Categoriearchief: Vogels etc.

Kunst en Wetenschap combineren

Leonardo da Vinci (Vinci 1452 – Amboise 1519). De Aankondiging, 1472. Museum Uffici, Florence

Kunst en (exacte) Wetenschap combineren heeft me altijd al geboeid. Eigenlijk uit pure onkunde en wanhoop. Ik had een diploma gymnasium B in mijn zak, maar wilde eigenlijk altijd al kunstgeschiedenis studeren. Maar een Beta – diploma werd in de tijd dat ik eindexamen deed niet voldoende geacht om (kunst)geschiedenis  en oude en moderne talen te gaan studeren, dus ik werd gedwongen een andere meer exacte richting te kiezen. Dat heb ik gedaan en het was een groot geluk voor mij dat in Utrecht in  1959 net een nieuwe richting binnen de Biologiestudie was opgericht, namelijk het vak Biohistorie, dat door Professor Frans Verdoorn vanuit de US (Boston/Waltham MA.) in Nederland was geïntroduceerd.. Hij had dit begrip als volgt gedefinieerd: “de relaties tussen mens, plant en dier in de loop van de cultuurgeschiedenis.”

Stinkende Gouwe of Cheledonium majus (Fam. Papaveraceae), uit ‘Gart der Gesundheit’, 1485.

In dit vak ben ik na mijn afstuderen doorgegaan (hoewel ik ook afgestudeerd was in planten-ecologie), zodat de relaties  tussen Kunst en Wetenschap mij altijd zijn  blijven boeien. Die relaties tussen Kunst en Wetenschap zijn natuurlijk van velerlei aard en iedereen kan een richting kiezen die hem interesseert. Ik begon met de betekenis van planten op schilderijen van de Vlaamse Primitieven en gaf daarbij colleges in de geschiedenis van botanie door de eeuwen heen, beginnend met Theophrastus en ‘De Materia medica’ van Dioscorides (1ste eeuw na Chr.).

Dat resulteerde weer in een opdracht van de Stichting Experimenten in Kunst en Technologie / E.K.T. die ik samen met Pieter Smit (†) heb uitgevoerd (verwerkt tot een lijvig geschrift) en getiteld is ‘Wetenschap en Kunst in de Levenswetenschappen: enkele aspecten van hun onderlinge samenhang’, gepubliceerd als deelschrift van het EKT-rapport ‘Orientatie Materiaal over Wetenschap en Kunst’ onder redactie van C. Blok, P.H. van de Poel en C. Tempelaars, en tegelijkertijd in Communicationes Biohistoricae Ultrajectinae nr. 57 (zomer 1975), p. 147-255.

Sindsdien zijn er vijftig jaar voorbij en ben ik nu op een punt gekomen om me nog eens verder te verdiepen in die mysterieuze richting Kunst en Wetenschap. Ik vroeg me net af of daar tegenwoordig ook cursussen in gevolgd kunnen worden, toen mijn kleindochter vertelde dat ze een (andere) online cursus had gevolgd (en deze had gevonden via ‘Coursera’, een platform waar online opleidingen van internationaal erkende universiteiten worden aangeboden). Ik begon te zoeken of er iets voor mijn gading bij was. Misschien Agroforestry bij de Universiteit van Florida? Het is maar net waar je op zoek naar bent. De keuze die Lune maakte was Paleontology: Theropod Dinosaurs and the origin of Birds, bij de University of Alberta. Plus een certificaat op naam, van de University of Alberta. Feliciteren mag, reactie, commentaar , repost op Linkedin mag ook..

Genoeg voedsel voor de vogels in de tuin?

Vandaag (1 oktover 2024, begin van de herfst) wordt de tuin eens nauwkeurig geïnspecteerd op voedsel-aanwezigheid voor vogels. Is mijn tuin wel aantrekkelijk genoeg voor vogels? Zijn er genoeg struiken met bessen en zaaddragende vaste planten?  Belangrijk in dit verband is natuurlijk dat we de planten niet hebben verwijderd of gesnoeid vóór de winter, maar de bloemschermen hebben laten staan.

