Terugblik op mijn klassieke opleiding

Zaterdag 30 november 2024 heb ik als ‘oude knar’ de reunie van mijn gymnasium (Utrechts Stedelijk Gymnasium) bijgewoond. Het deed me meer dan de vele voorafgaande keren. Mijn leeftijd zal daar wel debet aan zijn. Al eerder had onze klas (eindexamen 1960) een schrijf-project gelanceerd, met als doel enige korte verhaaltjes over onze schooltijd te verzamelen en die kort voor de dag van de reunie rond te sturen. De respons was miniem en of dit rondsturen nog zal gebeuren weet ik niet, hopelijk wel. Maar vandaag, na de reunie van gisteren, lijkt me een geschikte dag om mijn verhaal op onze website te plaatsen.

MIJN GRIEKS-ROMEINSE ERFENIS

In 1952 deed ik toelatingsexamen voor het Utrechts Stedelijk Gymnasium, in die tijd nog vaak Hieronymusschool genoemd naar de heilige Hieronymus (1367-1398), een van de patronen van de Broeders des Gemenen Levens, die het onderwijs volgens de leer van de Moderne Devotie wilden verbeteren.

Hieronymusschool van de Broeders des Gemeenen Levens in 1680. Gevestigd aan de Kromme Nieuwe Gracht te Utrecht

Ik had als toekomstige gymnasiast thuis in de Encyclopedie opgezocht wat het woord gymnasium eigenlijk betekende en wat je geacht werd daar te leren, en míjn conclusie was dat men op een gymnasium latijn leerde spreken (Latijnse School) en dat het woord gymnasium afgeleid was van het Griekse woord γυμνοσ, dat naakt betekent. In de twee weken durende proefklas werd dit idee gelukkig op tijd bijgesteld en vervlogen mijn nare dromen over een klas vol naakte jongens en meisjes. Daardoor bleek ook wel tegelijkertijd dat mijn brein nog lang niet toe was aan het denk-niveau van een gymnasiumleerling, en werd ik dat jaar dan ook door de school nog niet toegelaten. 

Het volgend jaar ging dat gelukkig beter, hoewel ik toen steeds aan mijn overgrootvader moest denken. Hij deed in 1865 zijn apothekersexamen, en mij kwelde toen de vraag waarom moest hij eigenlijk latijn leren en geldt dat dan ook voor mij? Ik citeer één zinnetje uit het Ned. Tijdschrift voor Geneeskunde 1863 (7), ‘De bevoegdheid van leerlingapotheker wordt verkregen na het afleggen van een examen. Dit examen betreft de beginselen der Nederlandsche en Latijnse talen en der rekenkunde…”, en dit is dan pas het leerling-examen. Ik was overtuigd; ik wilde ook naar het gymnasium, weliswaar geen apotheker worden, maar het feit dat er studies waren waar je de Latijnse taal machtig voor moest zijn, was voor mij genoeg. Ik wilde later misschien kunstgeschiedenis gaan studeren, en ik begreep nu wel dat de kennis van klassieke talen en de klassieke cultuur dan onmisbaar zou zijn. Dus op naar het gymnasium, maar welke school dan, het Stedelijk, het Christelijk of het Bonifatius?

Ons gezin was eind 1945 van Amsterdam naar Utrecht verhuisd. Mijn ouders hadden zich georiënteerd over een geschikte lagere school voor mij en dat werd de Hervormde Burger School (kortweg Dompleinschool), een brede school voor Kleuter- en Lager- en Mulo-onderwijs van de Marnix Stichting, genoemd naar de calvinist Philips Marnix van St. Aldegonde (1540-1598). Jammer maar waar, de school leidde niet voldoende goed op voor h.b.s. en gymnasium, zodat ik nog een jaar op de Puntenburgschool (openbaar lager onderwijs) terecht kwam van waar veel leerlingen naar het openbaar middelbaar onderwijs doorstroomden. Dus viel ook voor mij de keus op het Openbaar Stedelijk Gymnasium. Toch is de middeleeuwse omgeving van het Domplein en het Pieterskerkhof altijd zeer belangrijk voor mij gebleven. Juist mijn gymnasium-opleiding heeft mij doen beseffen wat de betekenis van de Domkerk en de Pieterskerk, van de Domtoren en de pandhof en niet te vergeten van de 14de eeuwse wandschildering (in de aula / Marnixzaal) van de Dompleinschool waard is.

