toer van Schayk en onze eigen Juliet Oldenburger) in de witte kanten blouse (uit ca. 1920) van haar oudtante. De directeur van het Singer Museum selecteerde 26 foto’s uit een serie van 75, alle dames en heren in deze blouse. Het zijn zeer fijnzinnige portretten, die op onnavolgbare wijze eenvoud, rust en geluk uitstralen. Wilt u meer weten over deze gepassioneerde fotografe? Zie Agenda van Singer Laren en onze eigen aankondiging van tentoonstelling en bijbehorend boek met tekst van Titus M. Eliëns en foto’s van Marie-Jeanne van Hövell tot Westerflier, fotografe met een schildersziel (ook engelse tekst).

REMBRANDT TEKENT RHENEN

EN EEN NIEUWE TUIN NA DE BUXUSMOT!!!

In dit Rembrandtjaar 2019 zijn ook in Rhenen de schijnwerpers gericht op Rembrandt. Het splinternieuwe Stadsmuseum kon daar niet omheen. Maar hoe Rembrandt te eren? Er zijn zes tekeningen van Rembrandt hand van Rhenen bekend, maar die zijn geen eigendom van dit museum en musea in het algemeen staan nu niet in de rij om Rembrandt tekeningen uit te lenen. Eerst maar eens kijken om welke tekeningen het dan gaat.

Rhenen. Rembrandt. Gezicht op Rhenen. 1649? Museum Bredius Den Haag
Rhenen. Rembrandt. Westpport vanuit de stad gezien. Ca. 1649. Coll. Teylers Museum Haarlem
Rhenen, De voorpoort van de Middeleeuwse Wespoort van Rhenen. Ca. 1649. Coll. Musée Bonnat, Bayonne, France.
Rhenen, Rembrandt. Rijn- of Westpoort, ca. 1652/1653. Coll. Musée Louvre, Paris.
Rhenen, Rembrandt Rijn- of Westpoort, 1652-1654. Coll. British Museum
Rhenen. Rembrandt. Rijnpport. 1652-53. Coll. Chatsworth / Devonshire Collection.

Alle boven afgebeelde tekeningen bevinden zich in collecties van vooraanstaande musea. Zij stelden hun tekeningen begrijpelijk niet beschikbaar aan het nieuwe Stadsmuseum Rhenen omdat dit nog niet beschikt over de juiste klimaatvoorzieningen. Wel stelden zij hun digitale bestanden ter beschikking. Rembrandts werk wordt nu in print getoond, vaak op groot formaat.

De tentoonstelling is te bezoeken elke di.wo.do.vr.za. 10.00 – 16.00 uur en elke zondag t/m 15 sept. 10.00-16.00 uur. Adres Markt 20 (ingang Kerkstraat), 3011 LJ Rhenen.

Rhenen. Oude raadhuis. Tuin aangetast door buxusmot. 2019. Foto Carla Oldenburger
Rhenen. Oude Raadhuis. Nieuwe invulling museumtuin, 2019. De fontein in het midden moet nog worden geïnstalleerd. Foto Carla Oldenburger

Dan nog een groen bericht over de museumtuin. Na de droge zomer van 2018 en de schade die de buxusmot had aangericht in de tuin van het stadsmuseum (oorspronkelijk oude middeleeuwse raadhuis, met nog aanwezige vierschaar, gelegen achter de Cunerakerk) heeft men er snel een nieuwe tuin gerealiseerd. Het tuintje (of plaatsje) bestond waarschijnlijk al in de tijd van Frederik van de Palts. De museumstaf heeft besloten, voorzover ik begrijp, de tuin niet weer het slachtoffer te laten worden van de buxusmot, en een eigentijdse oplossing verzonnen. De klinkerrandjes die de buxus begeleidden, zijn onaangetast gebleven, en daarbinnen heeft men de perkjes opgevuld met bloemenrandjes, zoals dat ook wel in de tijd van Frederik van de Palts gebeurde. Misschien moet de keuze van de bloemensoorten nog wat worden aangepast naar soorten die gebruikt werden in de 17de of 18de eeuw, maar de tuin ziet er nu in ieder geval weer fleurig en verantwoord uit. Een kunstwerk van Henk van de Vis zal er blijvend worden opgesteld.

Rhenen, augustus 2019. Tuinbeeld van Henk van de Vis, ter definitieve plaatsing in de museumtuin.

hendrik keun: groen in amsterdam-binnenstad in de 18de eeuw

Hendrik Keun (1738-1787) schilderde in 1772 een prachtige grachtentuin, achter pand Keizersgracht 524, te Amsterdam. Juliet wijdde al eens een kort artikeltje aan dit schilderij, getiteld ‘De tuin van Nicolaas Doekscheer, Keizersgracht 524’ in: Binnenstad 187 (mrt 2001), p. 38.