Rode Kornoelje (Cornus sanguinea). Foto Wikipedia

In mijn tuin staan genoeg van de volgende soorten: Klimop (Hedera helix), krentenboompjes (Amelanchier lamarckii), vlier (Sambucus nigra), hulst (Ilex aquifolium) en lijsterbes (Sorbus aucuparia), maar toch kan er in een hoekje misschien best nog een Gelderse Roos (Viburnum opulus) of een Rode of Gele Kornoelje (Cornus) worden bijgeplant voordat de winter intreedt. Gelukkig groeien er in het aangrenzende bos genoeg eiken, beuken en hazelaars.

Grote kaardenbol (Dipsacus fullonum). Foto Wikipedia

Meer aandacht moet ik misschien wel besteden aan vaste planten zoals:  Grote Kaardenbol (Dipsacus fullonum), Teunisbloemen (Oenothera biennis), en niet-inheems uit VS: Zonnebloemen (Helianthus annuus),  Rudbeckia / Echinacea en Kogeldistel (Echinops ritro).

Kogeldistel (Echinops ritro). Foto Wikipedia

De laatste jaren ben ik niet toegekomen aan een kruidenhoekje, maar wilde Tijm (Thymus serpyllum)  en wilde Marjolijn (Origanum vulgaire) zijn natuurlijk voor de vogeltjes (de zaden) en voor de mens (de blaadjes) niet te versmaden.

Kortom, na de inspectie, de vogels kunnen zich wel laven, maar het moet nog beter.

Leiduin en Vinkenduin te Aerdenhout. Wat is een vinkenbaan?

De buitenplaatsen Leyduin en Vinkenduin vormen samen met Woestduin een aaneengesloten complex van buitenplaatsen in Aerdenhout/Bloemendaal, op de overgang van de strandvlakte naar de duinen.
Aerdenhout Bloemendaal). Huis Vinkenduin. 2017.
Leyduin is voor het eerst vermeld in 1596 en was oorspronkelijk een hofstede met boomgaarden eromheen. In 1798 werd de plaats beschreven als een park met een hermitage (kluizenaarshut) op een heuvel, een beek, een cascade (waterval, aangelegd in 1759), een menagerie (dierenverblijf) en een vinkenhuis, boomgaarden en moestuinen. Van deze oudste aanleg dateren nu nog de neogotische hermitage en de grenspalen uit 1701 met de naam Johan van Romswinckel, die thans bij de oprit naar het huis staan. Ook het nog gave lanenstelsel met enorme beuken vormde een onderdeel van de toenmalige aanleg. Het oude herenhuis op Leyduin werd in het begin van de negentiende eeuw afgebroken. In 1874 werd een nieuw huis gebouwd dat in 1920 echter zo bouwvallig was geworden dat ook dit werd afgebroken. Uit die tijd resteren nog wel een koetshuis en koetsiers- en tuinmanswoningen.
Tot 1900 liep een duinrel, een afwatering vanuit de duinen, door de beek en over de cascade op Leyduin. Het water was bestemd voor de drinkwatervoorziening van Amsterdam. Toen er waterleidingbuizen gelegd werden, zijn de beek en de cascade drooggevallen.
Nadat in 1919 een deel van Leyduin was afgescheiden, namelijk het tegenwoordige Vinkenduin, werden op beide delen nieuwe huizen gebouwd naar ontwerp van architect  A.A. de Maaker, Leyduin in 1921 en Vinkenduin in 1924.
De tuinarchitect L.A. Springer ontwierp de aanleg bij beide huizen. Vinkenduin werd gekarakteriseerd door een zicht vanuit het huis in west-zuidwestelijke richting naar de duinen.
Oude vinkenbaan in het Noord-Hollands Duinreservaat. Collectie PWN
Vinkenduin dankt zijn naam aan de vinkenbaan die hier in 1752 werd aangelegd.  Hier ving men vinken die gebruikt werden voor consumptie. De baan is in het terrein nog te herkennen aan hoge aarden wallen, die een veldje met lindebomen omsluiten. De woning op Vinkenduin langs de Vogelenzangseweg is een oud vinkenhuis. Zie verdere beschrijving onder deze tekst.
Het gebied is zeer rijk aan broedvogels en kent een uitgebreid scala aan stinseplanten, met onder meer gevlekte aronskelk, wilde hyacint, wilde narcis en bosanemoon. De half in de grond gelegen appelkelder is in 1980 gerestaureerd en is nu een geliefde verblijfplaats van vleermuizen.
In 1993 is het terrein rondom het huis gerenoveerd door de landschapsarchitect Victor van Boven. Ook het bureau Bruine Beuk van Lia en Jorn Copijn heeft hier in deze tijd  ontwerpvoorstellen gedaan. De ontwerpen van Copijn en Leonard Springer worden bewaard in Speciale Collecties Wageningen UR.(https://library.wur.nl//WebQuery/tuin?q=vinkenduin)
Het Openluchtmuseum meldt over vinkenbanen en vinkenhuisjes:

Al in de 15e eeuw houden rijke Hollanders er een vinkenbaan op na. Omdat de vogels in de herfst naar het zuidwesten trekken, staan vinkershutten altijd met de opening naar het noordoosten. Zo kunnen de vinkers hun prooien al van verre zien aankomen. De vogels worden gelokt met soortgenoten die aan een plankje zijn vastgemaakt en met uitgestrooide elzenproppen. Zijn de vogels geland, dan klapt een groot net dicht en zitten ze gevangen. De vangst wordt in de hut bijgehouden. Soms wel tienduizend vogels in een seizoen! In 1912 maakt de Vogelwet een eind aan het deze bedenkelijke hobby.

Mijn dagelijkese uitje tijdens de oorlogsjaren, naar de Geuzenhof

De Geuzenkade was de plaats waar mijn wieg heeft gestaan. We woonden begane grond en we hadden een eigen tuin met zandbak en bloemenperken, maar toch wilde ik als peuter en kleuter elke dag met mijn vader de kippen en fazanten en pauwen bezoeken en een blaadje sla gaan brengen.

We woonden precies in de bocht van de Geuzenkade en vanaf hier was de Geuzenhof om de hoek, een binnentuin binnen het complex flatwoningen aan de Geuzenstraat. DE TUIN WAS TOEN OPENBAAR TOEGANGKELIJK, NU NIET MEER, MAAR VANDAAG STAAT DE POORT OPEN WANT HET IS OPEN TUINEN DAG.

Geuzenhof, (bouwdeel 1, voltooid 1935). Architect Jacob Dunnebier. Tuinarchitect Mien Ruys. Volière met pauwen, kalkoenen, of fazanten en kippen. Stadsarchief Amsterdam

In de Gids voor de Nederlandse Tuin- en Landschapsarchitectuur (deel 3, 1998), tekst Carla Oldenburger-Ebbers, Anne Mieke Backer en Eric Blok, schreven we de volgende tekst:

“In de wijk De Baarsjes ligt een grote, langgerekte binnentuin ontworpen door Mien Ruys met allerlei speelvoorzieningen. De aanleg is uitgesproken architectonisch van opzet en toont eerder een late Jugendstil dan de van haar bekende modernistische signatuur. Er komen veel halfronde vormen in voor en afgeronde hoeken en twee symmetrische, gekromde paden. De tuin bestaat eigenlijk uit twee delen, die in elkaars verlengde liggen en die behoren bij de woonblokken Geuzenhof 1 en Geuzenhof 2, die de tuin bijna geheel insluiten. Als voorzieningen zijn twee zandbakken opgenomen, een speelplaats, een volière en zelfs een telefooncel. Volgens Ruys hadden deze tuinen een opvoedende werking. Zij voorzagen niet alleen in een gezonde vorm van buitenspelen, maar waren ook een stimulans voor de esthetische beleving van het groen. Zij zag tuin en architectuur als onafscheidelijke eenheden. In ‘de 8 en Opbouw’ van 1942 schreef zij onder meer over gemeenschappelijke tuinen: ‘Deze gemeenschappelijke tuinen kunnen vooral in arbeiderswijken een grote sociale verbetering brengen. […] Een juist aangebrachte beplanting kan de architectuur van het gebouw accentueren, maar het is ook mogelijk het karakter, de zuivere lijn van een huis te schaden door een verkeerde groepering.’ Zij was wars van het gebruik van hekken en voorzag dat spelende kinderen vanzelf belangstelling en waardering zouden krijgen voor de beplanting. Het geheel is nog grotendeels volgens de oorspronkelijke opzet en wordt gerestaureerd door de gemeente Amsterdam.”

 

Geuzenhof Amsterdam, 2023 (?). Grind en tegels op de plaats van de voormalige volière. Zie hierboven. Beeld Jakob van Vliet. Overgenomen van Parool-artikel
Geuzenhof Amsterdam West, Ontwerp ca. 1935, opgeleverd met volière, zandbakken en vijvertje.  Stadsarchief Amsterdam

Schiermonnikoog en de storm Poly

Kaart van eiland Schiermonnikoog. Tekening  Lune Moonen, Foto Carla OldenburgerJuliet in de vogelhut op Schier. Foto Walther Schoonenberg

Kleindochter Lune als toekomstig bioloog. Foto Carla Oldenburger

We waren met de familie afgelopen week op Schiermonnikoog. Het eiland is de kleinste gemeente van Nederland en in 1989 als geheel tot Nationaal Park verklaard. Het staat bekend om zijn brede strand, het breedste van Nederland en wordt geroemd om zijn rust en natuur. Twee jaar geleden hebben we ons o.a. gericht op de historie van de buitenplaats Rijsbergen in het dorp Schiermonnikoog, terwijl we nu druk bezig waren met determineren van de duinplanten  en de vogels en de schelpen. Juliet is goed bekend met de duinflora, Lune was een uitstekende vogelaar en samen bestudeerden ze nu met behulp van de Schelpengids de gevonden schelpen.

De storm Poly dwong ons 5 juli binnen te blijven. In de middag (15.00 -16.00 uur) werden hier sterke windvlagen (15-16 m. p/s.) verwacht. Maar het viel erg mee. Het binnenzitten heeft ook zijn charme.  Lezen, schrijven, genieten van het bijzondere vertrouwde hotel (Van der Werff). Hieronder bijpassende foto’s, de mooiste en meest bijzondere  vondsten van afgelopen dagen: Parnassia; Pyrola of Rond Wintergroen; Grauwe Vliegenvanger; Kleine Plevier; een kijkje in het prachtige schelpenmuseum van Thijs de Boer; en enkele historische relicten in Hotel van der Werff. Juliet en Lune hebben alle vondsten in hun flora en vogelgids en schelpengids genoteerd.

Parnassia palustris in vochtige duinvalleien. Foto Walther Schoonenberg

Pyrola rotundifolia in vochtige duinen. Foto Walther Schoonenberg

Grauwe vliegenvanger. Foto Wikipedia

Kleine Plevier. Foto Wikipedia

Boven en onder: Twee gezichten in het Schelpenmuseum. Foto Carla Oldenburger

Prehistorische Stekelhoren. Foto Walther Schoonenberg

Oude foto van Hotel van der Werff. In de gang van het hotel. Foto Carla Oldenburger

Andere documenten in een vitrinekast van het hotel. Foto Carla Oldenburger

Wapensteen van de familie Stachouwer, destijds eigenaar van het eiland. De steen sierde in de 17de eeuw hun kasteel Binnendijken, al waar recht gesproken werd. Na de stormvloed (ca. 1700) verhuisde de steen naar het nieuwe rechthuis (= Hotel van der Werff). Foto Carla Oldenburger