Utrechts Stedelijk Gymnasium, sinds 1932 gevestigd aan de Homeruslaan (42). Architect J.J. Planjer. Op de gevel staat: Civ(itas) Traj(ectum) Gymnasium

De mooiste vakken op het gymnasium waren voor mij grieks, biologie en nederlands èn de kennismaking met  filosofie en kunst- en cultuurgeschiedenis; ik was geen uitgesproken α of β. Ik herinner me de lessen latijn door de rector, J.A.G. van der Veer, die volgens mij soms expres afdwaalde om dan scherpzinnige vragen te kunnen stellen die nog scherpzinniger door mijn klasgenoten Wouter Koning en Eise Postma werden beantwoord. Een Latijnse les ging op die manier heel vaak over in een lesuur filosofie en een soort van maatschappijleer (politiek), spontaan en levendig, en ik als logisch denker, kon dat zeer waarderen. Bovendien was het een spel tussen de rector en de leerling, met als inzet Plato, of Aristoteles, of Francis Bacon of om het dichter bij huis te houden Sartre of Freud. Prachtige lessen, als je de stof tenminste kon begrijpen, want dat was niet altijd even makkelijk. Toen wist ik er helemaal niets van, maar het zette wel aan tot nieuwsgierigheid. En de aanleiding tot deze gesprekken  -meestal een zinnetje uit Cicero of Livius-  werd bewaard tot de volgende les, we hadden tenslotte elke dag één of twee uur latijn en grieks. Heel jammer natuurlijk dat die vakken toen niet officieel werden gedoceerd. Ik deed β-eindexamen, maar in de jaren vijftig kon je met β geen vreemde talen, geen kunst-geschiedenis en geen rechten studeren; heel jammer, een echte gymnasiast (alfa) was ik niet.

Voor mij dus geen kunstgeschiedenis of archeologie, het werd biologie (RUU) met hoofdvakken biohistorie, gedefinieerd als ‘de relatie tussen mens, plant en dier in de loop van de cultuurgeschiedenis’ en vegetatiekunde. Dat hield o.a. in alle inheemse planten net als mijn overgrootvader kunnen benoemen, in mijn geval in de Linneaanse binaire nomenclatuur. Hetzelfde gold voor dieren, maar dat betrof alleen die dieren waarmee gewerkt werd (in mijn geval o.a. loopkevers van het geslacht Cicindela, uit de familie Carabidae). De planten uit de tuin van George Clifford (in Heemstede op de buitenplaats De Hartekamp), waren door Linnaeus in het latijn beschreven in het boek ‘Hortus Cliffortianus’ (1737); zij waren een belangrijk deel van mijn latere onderzoek naar de planten die ik zou aanbevelen voor de beplanting van de tuinen van Paleis Het Loo (aanleg in neo-classicistische stijl, 1980-1984). 

Als ik de discuswerper (mini-kopie) in mijn boekenkast zie staan, denk ik meteen aan de hal van het oude gymnasium in de Homeruslaan. Wat een geluk dat ik op deze school heb gezeten en een Grieks-Romeins erfenisje heb mogen ontvangen. Op school kwam ik niet veel verder dan Caesar, Cicero, Livius en Homerus, maar in mijn werkzame leven werden Vergilius (Bucolica en Georgica) en Plinius d.J. (Brieven aan Appolinarius) en Albertus Magnus als commentator van de werken van Aristoteles en natuurlijk ook uit latere tijd de plantkundigen Clusius, Lobelius en Dodonaeus mijn helden. 

