In Memoriam Thea Schoonhoven, mijn Lagere School-vriendinnetje van de Dompleinschool

Thea Schoonhoven (1940-2019)

Thea Schoonhoven in 1952 (Foto.L.H. Hofland, bewerkt door Carla Oldenburger-Ebbers). Coll. Het Utrechts Archief

Hedenmorgen 4 maart 2017 las ik in de TROUW/Naschrift een mooi artikel over mijn Lagere School-vriendinnetje Thea Schoonhoven, een warm en vredelievend mens, altijd voor anderen in de weer, voor kinderen, voor zieken en behoeftigen. Ik heb dit allemaal niet geweten helaas. Ik was haar geheel uit het oog verloren, we gingen na de Lagere School ieder onze eigen weg. Enige jaren geleden had zij mij opgespoord. We hadden een lang telefoongesprek en beloofden elkaar op te zoeken. Ik raakte haar adres weer kwijt en het is er nooit meer van gekomen helaas. TROUW heeft mij toestemming gegeven het begin van het  artikel hieronder te plaatsen met een link naar het hele artikel, getiteld Thea Schoonhoven had genoeg aan haar Mytylkinderen.

Met anderen bezig zijn stemde haar gelukkig. Ontvangen vond ze lastiger. Dat merkten haar vrouw, vrienden en familie vooral de laatste maanden. Vanaf het moment dat ze hoorde dat ze ongeneeslijk ziek was, liet ze alles uit haar handen vallen. Ze sloot zich af en sprak er niet over: haar angst en verdriet kon ze moeilijk delen. Nu ze niet wist waar ze aan toe was, verloor ze haar standvastigheid en daadkracht.

Ze had dat op kleine schaal al eens eerder meegemaakt, toen ze als twintiger naar haar favoriete eiland Ibiza vloog en er flinke turbulentie ontstond onderweg. Ze kon niemand vasthouden en werd zo angstig dat ze in zichzelf begon te zingen. Ze besloot nooit meer te vliegen.

Theodora Everdina Schoonhoven werd in 1940 geboren als oudste dochter van Aart Schoonhoven en Riek Harselaar. Na haar kwamen nog twee zussen en twee broers. Met haar moeder, die hoedenmaakster en naaister was, kon ze lezen en schrijven. Beiden waren erg creatief, empatisch en sociaal. Hun huis stond open voor alles en iedereen. De relatie met haar vader was minder hecht, hij had vooral gehoopt op een zoon, iets dat zij liever niet had geweten. Thea trok veel op met de volwassen vrouwen in haar omgeving: haar moeder en haar twee oma’s, vooral met oma ‘boven’, die bij hen in huis woonde, had ze een klik. Zij nam haar kleindochter graag mee naar de Hema voor een kindercomplet: een bordje vol lekkernijen. Thea snapte volledig dat oma de helft van de snoepjes in haar zak liet glijden voor de kleintjes thuis….e.v. zie dus de link.

Ik was natuurlijk wel geschokt door het lezen van haar overlijden, en mijn gedachten gingen terug naar onze Lagere Schooltijd:

We zaten op dezelfde school, op de meisjesschool van de Nederlands Hervormde Burgerscholen van de Marnixstichting, kortweg de Dompleinschool in Utrecht. Of Thea ook in de eerste klas bij Juffrouw  Nieuwenhuizen heeft gezeten weet ik niet. Ik kan haar op onderstaande foto niet herkennen. Ikzelf sta op de foto op de tweede rij van boven, tweede van links.

Met wie ik verder in de klas zat (meer dan zeventig jaar geleden) weet ik echt niet meer. Ik herken de juffrouw, twee plaatsen naar rechts Joke Hansen, en uiterst rechts Meta van de fietsenwinkel op de Oude Gracht; tweede rij van boven, tweede links ben ik (meisjesnaam Carla Ebbers), rechts daarvan Engelien of Jacqueline?, uiterst rechts Ilse; derde rij middelste Willy?; en onderste rij links Willemien Wieringa (ook een goed vriendinnetje), Elly? en een meisje Hagenau?

Carla (in trui gebreid door mama of oma?) in de derde klas van de Dompleinschool. Traditionele setting voor een schoolfoto. Met pen en schrift in schoolbank en op de achtergrond een geranium.