Ook fungeerde het hotel later als wachtlokaal. Foto Carla Oldenburger

Juliet in de lounge/salon van het hotel tijdens de storm Poly. Foto Carla Oldenburger

John James Audubon (1785-1851) Voorproefje

Een kijkje in mijn boekenkast. met Birds of America / J.J. Audubon (herdruk 1997, Wordsworth Edition))

(241) Het originele werk Birds of America, het meesterwerk van John James Audubon (verschenen tussen 1827 en 1838 op dubbel-olifantsformaat) bevat 435 platen. De Wordsworth Edition geeft een schitterende herdruk van de platen, weliswaar in folio-formaat (daarom een plaatje van mijn boekenkast, zodat je kan zien hoe groot het boek ook nu nog is). Naast zijn tekeningen (plaatwerken) van de vogels schreef Audubon zijn waarnemingen over het gedrag van de vogels in een aparte uitgave getiteld ‘Ornithological Biography‘ (1831-1839).

Als student of net afgestudeerde biohistoricus maakten we met de staf van ons instituut een keer (eind jaren zestig zal het geweest zijn) een uitstapje naar Teylers Museum. Onze professor (Prof. dr. Frans Verdoorn) kende de staf van Teylers Museum goed en we werden dan ook gefêteerd op alle schatten van het museum. Toen zag ik voor het eerst de originele delen van de serie plaatwerken van Audubon, het enige exemplaar in Nederland. We waren wel wat gewend want Mevrouw Verdoorn was de gelukkige bezitster van de ‘Nederlandsche Vogelen’ van Sepp en Nozeman, het eerste Nederlandse Vogelboek (1770 -1829). En als je deze twee uitgaven vergelijkt, blijkt dat beide uitgaven uitblinken qua illustraties, maar dat Audubon de vogels heeft getracht in hun natuurlijke omgeving en in een natuurlijke houding weer te geven, en dat is helemaal fantastisch.

Trompet Zwaan (Cygnus buccinator) uit Birds of America. 1838.

Gisteren (17 april 2021) was ik deelnemer aan een webinar georganiseerd door Teylers Museum. De onderwerpen die daar werden besproken waren een voorproefje op de komende activiteiten van het museum.

1) Tentoonstelling Vogelpracht, over het vogelboek van Audubon en andere vogelboeken en tekeningen uit Teylers collectie, die op 17 juli 2021 (als corona dat toelaat) zijn deuren opent;

2) Opening van het Teylers Huis (november 2021), en in verband daarmee sprak de stoelen-restaurator Poole over de restauratie van de stoelen uit het Teylers Huis;

3) Tentoonstelling ‘Italiaanse barok in Teylers’ n.a.v. het verschijnen van de nieuwe ‘Bestandscatalogus Italiaanse Tekeningen’ uit de zeventiende eeuw, samengesteld door Carel van Tuyll (opening 17 juli 2021). Getoond zullen worden o.a. de twee tekeningen van Bernini die onlangs als ‘herontdekking’ het nieuws haalden.

Na de opening van de diverse activiteiten zullen we op deze aankondiging in onze ‘Berichten’ terugkomen.

Peter Vos via via

T/m 16 juni, nog een maand genieten van de vroege tekeningen van Peter Vos in het Centraal Museum Utrecht. Rondom de heruitgave van het Scheppingsverhaal, zestig jaar na dato, van tekenaar, illustrator en graficus Peter Vos (1935-2010) toont het Centraal Museum Utrecht een presentatie van zijn vroege in Utrecht getekende werk. Het Scheppingsverhaal uit 1959 [later als boek gepubliceerd in 1966 CO] is te zien naast getekende albums als ABC-voor Kors en De 100 Reigers uit 1962 [later als boek gepubliceerd in 1969 CO], alsmede een ruime selectie uit zijn tekeningen.