Utrechts Stedelijk Gymnasium, sinds 2011 gevestigd aan de Ina Boudier Bakkerlaan (7)

Natuurlijk is studeren zonder kennis van latijn en grieks en cultuurhistorie ook mogelijk, maar wel veel oninteressanter. De studie biologie was voor mij een logisch gevolg van mijn gymnasium-opleiding. Ik ben enorm dankbaar dat ik heb kunnen ervaren wat de klassieken voor de moderne mens kunnen betekenen.  

Vivat Crescat Floreat nostrum gymnasium (30 november lustrum CX).

Carla Oldenburger-Ebbers 

Tuindorpen en Tuinsteden. Tentoonstelling.

 Het Paradijs van de Arbeider: Tuindorpen en Tuinsteden

Het Paradijs van de Arbeider: Tuindorpen en Tuinsteden

[Persbericht overgenomen]

Groen, gezond en sociaal wonen: tentoonstelling ‘Het Paradijs van de Arbeider’ in Museum Het Schip

Van 11 oktober 2024 t/m 27 juli 2025 presenteert Museum Het Schip in Amsterdam de tentoonstelling Het Paradijs van de Arbeider: Tuindorpen en Tuinsteden. Met een kleurrijke verzameling films, tekeningen en objecten biedt de tentoonstelling een internationaal perspectief op de impact van groene stadsplanning, en op de kunstzinnige en architecturale pracht die de tuinstadbeweging voortbracht.

De druk op steden neemt wereldwijd toe en thema’s als woningnood, vergroening en sociale cohesie worden steeds urgenter. Het Paradijs van de Arbeider toont hoe het tuinstadideaal, eind negentiende eeuw ontstaan als antwoord op de vervuiling en overbevolking van industriële steden, nog altijd relevant is in het licht van de huidige wooncrisis en de dringende noodzaak om groener en toekomstbestendiger te bouwen. Bezoekers ontdekken de oorsprong van de tuinstadbeweging en wat we hiervan kunnen leren bij het bouwen aan de stad van de toekomst.

Tuindorp Oostzaan . Wikipedia.

Van vervuilde industriesteden naar groene paradijzen

In 1924 vond in Amsterdam het Internationaal Stedenbouwkundig Congres plaats, waar experts als Wibaut en Berlage discussieerden over de toekomst van de volkshuisvesting. Die moest gezonder, socialer, groener én mooier worden. Honderd jaar na de bloei van de baanbrekende tuinstadbeweging neemt de tentoonstelling in Museum Het Schip bezoekers mee op een inspirerende, internationale reis door de tijd. Met foto- en videomateriaal, fantasievolle tekeningen en schilderijen, historische publicaties, maquettes, objecten en ansichtkaarten uit alle windstreken – van Engeland en Frankrijk tot Brazilië en Japan – komt de tuinstadgedachte voor je ogen tot leven. Van vervuilde industriesteden naar groene paradijzen, idyllische oases en verticale tuinsteden; de tentoonstelling biedt een interessant inkijkje in verleden, heden en toekomst. Een glansrol is daarbij weggelegd voor de artistieke schoonheid van Nederlandse tuindorpen – waarvan een aantal is ontworpen door architecten van de Amsterdamse School.

Trots op de tuindorpen

Door heel Nederland vinden we nog altijd meer dan honderd prachtige en bij bewoners geliefde tuindorpen. Velen daarvan zijn, dankzij de bijzondere bouw en artistieke schoonheid, zelfs bestempeld tot monument of beschermd dorpsgezicht.

Tuindorp Nieuwendam. Wikipedia

Zo werd Tuindorp Nieuwendam in Amsterdam-Noord ooit bekroond als het mooiste tuindorp van Europa – een toonbeeld van hoe natuur, wonen en sociale samenhang hand in hand kunnen gaan. Hilversum werd zelfs de grootste vooroorlogse tuinstad van Nederland, met daarin veel invloeden van de Amsterdamse School. Dat bewoners nog altijd trots op hun tuindorpen zijn, blijkt uit de film die ter gelegenheid van de tentoonstelling werd gemaakt.