Grachtentuin Herengracht 524 Amsterdam, door hendrik Keun. Coll. Rijksmuseum

Deze schildering heeft al heel lang mijn interesse, en nu kom ik er eindelijk eens toe om meer gegevens over deze van geboorte Haarlemse schilder te verzamelen. O.a. op Wikipedia valt te lezen dat Keun meer Amsterdamse (grachten)-scènes schilderde, van de Herengracht (1774), de Leliegracht, de Keizersgracht, het Singel , de Houtmarkt en van stadspoorten, waaronder de ingezakte Muiderpoort (1769). Ook tekende hij een reeks interieurs van Amsterdamse kerken. Ik zocht natuurlijk naar meer tuinen en stadsgroen, maar tevergeefs. Wel leverde een zoektocht nog schilderijen en tekeningen op van stadsgezichten in Haarlem, Utrecht en Amersfoort en riviergezichten van het Spaarne, de Vecht en de Vliet (zie RKDImages).

Totdat ik een in Nederland tamelijk onbekend schilderij vond (Collectie Metropolitan Museum New York) van de nieuwe Muiderpoort (gebouwd in 1770, naar ontwerp van Cornelis Rauws), gezien vanaf de kant van enkele buitenplaatsjes die later zijn samengevoegd tot de dierentuin Artis, met zicht op de Lijnbaansgracht en de Plantage. De brug ligt tussen de Plantage Middenlaan en de Muiderpoort.

De Muiderpoort, Amsterdam, gezien vanaf de Plantage (rechts). Tekening, 1771. Coll. Metropolitan Museum New York.

Een ander beeld van de Muiderpoort in het verlengde van de Plantage Middenlaan geeft het schilderij getiteld ‘Gezicht op de Plantage Middenlaan, Amsterdam, met de buitenplaats Vlietsorg links en de Muiderpoort in de verte’. 1776.

Gezicht op de Plantage Middenlaan, Amsterdam, met de buitenplaats Vlietsorg links en de Muiderpoort in de verte. 1776. Christie’s Amsterdam, 2014.

Naar aanleiding van dit laatste beeld vragen wij ons nu wel af, wat is eigenlijk een plantage in 18de eeuwse betekenis. De moeite waard om dat eens precies te gaan uitzoeken.

Nieuws over Harmen de Vries (1753-1837), architect en ‘projectontwikkelaar’

Met een boekwerkje getiteld ‘Johannes Montsche & Harmen de Vries’ (uitgegeven door TuinTerTijd Bureau voor Tuinhistorie 2013) èn met een later artikel ‘Harmen de Vries en Zoon’ in Cascade Bulletin Jg.20 (2017), nr.1 (p. 25-35), heeft Arinda van der Does aandacht gevraagd voor genoemde architecten. Nieuwe gegevens over Harmen de Vries werden recentelijk door ons gevonden in verband met buitenplaatsen die hij door koop verwierf, namelijk Rozenburg in de Watergraafsmeer en Wallenstein in Loenen aan de Vecht.

Rozenburg, uit de Bloemperken naar het Huis. Ets Daniël Stopendaal, 1725. Stadsarchief Amsterdam
Toegangshek Buitenplaats Wallestein, XVIII. Loenen a/d Vecht

Er zijn een klein aantal ontwerpen van Harmen de Vries bekend (Library Wageningen University / Special Collections heeft enkele buitenplaatsen en een toegangshek, en Stadsarchief Amsterdam bewaart enkele ontwerpen van huizen en een kerk en een duiventil), maar tot voor kort was het zo goed als onbekend welke (delen van) buitenplaatsen en welke huizen deze ontwerpen voorstelden en kenden we ook weinig persoonsgegevens van De Vries. In genoemde artikelen worden enige vragen opgelost, maar het is duidelijk dat meer gegevens vinden over deze personen deels afhankelijk zal zijn van toevallige vondsten, zoals deze.

De buitenplaats Rozenburg (of Oud-Rozenburg of Meerlust of het Viskaantje) was gelegen in de Watergraafsmeer, ten zuiden van de in 1890 door Leonard Springer ontworpen Nieuwe Oosterbegraafplaats.