Op Internet heb ik verder nagezocht of ik meer kon vinden over onze school. In het gebouw zit tegenwoordig het Utrechts Centrum voor de Kunsten.

Hier volgt een deel van het artikel: Jeugdherinneringen, door Maroesja Brits-Oversteegen in ‘Steengoed’, nr. 36, okt. 2003 (Utrechts Monumentenfonds).

De school op het Domplein.

“Al meteen, toen we in Utrecht kwamen wonen, moest er een lagere school voor mij worden gezocht. De dichtstbijzijnde school was de Nederlands Hervormde Burgerschool op het Domplein. En alhoewel mijn ouders niet christelijk waren, moest ik daar toch naar toe. In de vierde klas bleef ik zitten en daarna mocht ik naar de openbare Regentesseschool in de Hamburgerstraat, waar ik ‘beter op mijn plaats’ was. Dit even ter illustratie van de denkwijze in die tijd. Nu zou dit geen enkel probleem meer zijn.

De school werd in 1859 gevestigd op het Domplein in een huis op de plaats van het middeleeuws claustrale huis ‘De rode poort’. Ook na de grote verbouwing in 1925, toen het zijn huidige uiterlijk kreeg zijn nog veel resten van dat huis bewaard gebleven. Bij de verbouwing van de school tot Gemeentelijke Muziekschool, is er een grondig archeologisch onderzoek gedaan. De kelders werden onderzocht en in de Marnixzaal, de aula van de school, werd de beschilderde piscina weer zichtbaar gemaakt.

page9image7245264De school op het Domplein in 1940. (Adres Domplein 4). Links de meisjesschool, rechts de jongensschool

Marnixzaal. In plaats van deze stoelen stonden er volgens mij in de jaren veertig nog lange houten banken in de zaal. Foto Het Utrechts Archief.

In 1984 is er nog een laatste reünie geweest. Dat was een plezierig weerzien. Dan voel je toch weer iets vertrouwds met de oude school op het Domplein. Hier had ik toch vier jaar van mijn jeugd doorgebracht.
Tijdens die reünie hoorde ik nog een aardig verhaal over de kelders. De jongens van de jongensschool, we waren toen nog strikt gescheiden, hadden ergens een gat ontdekt, waarachter zich een ruimte bevond. En wat doen jongens van een jaar of tien, die gaan op onderzoek uit. Stiekem kropen ze door dat gat naar binnen en zo ontdekten ze een grote kelder onder de school. Een mooi avontuur en ze hielden wijselijk hun mond over deze heimelijke ontdekking. Maar er kwamen klachten van de ouders. Hun kinderen kwamen soms zo ‘smerig’ thuis. Het hoofd van de jongensschool, de heer G.J. van Kamp, nam die klachten serieus en ging zelf op onderzoek uit. Toen kwam de aap uit de mouw. Na een verbouwing van de school waren de kelders dichtgemetseld en helemaal in de vergetelheid geraakt. Niemand wist meer van het bestaan, totdat die jongetjes de kelders herontdekten”. Einde citaat Maroesja  Brits -Oversteegen.

Wat betreft de piscina in de Marnixzaal, ik herinner me deze nog zeer goed. Altijd als er wat te doen was in deze zaal, liepen we eerst als in een soort pelgrimstocht langs deze piscina, die dienst had gedaan in het kanunnikenhuis dat vóór de bouw van de school, halverwege de 19de eeuw, hier op deze plaats had gestaan.  Het was een wonder uit de 14de eeuw, voorstellende een misdienaar die de handen wast van een priester tijdens de mis. De piscine is tot rijksmonument verklaard. Zie de volgende monumenten-beschrijving met foto:

Foto: detail schildering in piscine – utrecht – 20235572 – rce | Door: Schollen, A.H.C. (Fotograaf) – August 1975 | Licentie: CC-BY-SA-3.0-NL (wiki)