Levend erfgoed en inspirerende activiteiten

Naast de tentoonstelling organiseert Museum Het Schip een reeks activiteiten die dit erfgoed tot leven brengen. Bezoekers kunnen deelnemen aan lezingen, fietstochten en workshops die hen meenemen naar de mooiste tuindorpen van Nederland. Voor wie de smaak te pakken heeft, biedt het platform World Garden Cities een online gemeenschap waar liefhebbers van over de hele wereld hun ervaringen en kennis kunnen delen. Daarnaast verschijnt bij de tentoonstelling het boek Het Paradijs van de Arbeider: Tuindorpen en Tuinsteden, een rijk geïllustreerd werk dat de verhalen van deze bijzondere woonvormen tot leven brengt.

Museum Het Schip, Oostzaanstraat 45, Amsterdam.

De tuinarchitecten D. Wattez en P.H. Wattez, eerste orientatie uit 1985.

 

Op Linkedin las ik vandaag (dinsdag 19 november 2024) een Bijdrage van Martijn Horst (Landschap  Overijssel) over de vondst van de hutkoffer van de vroeger bekende tuinarchitect Pieter Hermannus Wattez, Daarbij werd verwezen naar auteurs die in voorgaande jaren over hem en zijn vader Dirk Wattez geschreven hadden en onderzoek naar hun werken  hadden gedaan.

Volkspark / D. Wattez, 1872. Foto Wikipedia

Mijn naam en ons bureau werden niet genoemd, terwijl wij in 1985 al de eerste onderzoeksresultaten hebben gepubliceerd over hen en hun werk. De uitkomst van het eerste orienterende onderzoek verscheen in 1985 in het vakblad GROEN. en werd vorig jaar op Internet (groene letters) geplaatst, zodat het nu voor iedereen makkelijk te vinden en te lezen is.

Niek Oosterbaan heeft in 2022 zijn Masterscriptie gewijd aan vader en zoon Wattez en hun werk in de provincie Overijssel. Deze scriptie zal later in boekvorm verschijnen.

Grebbeberg / Laarschenberg: bosgoud

Eigen tuin op de Grebbeberg. Gouden Maand, 2024.  Foto Carla Oldenburger

Herfstblues

door Erna Kagenaar

Daar ga je
los van het leven
je valt
vlak voor mijn voeten

Je kleuren verraden
je verhaal
Licht en donker
had ik je eerder kunnen ontmoeten?

Nu je mijn aandacht hebt
geen hoogte, maar wel diepte kent
bewonder ik je des te meer
gevallen blad

De herfst bepaalt jouw lot
Je mag met duizenden tegelijk
ons weemoedig maken
We hebben je bloei zo lief gehad

DE ANDER. Columnwedstrijd Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen en Teylers Museum, nov.2024

DE ANDER, column ingezonden door Carla Oldenburger.

Simon Maris. Part. Collectie, Amsterdam

Rosa kijkt vanuit haar omlijsting mij ongelovig en onderzoekend aan, zich afvragend of ik de onbekende, De Ander ben, die haar verleden wil aanvechten. Ze is treffend geschilderd door Simon Maris. Haar portret is wat gehavend, dat is helder, maar ja Simon is ook wel liederlijk met haar omgesprongen. Waarom zo vraagt Rosa zich af, zou zij haar afkomst verloochenen, haar is altijd verteld dat ze een Indisch meisje is en nu opeens heeft een deskundige onderzoek gedaan naar de expressie van haar gelaat en is ze misschien wel een Roma-meisje geworden. Wat is er gebeurd?