Topografische kaart 1894, met de Nieuwe Oosterbegraafplaats en de buitenplaats Rosenburgh

Op de website Buitenplaatseninnederland.nl (met verwijzingen naar oudere bronnen) is te lezen over Rozenburg: “Govert Loten liet in 1642 op deze plek een huis bouwen dat hij Het Viskaantje noemde. In 1681 kocht de Amsterdamse zijdefabrikant Jacob van Lennep (1631 – 1704) de buitenplaats en noemde het Meerlust. Via de dochter van Jacob van Lennep, Ingena, kreeg haar echtgenoot Pieter Rutgers de buitenplaats in bezit. In 1697 werd hij door keizer Leopold I in de adelstand verheven en kreeg hij de toevoeging ‘van Rozenburg’ bij zijn naam. Híj zal dan ook de naam Rozenburg aan zijn Amsterdamse buitenplaats hebben gegeven… … In 1801 werd de buitenplaats eigendom van Harmen de Vries en Roelof Gelke. Gelke richtte er na 1802 een theetuin in. In het begin van de 19e eeuw werd de uitspanning Oud-Rozenburg genoemd. In 1914 kocht de gemeente Amsterdam de buitenplaats voor uitbreiding van de Nieuwe Oosterbegraafplaats. Leonard Springer maakte ook het ontwerp voor de uitbreiding in 1916. Het huis is verdwenen. Landgoed Rozenburg is nu onderdeel van de Oosterbegraafplaats”.

Over de buitenplaats Wallensteyn (Loenen aan de Vecht) is het volgende bekend (buitenplaatseninnederland.nl): “Op een kaart uit ca 1710, die uitgegeven werd door Nicolaas Visscher en gegraveerd door P. Schenk voor Giorgio de Haze, Heer van Mijnden, komen we de naam Wallesteyn voor het eerst tegen. Wallesteyn ligt ten noorden van Kickestein, een buitenplaats die we al op een oudere kaart tegen komen. De vroegst bekende eigenaar was Hester Casteleyn, weduwe van Jean Balde, die het huis in 1698 kocht. Haar zoon Jacob werd in 1711, een jaar voor haar dood, schepen van Loenen. Waarschijnlijk had hij in 1710 al de buitenplaats van haar overgenomen. Op een kaart van Covens en Mortier van Loenen uit 1726 komt men de buitenplaats Wallesteyn weer tegen, het landgoed is dan echter uitgebreid met Kickestein. Na 1710 wordt door Jacob Balde het huis Wester Klip aangekocht en in 1726 de ambachtsheerlijkheid Loenen en Nieuwersluis van Dirk Fiool. Jacob sterft in 1730 en zijn broer Jan erft Wallesteyn… …”

Dan volgen gegevens over de tijd van Jan Balde, IJsbrand Balde.

“Als IJsbrand in 1770 sterft, gaan zijn bezittingen naar zijn vrouw Nicola Geertruij Smissaert, en noemde zij zich Vrouwe van Kronenburg, Loenen, Loenersloot, Nieuwersluis, enz. De dochters van IJsbrand en Nicola Geertruij erven de bezittingen in 1795. Aan het begin van de 19e eeuw worden de bezittingen één voor één verkocht. De jongste dochter Anna Adriana, die getrouwd was met Mr. Hendrik Huygens verkoopt Wallesteyn voor f. 33.100,- waarbij nog f. 500,- extra betaald moest worden voor de beelden in de tuin. De nieuwe eigenaar wordt Harmen de Vries, architect te Weesp. Om een idee van de waarde van het geld moet je het bedrag met 100 vermenigvuldigen. Niet lang na 1811 werd het huis gesloopt. Waarschijnlijk werden de bomen en al het afkomende materiaal van de afbraak door architect De Vries geveild, waarna de plaats weer een agrarische funktie kreeg“.

Hierna volgt een uitgebreide beschrijving van huis, bouwhuizen, stallen, duiventil, etc. uit de tijd van de fam. Balde. Daarna de volgende tekst over de tuin, waar mogelijk Harmen de Vries de hand in heeft gehad.

“Oorspronkelijk was de tuin een Franse geometrische tuin, die een aantal jaren voor 1811 veranderd werd in Engelse landschapstuin. In de tuin komen we een aantal vruchtdragende bomen tegen, maar ook exotische planten en gewassen. Achter het huis bevond zich een groot bos met slingerpaden en een grote goudviskom. In de tuin stond een grote achtkante stenen koepel. Het dak van deze koepel russte op losstaande zuilen, waartussen zich fraaie beelden bevonden. Vanuit de ruime kamer in de koepel had men fraai uitzicht op de Vecht en de daarlangs lopende rijweg. Verder had deze koepel een buffet en een secreet. Tot het landgoed behoorden verder twee grote moestuinen, een kas voor perziken, een kas voor bloemen, een grote schuur, twee hooibergen en een wagen- en gereedschapsschuur. Tot slot was er nog een tweede stenen koepel, die tevens dienst deed als duiventoren. Aan de achterkant grensde de buitenplaats aan het land van Het Huis te Velde, dat toen al lang een boerderij was. Deze boerderij was ook bezit van mevrouw Huygens-Balde. Over de sloot, die scheiding maakte tussen Wallestein en Het Huis te Velde, lag een draaibruggetje, zodat men over eigen terrein naar de Slootdijk kon lopen. Het landgoed was 21 morgen groot, inclusief vijf morgen weiland. Daaromheen lagen nog 19 morgen hooi- en weiland, die vroeger tot de buitenplaatsen Westerklip en Kickestein behoorden. Op de twee bewaard gebleven pilaren van het toegangshek bevinden zich twee schilden. Het ene schild draagt het wapen van IJsbrant Kieft Balde en de andere die van zijn vrouw Nicola Geertruy Smissaert.