“PISCINA met wandschildering. Uit de eerste helft der 14e eeuw daterende piscina met wandschildering, zich bevindend in een nis in de rechterwand van de z.g. Marnixzaal van de Ned.Herv. MAVO, overblijfsel uit claustraalhuis op dezelfde plaats, genaamd “de Rode Poort”. De piscina bevat een natuurstenen tweelicht met driepassen waarboven uit een stuk gehouwen traceerwerk; beneden twee bekkens en in de rechterzijde van de nis nog een natuurstenen tablet. De wandschildering geeft de voorstelling weer van de handwassing tijdens de mis waarbij de rechterfiguur een acolyth gekleed in een rood onder – en geelbovenkleed en een opgerolde doek in de linkerhand – water uitgiet uit een kan over de handen van de linkerfiguur, een priester welke is gekleed in een lichtgekleurd, met rood afgezet onderkleed en een blauw bovenkleed; op de achtergrond links een met een doek overdekt altaar waarop een opengeslagen boek, een hostiekelk en een kandelaar zijn afgebeeld”. (bron: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)

Een ander voorval in de Marnixzaal heeft mijzelf een trauma bezorgd. Ik was een goede leerling. Aan het eind van de 6de klas (o.l.v. juffrouw van Dijk) prijkten er alleen maar achten en negens en één 6,5 voor handwerken op mijn rapport. Maar ik zakte voor het toelatingsexamen Stedelijk Gymnasium, een domper op de leuke en fijne schooltijd die ik op het Domplein had doorgebracht. Wat was de oorzaak? Naast mijn zeker niet briljante resultaten in de proefklas van het Stedelijk Gymnasium, bleek ook dat deze school  bijna nooit leerlingen aannam van een christelijke Lagere School (zonder aparte opleidingsklas). Ik moest het laatste jaar dus overdoen op een openbare school waar men leerlingen structureel opleidde voor HBS en gymnasium, en niet alleen tijdens een uurtje op zaterdag. Ik ging dus wel van school af net als mijn mede-klasgenoten. Het afscheid werd niet gevierd met de uitvoering van een musical zoals op de meeste scholen nu, maar met de uitreiking van een klein bijbeltje, namelijk het Nieuwe Testament. Dit festijn vond plaats op een avond met de ouders in de Marnixzaal. Omdat ik naar een Openbare School ging (Puntenburg) kreeg ik geen bijbeltje uitgereikt. Net als Mevr. Maroesja Brits kan ik beamen dat “de denkwijze in die tijd” toch anders was.

Toch heb ik mooie herinneringen aan mijn lagere schooltijd overgehouden. En nu kom ik weer terug op mijn vriendinnetje Thea Schoonhoven en andere klasgenootjes. Het spelen bij Thea Schoonhoven thuis en in de stallen van de stalhouderij van haar vader, bij de paarden in de Keukenstraat, samen met Thea en met haar broertjes ritjes maken met koetsier Kobus in de koetsen van de stalhouderij, spelen op het stille Domplein, in de Kloostergang en onder de Dom. Ook vond ik de opgravingen op het Domplein eind jaren veertig heel spannend net als het op onderzoek uitgaan (samen met klasgenootje Joke Hansen) in de puinhopen van de Geertekerk (tegenover mijn huis), die na de Tweede Wereldoorlog behoorlijk was beschadigd.

P.S. In mijn vakantie op Schiermonnikoog in 2024 ontmoette ik Tanneke de Gans, die 6 of 7 jaar voor mij  leerling was geweest op de Dompleinschool. Tanneke en ik groeven toen in ons geheugen om de namen van de leraressen weer boven water te halen. We kwamen op de volgende personen, Juffrouw van Nieuwenhuizen (klas 1);  Juffrouw van Zanen; Juffrouw Prins; Juffrouw van Dijk; en het hoofd van de school, Juffrouw Smit. Misschien waren er meer, maar verder kwamen we niet.

Ode aan het landschap en het Museumtijdschrift

Op de cover van het zojuist verschenen Museumtijdschrift (2019/2, maart 2019) staat de tentoonstelling over Vincent van Gogh en David Hockney aangekondigd met een detail van een van zijn landschapsschilderijen. De covertekst luidt ‘David Hockney: Ode aan het landschap’.

Aankondiging Museumtijdschrift Maart 2019.

Op Wikipedia staat een mooie foto van een kijkje in de overzichtstentoonstelling (2012-2013) in de Royal Academy of Arts, ‘A Bigger Picture’.  Op deze tentoonstelling presenteerde Hockney zich als Engels landschapsschilder “nieuwe stijl”. Zie hieronder.

De ondertitel ‘Ode aan het landschap’ zou deze maand op veel meer tentoonstellingen kunnen slaan en is dan ook zeer treffend voor deze maart-cover.