Peter Vos (1935 – 2010) was een bekende Utrechtse / Nederlandse kunstenaar. Weliswaar een schoolgeneratie ouder dan ik (Carla Oldenburger), maar ik heb hem toch even gekend via zijn zoon Sander en mijn dochter Juliet, alhoewel de kinderen zelf dat allang niet meer zullen weten. Beide peuters (* 1967) zagen elkaar een bepaalde periode (1968 /’69) namelijk elke morgen op een uiterst wonderbaarlijke anti-autoritaire speelgroep bij de familie Hoekstra aan het eind van de Oudegracht in Utrecht. Ik denk dat het was in het huis ‘De Vergulde Doodskist’, eertijds het huis van een doodskistenmaker en doodgraver. De kinderen speelden samen met het jongste dochtertje van de familie in de kamer en de keuken, temidden van veel oude rommel, gezelligheid, antiek, lekkere hapjes, kinderspeelgoed, en wat dies meer zij. Verstoppen in de ijskast was iets wat mijn dochter het allermooiste vond. Anti-autoritaire opvoeding vierde hoogtij en de moeder des huizes kon dat allemaal uitstekend aan, zodra de grotere vier kinderen naar school waren. Bij het halen en brengen van de kindertjes kwam ik Peter Vos of zijn Anneke dus wel eens tegen. Ons geliefde gespreksonderwerp was vogels (hij) en planten (ik).

Ik was net afgestudeerd als bioloog en werkte op het Biohistorisch Instituut op de Nieuwegracht waar Peter graag een keer wilde komen kijken. En dat is ook gebeurd. Ik liet hem o.a. originele 16de eeuwse kruidenboeken zien, ’te mooi om waar te zijn, niet te geloven’. Later kwam hij nog een keer in gezelschap van de plantkundige kunstenaar herman de vries (sic), die ik via biologenvrienden toevallig ook kende.

Kruidenboek van Rembert Dodoens, 1644

Maar er waren meer ‘Utrechtse wegen’ die naar Peter Vos leidden. Utrecht is groot, maar in de jaren veertig en vijftig en zelfs nog in zestig heel provinciaals en klein. Vos’ ouderlijk huis stond op de Oudegracht, terwijl ik op de Catharijnesingel (de singel rondom de binnenstad) woonde, nb. naast het ouderlijk huis van Theo Sontrop (1931-2017), redacteur van het Amsterdams studentenweekblad Propria Cures, dichter en later directeur van de Arbeiderspers (1972-1991).

Theo Sontrop (1931-2017) met eeuwige sigaret

Theo was al op kamers toen ik als scholier bijles Frans van hem kreeg (in mijn laatste gymnasiumjaren 1959/’60). Tijdens die lessen zaten Peter en vaak ook de kunstenaar William Kuik in Theo’s studeerkamer op de Kromme Nieuwe Gracht hun dagelijkse borrel te nuttigen. Zij hadden het over Propria Cures waar Sontrop en Peter en de broer van mijn vriendin (Hugo Brandt Corstius, voor wie Peter drie boeken illustreerde, o.a. Ik sta op mijn hoofd) tegelijkertijd deel van uitmaakten. Behalve Frans kreeg ik van de jonge heren dus ook nog wat Amsterdamse levenslessen mee, en het resultaat was dat ik aan het eind van mijn schooltijd perse in mijn geboortestad Amsterdam wilde gaan studeren. Maar mijn vader besliste anders; volgens zijn informatie was de beste hoogleraar botanie Prof. V. Koningsberger en die was aan de Civitas Trajectina verbonden.