Bewoners:

1698 – 1712 Hester Casteleyn, weduwe van Jean Balde
1712 – 1730 Jacob Balde, getrouwd met Anna Marie Kieft
1730 – 1734 Anna Marie Kieft
1734 – 1763 Jan Balde sr.
1763 – 1770 IJsbrand Kieft Balde, getrouwd met Nicola Geertruy Smissaert
1770 – 1795 Nicola Geertruy Smissaert
1795 – 1811 Anna Adriana Balde
1811 Harmen de Vries (koop f. 33100)”

De hamvraag is nu: hebben de ons bekende ontwerpen van Harmen de Vries (tuinontwerpen, huizen, hek, duiventil) iets te maken met de buitenplaatsen Rozenburg en/of Wallestein? het is wel toevallig dat er in het geval van Wallestein gesproken wordt van een tuin die in landschapsstijl is veranderd, en ook van een hek, huizen en een duiventil. Maar nader onderzoek is nodig. Op het eerste gezicht zijn er wel details die overeen komen (bij het hek en een huis), maar is er geen sprake van 100 % overeenkomst. De tuinontwerpen moeten nog met kaartmaterialen worden vergeleken. Hoe dan ook, dat Harmen de Vries buitenplaatsen opkocht, zoals veel meer bekende architecten deden in de economisch zwakke periode rond 1800, moge duidelijk zijn.

Weekblad ‘BUITEN’ en tijdschrift ‘HET BUITEN’

De Nederlandse Kastelenstichting is t.b.v. een nieuw tijdschrift een samenwerkingsproject aangegaan met de Stichting Vrienden Particuliere Historische Buitenplaatsen (Vrienden PHB), ondersteund door Stichting Landgoedvrienden en de Vereniging PHB. Hoofdredacteur is Jephta Dullaart. Het tijdschrift zal 3 x per jaar verschijnen, in mei, september en december. De doelgroepen zijn de boven vermelde stichtingen en vereniging. Maar ook geïnteresseerden in geschiedenis, cultureel erfgoed, monumenten, en historische tuinen, parken en landschappen kunnen abonnee worden.

‘Het Buiten’ is een populair wetenschappelijk tijdschrift, het bevat gedegen beschouwingen over ons erfgoed, voornamelijk gericht op kastelen, buitenplaatsen en landschap.

Het tijdschrift heeft een nieuwe naam. Wel een beetje een verwarrende naam jammergenoeg. De kasteel- en buitenplaatsliefhebbers krijgen in het vervolg het tijdschrift ‘Het Buiten’ in de bus, niet te verwarren met het vroegere zeer populaire weekblad ‘Buiten‘.

Wat zijn de verschillen tussen ‘Het Buiten’ en ‘Buiten‘?

‘Het Buiten’ verschijnt 3x per jaar, te beginnen in mei 20019, vervolgens in september en december; ‘Buiten‘ verscheen elke week, 52 x per jaar, van 1907 t/m 1936. ‘Het Buiten’ gaat over kastelen, buitenplaatsen en hun bewoners en is rijkelijk geïllustreerd met kleurenfoto’s; ‘Buiten’ was gewijd aan het buitenleven in het algemeen, kastelen, buitenplaatsen, landschap, bloemen, tuinen, tuinarchitectuur, vogels, wild, etc. en is ook rijkelijk geïllustreerd, maar natuurlijk alleen met zwart/wit foto’s. Wat betreft tuinarchitectuur en beplanting werkten bekende schrijvers mee, zoals L.A. Springer, D.F. Tersteeg, P. Westbroek, en E.Th. Witte. Kijk voor ‘Buiten’ op Internet, maar helaas zijn niet alle delen volledig gedigitaliseerd, zie:(http://www.weekbladbuiten.net/1907-1936/index.asp). In de bibliotheek van ons bureau in Rhenen staat een volledige serie.

17 mei as. wordt het eerste exemplaar van ‘Het Buiten’ (Jg.1, nr.1) aangeboden aan prof. dr. Hanneke Ronnes, bijzonder hoogleraar historische buitenplaatsen en landgoederen. Carla is weer vaste columnist, zoals ook de voorgaande jaren (vanaf september 2015) van ‘Kasteel en Buitenplaats’ (zie: https://www.kastelen.nl/kastelen-publicaties.php?id=1)