We denken dan aan tentoonstellingen, die in hetzelfde Museumtijdschrift worden aangekondigd:

  • Rijksmuseum Boerhaave, Herman Boerhaave en de Gouden Eeuw van de wetenschap (t/m 1 sept.); met ‘Een landschap met bloemstilleven’, van Laurens van der Vinne, ca. 1740. Coll. Rijksmuseum Boerhaave

  • Museum Gouda, Naar Buiten (t/m 2 februari 2020); met een landschap van P.J. Gabriël, ‘Een wetering in Abcoude’, 1878. Coll. Rijksmuseum Amsterdam

  • Museum Belvedère, 100 jaar schilderkunst in Friesland (t/m 14 april); met o.a. een prachtig landschap van Jan Mankes uit eigen collectie.
  • Verder ga ik niet met suggeties. Bij het tijdschrift zit tenslotte altijd een zeer uitgebreide tentoonstellingsagenda die alle exposities in Nederland en de belangrijkste in België, Duitsland,  Frankrijk, Groot-Brittanië, Luxemburg, Oostenrijk en Zwitserland belicht.

‘Fraeylemaborg: Verborgen schoonheid op Fraeylema’

Fototentoonstelling Marie-Jeanne van Hövell tot Westerflier

09 FEBRUARI 2019 T/M 19 MEI 2019
(overgenomen van https://fraeylemaborg.nl)

Wat zijn er door de jaren heen veel foto’s gemaakt van de Fraeylemaborg! Een hele kunst om daar wat nieuws en origineels aan toe te voegen. Dat is fotografe Marie-Jeanne van Hövell tot Westerflier gelukt.
Vanaf 9 februari 2019 is er een bijzondere tentoonstelling van haar werk te zien in het Koetshuis van de Fraeylemaborg. Deze Amsterdamse fotografe is onder meer bekend door haar tijdloze zwart-wit foto’s van interieurs van Amsterdamse grachtenpanden. In 2014 verscheen haar geprezen publicatie ‘Verborgen schoonheid’, met foto’s uit de eeuwenoude huizen Van Brienen, Van Loon en Willet-Holthuysen.
Reden voor de Fraeylemaborg om deze fotografe uit te nodigen in Slochteren. De afgelopen twee jaar fotografeerde Marie-Jeanne in alle seizoenen de Fraeylemaborg, zowel binnen als buiten.
Ook hier werkte ze in zwart-wit, maar met haar Hasselbladcamera maakte ze nu ook warme verstorven kleurenopnames.

De verstilde foto’s in Amsterdam en in Slochteren laten een wereld van schoonheid zien, soms vol grandeur en andere keren heel eenvoudig. Soms gaat het om een doorkijkje in een fraai vertrek, soms om een detail van een kristallen glas, dan weer de lichtpatronen op een oude plavuizenvloer.
Marie-Jeanne fotografeert zonder kunstlicht en maakt gebruik van het steeds veranderende invallende (zon)licht. Urenlang wacht ze in een kamer op de juiste lichtval voor het maximale resultaat.
Een mooi voorbeeld is het 18de eeuwse marmeren beeld van een tuinnimf in de Grote Zaal van de Fraeylemaborg. In de korte tijd dat het zonlicht dagelijks op dit beeld valt maakte de fotografe close-ups waarbij je de poriën op de arm kan zien als bij een levend model.
Marie-Jeanne is een perfectioniste met oog voor detail. Kernwoorden van haar geheel eigen stijl zijn: soberheid, licht, schoonheid, verstilling en afgestemde kleuren. In de tentoonstelling zijn naast veel interieurs ook tijdloze stillevens te zien, onder de noemer “Contemplation”.

Zie ook https://marie-jeannefotografie.nl/

Wie is de architect van de buitenplaats Oud-Rosenburg in 1775 of in 1825 in Den Haag / Loosduinen?