Rosa had lang geleden de bekende schilderijenroute afgelegd van schildersezel, via kunstgalerie naar zolder van bewaring. Tenslotte belandde zij in het stamcafé van Simon, Café-Bodega ‘Le Jardin’ in Amsterdam, om de opgelopen schuld van de schilder te vereffenen. Simon had haar versjacherd aan de kroegbaas, die haar op zijn beurt zonder aanziens des persoons in het café had opgehangen. Daar was Rosa ontdekt door De Ander, een flamboyante museumdirecteur van het Rijks, een idealist die er alles voor over had om Kunst voor arm en rijk, voor wit en zwart, werkelijk voor iedereen begrijpelijk en toegankelijk te maken. Zijn plan noemde hij Inclusie.

Met die intentie werd Rosa door De Ander van de muur gehaald. Hij zou haar ophangen in zijn museum naast Isabella, een ander portret van een donker getint meisje van Simon Maris. De kroegbaas schrok ervan, niet omdat zijn schilderij nu zomaar aan De Ander verkwanseld werd, maar omdat hij van Rosa was gaan houden en het hem niet kon schelen of zij nu een Indisch of een Oosters typetje of een Roma-meisje was. Hoe kwam men eigenlijk aan die conclusie van Roma-meisje? 

Omdat Simon zelf had verteld dat hij een Roma-familie had geportretteerd die schipbreuk had geleden voor IJmuiden en hij voor die mensen onderdak had geregeld. Dus Rosa moest wel een Roma-meisje zijn. De kroegbaas wist het schilderij gelukkig tot de dag van vandaag te behouden. In zijn kroeg was tenslotte ook iedereen welkom om naar kunst te komen kijken en Rosa mocht blijven wie ze was.

Deze columnwedstrijd is uitgeschreven n.a.v. De Spaarnelezing, met als onderwerp DE ANDER. Die avond zullen spreken prof. Mariska Kret en prof. Jan Willem Duyvendak.

De winnaar van de columnwedstrijd is vandaag, 11-11-2024 bekend gemaakt. Het is de column De ANDER, geschreven door Fabian van Hal. Zijn column zal in het Haarlemsch Dagblad verschijnen zaterdag, 16-11-2024.

Zwaluwenburg 18-de eeuwse buitenplaats. Is tuin uit 1919 nog te herstellen?

 

Huis Zwaluwenberg met voorplein en een van de bouwhuizen. Foto Geldersch Landschap en Kasteelen

Het landhuis Zwaluwenburg en de acht, oorspronkelijk bijbehorende, boerderijen met weiden en akkers liggen te midden van loof- en naaldhoutbossen. Het huis ligt op een rechthoekig omgracht terrein en werd in 1782 door de familie van Haersolte gebouwd op de plaats van het voormalige kasteel Wijnbergen. Volgens opmetingen van de bekende landmeter M.J. de Man was er in 1811 sprake van een aanleg in Hollands-classicistische stijl. Ook nu nog is deze structuur van fraaie, rechte lanen goed herkenbaar op het landgoed. Zie ook Google Maps.

Ontwerp tuin bij huis Zwaluwenburg door D. F. Tersteeg, 1919. Coll. Bibliotheek WUR

De aanleg op het omgrachte terrein achter het huis werd in de negentiende eeuw omgevormd in landschapsstijl.                                     De tuinarchitecten Dirk F. Tersteeg (1919) en Hugo Poortman (1921) zorgden voor een ontwerp voor het voorterrein bij het huis, die bestond uit een geometrische tuin met borders van bloemen en vaste planten.

Het landgoed is een bezitting van de St. Geldersch Landschap en Kastelen.

Zie ook: Het huis Zwaluwenburg door Ro van Oven in Buiten, 6 september (1924) p. 412-426

Reunie Utrechts Stedelijk Gymnasium. 30 november 14.00 uur. IBB laan 7, Utrecht.

WIE KOMT ER NAAR DE REUNIE 30 NOVEMBER?