Vanaf mijn eerste studiejaar 1960 bezocht ik tentoonstellingen bij het Genootschap Kunstliefde en maakte ik kennis met het Grafisch Gezelschap De Luis. Ik raakte daar geïnteresseerd in het werk van Peter Vos en William Kuik. In 1962 vertrokken Vos en Theo Sontrop naar Jagtlust in Blaricum om samen met Fritzi Harmsen van Beek en anderen de bloemetjes buiten te zetten. Annejet van der Zijl beschreef hun leven daar in haar roman Jagtlust (2005). Na een paar jaar Amsterdam keert Vos in 1966 met vriendin Anneke Bakkum terug naar Utrecht en gaat op de Springweg wonen, tegenover het voormalig Militair Hospitaal (nu Hotel Karel V). Ik trouwde in hetzelfde jaar en ging op de Oudegracht wonen, in het huis ’t Wittebrootskint, weer tamelijk dicht bij elkaar in de buurt.

Mijn huwelijk en studie en de geboorte van onze eerste dochter eisten alle tijd en aandacht op. Mijn man vertrok in 1968 voor veldwerk naar Suriname, zodat ik een oppas nodig had. Toevallig kwamen wij toen bij de familie Hoekstra terecht evenals Peter Vos en Anneke met zoontje Sander. Hoe lang dat heeft geduurd weet ik niet precies, maar in 1970 zijn zowel Peter en zijn gezin als wij verhuisd, zij naar de Nic. Beetsstraat en wij naar het stadje Heukelum aan de Linge. We hebben de families Vos en Hoekstra niet meer gezien.

We bleven het werk van Peter Vos natuurlijk wel volgen. Zijn eerste gepubliceerde boek Scheppingsverhaal getekend voor een meisje (1966) kregen we als huwelijksgeschenk van de ouders van Liesbeth en Hugo Brandt Corstius; het tweede boek De 100 Reigers (1969) en het boek Studie in grijs: voorlopige balans van drie jaar vogeltekenen (1980) kochten we omdat we zijn vogelstudies bijzonder waardeerden. En dan natuurlijk de prachtige boeken Sprookjes van de Lage Landen en Nieuwe sprookjes van de Lage Landen, bijeen gebracht door Eelke de Jong en Hans Sleutelaar en met tekeningen van Peter Vos, bestsellers in 1972 resp. in 1974.

In de jaren zeventig volgden de aankoop van een tekeningetje van een ‘vogelmannetje’ bij Galerie Petit en een ets met 4 steenuiltjes bij Galerie Balans, beide in Amsterdam. Zie afbeeldingen hieronder. Ook ontmoetten we in Galerie Petit voor het eerst Charles Donker, die in dezelfde galeries als Peter exposeerde. We kochten in 1972 van Donker de ets ‘Rhijnauwen met vogelnamen’ (in het Rijks-prentenkabinet aanwezig onder de titel Kromme Rijnlandschap) en in diezelfde tijd een ets van een plevier.

Steenuiltjes. Ets Peter Vos, 1977 (coll. Oldenburger Rhenen)
Vogelmannetje. Tekening Peter Vos, 1973 (coll. Oldenburger Rhenen)

En wat is er nu terecht gekomen van die twee peuters? Van Sander weet ik alleen iets via de krant en Internet. Hij studeerde in 1991 af aan de Nederlands Film- en Televisie Academie, richting Regie, Drama en Montage. Twee van zijn films werden genomineerd voor een Oscar. Juliet studeerde in 1994 af aan de Koninklijke Academie voor Beeldende Kunsten Den Haag (schilderkunst). Liefde voor de tekeningen en etsen van Peter Vos en Charles Donker heeft ze zeker meegekregen, getuige enige etsen van eigen hand van het Lingelandschap (1994) en een winterkoninkje (1996).