Oud-Rosenburg, ook gespeld Rozenburg en eertijds bekend onder de naam Geneeskundig Gesticht voor Krankzinnigen in Den Haag / Loosduinen is een buitenplaats, die sinds 1895 qua functie te vergelijken is met de buitenplaats Meer en Berg in Santpoort, in 1849 bestemd tot Provinciaal Ziekenhuis, beide psychiatrische inrichtingen. De gronden van deze instituten gaan evenals kloostergronden steeds meer onze aandacht vragen omdat de indeling van park en tuinen, na eerder te zijn afgedaan als onbelangrijk en volledig verkaveld en niet meer interessant, toch na meer dan honderd jaar soms (op detail) wel interessant blijkt te zijn. Zo ook kwamen huis en park van het Apeldoornsche Bosch, het vroegere Centraal Israelitisch Krankzinnigengesticht onlangs weer in de belangstelling door het overlijden van Eli Asser die in 1943 in dit Nazi-concentratiekamp te werk werd gesteld. Hier werkte de tuinarchitect K.C. van Nes vanaf 1909.

J.D.Zocher jr. was de architect van zowel het huis Meer en Berg als de aanleg eromheen, maar wie kan nu de architect van Oud-Rosenburg geweest zijn? Ik denk direct aan Zocher, maar ook andere architecten komen in aanmerking.

Huis Oud-Rosenburg. Foto Carla Oldenburger, 2019

In 1895 werd de buitenplaats en het landgoed Oud-Rosenburg door jonkheer Louis Pierre Quarles van Ufford verkocht aan het Geneeskundig Gesticht voor Krankzinnigen in Den Haag.

Prentbriefkaart Oud-Rosenburg. Ca. 1908. Foto H. van Noort  Coll. Haags Gemeentearchief. De ingangstrap is in deze tijd naar het linker portiek verplaatst

Het huis werd in 1775 gebouwd in opdracht van Mr. Johan François van Byemont (schepen van Den Haag) op de plaats van een boerderij die zich tot kleine herenboerderij ontwikkelde.

J.F. van Byemont als jager, geschilderd door Mattheus Verheyden (1700-1776). Part.Coll.

Vanuit het midden van het huis had men zicht over een ‘grand canal of zichtkanaal’. Mr. Hendrik Hooft (1676-1752) kocht het goed in 1721 van Byemont. Leden van het regentengeslacht Hooft bleven de buitenplaats precies honderd jaar bewonen totdat jonkheer Louis Quarles van Ufford huis en landgoed kocht in 1821. In zijn tijd vond een verbouwing plaats in neo-classicistische stijl, waarbij het huis aan de voorzijde werd verrijkt met de aanbouw van twee zij-veranda’s. In 1849 staat in het Aardrijkskundig Woordenboek van A.J. van der Aa te lezen: (Oud-) Rozenburg. Dit buiten bestaat uit heerenhuis, en daarbij behoorende getimmerten, bouwmanswoning, blekerij en woonhuis, vijvers, wei-, hooi- en teelland, jagt en visserij…

Vóór de neo-classicistische verbouwing in de tijd van Quarles van Ufford werd het rechte zichtkanaal vóór het huis (zichtbaar op een anonieme tekening van 1804) veranderd in een enigszins slingerende vijver die aansluiting kreeg op de Haagvaart, om zo het park een landschappelijk aanzicht te geven. Deze slingerende waterpartij die in ieder geval van 1818 of eerder stamt, is nog steeds aanwezig hoewel niet direct zichtbaar. Zie de hieronder afgebeelde Google Earth-foto en het daaronder afgebeelde detail van de kadasterkaart uit 1818. Het licht groene vlakje in het midden van de Google-foto is de waterpartij (met veel kroos).

MIN08106A01, 20-04-2002, 12:40, 8C, 7804×11796 (2006+372), 125%, Minuutplan_Div, 1/80 s, R51.5, G25.2, B26.6. Kadasterkaart 1818

Tussen 1993 en 1995 volgde een ingrijpende verbouwing. De bijgevoegde eerste foto laat het huis zien aan het begin van de 21-ste eeuw. Het huis is sinds 1967  een rijksmonument.

Wie kan mij helpen aan de naam van de architect uit 1775 of  die van de restauratie/verbouw uit ca. 1825? Buitenplaats-architecten die in Nederland werkten in het laatste kwart van de 18de eeuw en/of in het eerste kwart van de 19de eeuw zijn onder meer Leendert Viervant jr., Abraham van der Hart,  Jacob Otten Husly, Jan de Greef, Zeger Reijers en Jan David Zocher jr.  De laatste drie zijn tijdgenoten van elkaar. Zij volgden alle drie tegelijkertijd hun opleiding in Parijs en Reijers en Zocher vervolgden hun opleiding in Rome. Natuurlijk moeten we ook denken aan deskundige timmerlieden die samen met de opdrachtgever de klus zonder architect geklaard kunnen hebben.