Utrechts Stedelijk Gymnasium. Homeruslaan Utrecht

17 mei 2024 ontvingen de leden van het Hieronymusfonds (Oud-leerlingenfonds van het USG) deze eerste aankondiging van de reunie voor oud-leerlingen van deze school, ter viering van haar 550-jarig bestaan.

Beste oud-leerlingen van het Utrechtse Stedelijk Gymnasium,

We zijn verheugd om jullie uit te nodigen voor de reünie ter ere van het 550-jarig lustrum van het USG, dat zal plaatsvinden op zaterdag 30 november 2024. Deze bijzondere gelegenheid biedt een mooie kans om herinneringen op te halen, bekenden weer te ontmoeten en aanwezig te zijn bij deze speciale mijlpaal van het USG.  Daarnaast bestaat ook het Hieronymusfonds dit jaar 100 jaar. Ook dat is iets wat we met alle leden van het Hieronymusfonds willen vieren.

Mooie oude foto (jaren vijftig?) van de school aan de Homeruslaan

Als oud-leerlingen hebben jullie een belangrijke rol gespeeld in de geschiedenis van onze school, en we kijken ernaar uit om jullie allemaal weer te verwelkomen op de plek waar jullie ooit hebben gestudeerd, gelachen en geleerd. Of je nu kort geleden eindexamen hebt gedaan of al vele jaren geleden de schoolbanken hebt verlaten, deze reünie is voor iedereen die op het USG heeft gezeten en deze dag met ons wil vieren.

Ingang tot het tegenwoordige schoolgebouw aan de Ina Boudier Bakkerlaan nr.7 Utrecht

Tijdens de reünie zullen er, naast de borrel, een aantal activiteiten en evenementen plaatsvinden zoals rondleidingen door de school en boeiende lessen met voormalige docenten.

Dus zet 30 november 2024 in je agenda en houd je email in de gaten voor het definitieve programma.

Aangezien veel oud leerlingen of geen lid zijn van het Hieronymusfonds of wij geen correspondentie gegevens van hen hebben en wij graag zouden zien dat er veel mensen naar deze speciale reünie komen het verzoek om deze mail door te sturen naar oud-klasgenoten om ook hun te laten weten wanneer het lustrum dit jaar is.

Mochten jullie vragen hebben u kunt ons bereiken via email op: secretaris@hieronymusfonds.nl of penningmeester@hieronymusfonds.nl,   

Met vriendelijke groeten,
Het bestuur van het Hieronymusfonds

Laurierbladeren en de loofhut

Dit jaar 2024, van 16 tot 23 oktober vieren  Joden het Loofhuttenfeest of Soekot. Met Soekot wordt herdacht dat het Joodse volk 40 jaar door de woestijn moest zwerven. Zij leefden toen in hutten (soeka).

Soekot 21 oktober 2024. Dak van laurierbladeren. Foto Carla Oldenburger

Ter herinnering aan deze tijd wordt door de Joden elk jaar een hut in of bij hun huis nagebouwd. Het dak van de hut moet van takken en gebladerte van bomen zijn gemaakt en dit dak moet een voldoende grote open ruimte bevatten dat men daar doorheen de sterren kan zien. De loofhut wordt verder versierd met vruchten en groenten. Veel gasten worden uitgenodigd om dit feest samen te vieren.

Bernard Picart. Soeka bij  Sefardische Joden. 1724

Soekot wordt ook wel gezien als een soort oogstfeest, als afsluiting van de jaarlijkse oogst die is binnengehaald. Toen de Joodse Tempel nog bestond vierde men dit feest ook door aan God dankoffers voor de laatst binnengebrachte oogst te brengen. Meestal wordt dit oogstfeest even eerder gevierd, namelijk op 29 september.

Dit jaar is het groene dak gemaakt van verse laurierbladeren  uit eigen tuin. De laurier is bladhoudend en omdat de boom deze zomer niet gesnoeid was, bladeren en takken genoeg. Als je dan bedenkt dat de laurier oorspronkelijk in het oostelijk Middellandse Zeegebied groeit en in deze tijd wordt geoogst, is het heel begrijpelijk dat Soekot ook een oogstfeest is. De sterren konden we helaas niet waarnemen vanuit dzee locatie.