Lingelandschap. Ets Juliet Oldenburger, 1994, Opgedragen aan Feddo Oldenburger (coll. Oldenburger Rhenen)
‘winterkoninkje, gevonden 15 maart 1996’. Tekening Juliet Oldenburger (coll. Oldenburger Rhenen)

FILM EN BOEK ‘LEVENDE RIVIER’ MET LEZING RUBEN SMIT

(overgenomen van het programma van het Heerenstraattheater in Wageningen):

unknown-1

LEVENDE RIVIER MET LEZING RUBEN SMIT

Lezing Ruben Smit en Filmvertoning, Heerenstraattheater Wageningen, 1 november 2016, 19.30 uur

“IK VAAR VERDER RICHTING DE GREBBEBERG. ALS EEN ENORME TONG LIGT DE STUWWAL IN HET LANDSCHAP. LANGS WAGENINGEN, WAAR IK OOIT BEGON MET STUDEREN, OP WEG NAAR DE BLAAUWE KAMER. SINDS DE JAREN NEGENTIG BROEDT HIER EEN KOLONIE LEPELAARS. PRACHTIG SIERLIJK WITTE VOGELS DIE HUN NAAM DANKEN AAN HUN LEPELVORMIGE SNAVEL. EN RINGSLANGEN… MAAR VOORDAT IK DAAR KOM DUIK IK EERST IN DE WERELD VAN DE DODE BOMEN. RIJKSWATERSTAAT GOOIT NAMELIJK VLAKBIJ WAGENINGEN DODE BOMEN IN DE RIVIER WAAR OOK SCHEEPVAARTVERKEER LANGSKOMT.”

DE NIEUWSTE FILM VAN RUBEN SMIT, LEVENDE RIVIER, OPGENOMEN OA IN NATUURGEBIED DE BLAAUWE KAMER IN WAGENINGEN EN RHENEN. DE FILMMAKER IS DEZE AVOND AANWEZIG EN GEEFT EEN LEZING VOORAF AAN DE FILM.

KAARTEN VOOR DEZE VOORSTELLING KOSTEN € 12,50 INLCUSIEF EEN HAPJE EN EEN DRANKJE IN DE PAUZE.

FILMINHOUD
VAAR MEE MET DE MAN IN ZIJN KANO. OP ZIJN TOCHT DWARS DOOR NEDERLAND, VAN LOBITH TOT DE NOORDZEE. DE RIJN, ÉÉN VAN DE MACHTIGE ADERS DIE ONS NEDERLAND HEBBEN GEMAAKT EN GEVORMD. EEN LAND VAN WATER. DE RIVIEREN DIE ONS LAND DOORSNIJDEN ZIJN ZOVEEL MEER DAN ALLEEN EEN BAK MET WATER DIE SOMS VOL IS EN DAN WEER LEEG. HET ZIJN KRAAMKAMERS VOL MET LEVEN, MET ZONSONDERGANGEN EN ZONSOPGANGEN DIE JE HART DOEN OVERSLAAN EN MET EEN VERRASSING ACHTER ELKE RIETKRAAG. WAAR MENSENHANDEN HARD HEBBEN GEWERKT; NEVENGEULEN, OVERSTROMINGSVLAKTES, ONTPOLDERING. INRICHTINGSMAATREGELEN DIE VAAK VELE POSITIEVE EFFECTEN HEBBEN OP ALLES WAT GROEIT EN BLOEIT.

DE LEVENDE RIVIER IS EEN NATUURDOCUMENTAIRE WAARBIJ RUBIN SMIT TERUGGAAT NAAR DE PUURHEID DIE PAST BIJ ZIJN STYLE. SPELEND MET LICHT, SCHERPTE EN DIEPTE BRENGT HIJ OP ZIJN KENMERKENDE INTIEME WIJZE DE SCHOONHEID EN VERWONDERING VOOR DE NATUUR HEEL DICHTBIJ. RUBEN LEERT JE KIJKEN NAAR DE NEDERLANDSE NATUUR. LAAT JE ZIEN WAT JE ZELF NIET ZAG. DE GECOMPONEERDE HARPMUZIEK VAN ANNE VAN SCHOTHORST (HARP & SOUL) EN DE FILMBEELDEN VAN LEVENDE RIVIER HEBBEN ELKAAR GEVONDEN, ALSOF HET ZO HEEFT MOETEN ZIJN.

Bestelling boek en dvd, zie http://levende-rivier.nl

Alle leeftijden.