Soekot 2024. Foto Carla Oldenburger. Foto Carla Oldenburger

Soekot en vruchtenmaaltijd: laurier, limoen, champignons (Potobello) appel, aardappel. Foto Carla Oldenburger

Kunst en Wetenschap combineren

Leonardo da Vinci (Vinci 1452 – Amboise 1519). De Aankondiging, 1472. Museum Uffici, Florence

Kunst en (exacte) Wetenschap combineren heeft me altijd al geboeid. Eigenlijk uit pure onkunde en wanhoop. Ik had een diploma gymnasium B in mijn zak, maar wilde eigenlijk altijd al kunstgeschiedenis studeren. Maar een Beta – diploma werd in de tijd dat ik eindexamen deed niet voldoende geacht om (kunst)geschiedenis  en oude en moderne talen te gaan studeren, dus ik werd gedwongen een andere meer exacte richting te kiezen. Dat heb ik gedaan en het was een groot geluk voor mij dat in Utrecht in  1959 net een nieuwe richting binnen de Biologiestudie was opgericht, namelijk het vak Biohistorie, dat door Professor Frans Verdoorn vanuit de US (Boston/Waltham MA.) in Nederland was geïntroduceerd.. Hij had dit begrip als volgt gedefinieerd: “de relaties tussen mens, plant en dier in de loop van de cultuurgeschiedenis.”

Stinkende Gouwe of Cheledonium majus (Fam. Papaveraceae), uit ‘Gart der Gesundheit’, 1485.

In dit vak ben ik na mijn afstuderen doorgegaan (hoewel ik ook afgestudeerd was in planten-ecologie), zodat de relaties  tussen Kunst en Wetenschap mij altijd zijn  blijven boeien. Die relaties tussen Kunst en Wetenschap zijn natuurlijk van velerlei aard en iedereen kan een richting kiezen die hem interesseert. Ik begon met de betekenis van planten op schilderijen van de Vlaamse Primitieven en gaf daarbij colleges in de geschiedenis van botanie door de eeuwen heen, beginnend met Theophrastus en ‘De Materia medica’ van Dioscorides (1ste eeuw na Chr.).

Dat resulteerde weer in een opdracht van de Stichting Experimenten in Kunst en Technologie / E.K.T. die ik samen met Pieter Smit (†) heb uitgevoerd (verwerkt tot een lijvig geschrift) en getiteld is ‘Wetenschap en Kunst in de Levenswetenschappen: enkele aspecten van hun onderlinge samenhang’, gepubliceerd als deelschrift van het EKT-rapport ‘Orientatie Materiaal over Wetenschap en Kunst’ onder redactie van C. Blok, P.H. van de Poel en C. Tempelaars, en tegelijkertijd in Communicationes Biohistoricae Ultrajectinae nr. 57 (zomer 1975), p. 147-255.

Sindsdien zijn er vijftig jaar voorbij en ben ik nu op een punt gekomen om me nog eens verder te verdiepen in die mysterieuze richting Kunst en Wetenschap. Ik vroeg me net af of daar tegenwoordig ook cursussen in gevolgd kunnen worden, toen mijn kleindochter vertelde dat ze een (andere) online cursus had gevolgd (en deze had gevonden via ‘Coursera’, een platform waar online opleidingen van internationaal erkende universiteiten worden aangeboden). Ik begon te zoeken of er iets voor mijn gading bij was. Misschien Agroforestry bij de Universiteit van Florida? Het is maar net waar je op zoek naar bent. De keuze die Lune maakte was Paleontology: Theropod Dinosaurs and the origin of Birds, bij de University of Alberta. Plus een certificaat op naam, van de University of Alberta. Feliciteren mag, reactie, commentaar , repost op Linkedin mag ook..

Kasteel Rechteren, het water en de ontwerpen van Leonard Springer

Het hoge water heeft de aanleg van de tuinen bij Kasteel Rechteren altijd parten gespeeld.

Topografische Kaart Nederland.  Linker kaart detail Rechteren 1896;                                                     Rechter kaart detail Rechteren op zelfde schaal 2023

Kasteel Rechteren met zijn ronde veertiende-eeuwse toren, is het meest indrukwekkende bouwwerk van de omgeving. Op het gebied van tuinarchitectuur is Rechteren echter altijd karig bedeeld gebleven. Mogelijk is het vroeger regelmatig onderlopende rivierenlandschap hier de oorzaak van.

Abraham de Haan, 1729. Achterzijde Kasteel Rechteren. Het kasteelterrein is ommuurd en omgracht. Foto Wikipedia
Kasteel Rechteren ligt eigenlijk op een eiland,  in een landschappelijk gestileerde waterpartij, aan een dode arm van de Overijsselse Vecht. Deze aanleg bestaat deels uit een vergraving van de oorpronkelijke omgrachting van het slot, deels uit de vroegere stromende Vecht en moet omstreeks het begin van de negentiende eeuw gerealiseerd zijn. Voor het eerst te zien op de Top. Militaire Kaart 1850.
De ronde toren dateert uit 1320 en ook de woonvleugel stamt nog uit de middeleeuwen.
Tuinen vóór en opzij (NO_zijde) van Kasteel Rechteren. Ontwerp Leonard Springer, 1911. Collectie Speciale Collecties WUR
Het huis werd vele malen verbouwd en had in de negentiende eeuw de allure van een landpaleis. Van 1909 tot 1919 heeft de tuinarchitect L.A. Springer hier voor het huis en opzij van het huis neo-barokke parterres ontworpen en aangelegd, zowel een cirkelvormige op het voorplein als rijk gedecoreerde sierperken binnen de omgrachting aan de NO-kant van het kasteel.
Hoe lang deze decoratieve parterres zijn gehandhaafd is onduidelijk. Toen Springer in 1935 de opdracht kreeg de randbeplanting langs het water nabij het kasteel te veranderen, tekende hij zelf een bloementuin in een andere vorm dan in 1911 en noteert hij het gedeelte achter de oostelijke zijvleugel, als rozentuin. Op onderstaande foto is ook al duidelijk dat de siertuin vereenvoudigd is. We zien alleen enkele vormbomen en gras. Achter de siertuin heeft altijd de moestuin gelegen. Op bovenstaande recher kaart uit 2023 is de plaats van de moestuin nog duidelijk te herkennen aan de rode lijnen (moestuinmuren) binnen de omgrachting. In de nieuwste plannen werd een boomgaard op die plaats getekend.
Kasteel Rechteren te Dalfsen. Met ronde parterre van Leonard Springer op het voorplein (1911).  Het lijkt of de p`rterre achter het kasteel al sterk vereenvoudigd is. Luchtfoto 1928. Foto Website Kasteel Rechteren
Het landgoed (1225 ha.) heeft een agrarisch karakter met zeer oude boerderijen. Vanaf de weg is het kasteel te zien, maar de omgeving rondom is niet toegankelijk. In de omliggende rivierduinbossen is wandelen toegestaan.
staat een uitgebreide fotoreportage uit 1909 afgebeeld.  Wel veel foto’s van de rijke interieurs, maar geen foto’s van de neo-barokke parterretuin ten noordoosten van het kasteel. Maar waarschijnlijk was die net nog niet gerealiseerd. Eén foto is afgebeeld van de cirkelvormige bloementuin die voor het huis was gelegen en tegenwoordig ook vereenvoudigd is tot een grascirkel.
Deze beschrijving is deels overgenomen uit de Gids voor de Nederlandse Tuinarchitectuur, deel 1 (1995). Auteurs: Carla Oldenburger-Ebbers, Anne Mieke Backer en Eric Blok.