Over Zeger Reijers (een leerling van zijn oom, de architect L. Viervant) is verder bekend dat hij na zijn opleiding in Parijs en Rome, in Juli 1813 terug was in Nederland en in Augustus 1819 werd benoemd tot stads-bouwmeester te ’s Gravenhage. Zeger Reijers ligt begraven op de historische Begraafplaats Oud Eik en Duinen, even ten oosten van Oud-Rosenburg (zie kaart hieronder).

Is Reijers wellicht de architect van de restauratie en verbouw van Oud-Rosenburg rond 1825? 

Kaart Stadsontwikkeling en Volkshuisvesting. 1927. Coll. Haags Gemeentearchief. Midden onder (lichtgroen) ‘Oud-Roozenburg’. Rechtsonder (lichtgroen) Begraafplaats Oud Eik en Duinen

Deze kennismaking met (oud-) Rozenburg brengt ons er toe meer aandacht te gaan besteden aan ziekenhuizen en medische instituten op voormalige buitenplaatsen.

Lit. D. Valentijn (red.). Rosenburg: van buitenplaats tot Zorgcentrum. Den Haag, 1995.

De tuinarchitect John Bergmans en de catalogi van Kwekerij Abbing te Zeist

Jl. Vrijdag 11 januari 2019 was ik te gast bij Kwekerij Abbing te Zeist omdat in hun prachtig aangeklede kas de presentatie werd gehouden van het nieuw verschenen boek over de tuinarchitect John Bergmans (1892-1980), getiteld John Bergmans Tuinarchitect en plantenkenner, uitgegeven door Uitgeverij Verloren in de reeks BONAS Bibliografieën en Oeuvrelijsten van Nederlandse architecten en stedenbouwkundigen. Auteurs van het boek zijn Marianne van Lidth de Jeude en Johanna Karssen-Schüürman.  De heer Paul Machielsen hield een levendige inleiding over de geschiedenis van de kwekerij waar Bergmans ook ooit werknemer was.

Paul Machielsen vertelt over de historie van Kwekerij Abbing.

De oudste catalogi van kwekerij Abbing

Zie verder voor een indruk van de catalogi lager en onder volgende tekst.

Ik had met het tot stand komen van het boek niets te maken gehad, behalve dan dat ik in 1980, dus bijna veertig jaar geleden de collectie tekeningen, boeken, documentatiematerialen etc. als conservator van de Bibliotheek van de toenmalige Landbouwhogeschool (Wageningen) had mogen ontvangen. Dat ‘ontvangen’ had voor mij als kersverse conservator (aangesteld in begin 1980) nog heel wat voeten in de aarde gehad, daar ik weliswaar conservator was geworden van een rijke landbouwkundige bibliotheek en van de bekende Springer-Collectie (ontwerpen van de tuinarchitect Leonard Springer, 1855-1940), maar nog geen beleid had ontwikkeld over het aantrekken van nieuwe collecties. Ik stortte me na de overhandiging dus maar samen met mijn kersverse bibliotheek-assistente op het inventariseren van deze omvangrijke collectie, zonder nog te weten hoe ik de afdeling Speciale Collecties (boeken en tijdschriften en ontwerpen/tekeningen/documenten) zou gaan uitbouwen. Dankzij het inventariseren van deze collectie werd me gaandeweg duidelijk waarom deze collectie met ontwerpen etc. van John Bergmans zo belangrijk was en waarom dit het begin was van de uitbouw van de Springer-Collectie en het begin van de unieke verzameling ontwerpen Tuin – en Landschapsarchitectuur, die nu bestaat uit duizenden en duizenden ontwerpen en documenten. De filosofie achter deze uitbreiding werd door mij verwoord in een artikel in het tijdschrift GROEN (oktober 1981, p. 453-458), getiteld ‘De John Bergmans-Collectie in de Centrale Bibliotheek van de Landbouwhogeschool’.  Hierin wordt uitgelegd waarom deze ontwerpen van John Bergmans naast de collectie ontwerpen van Springer zo’n belangrijke aanvulling vormden en dit beleid/filosofie is zeker 30 jaar nadien altijd het uitgangspunt gebleven. Het komt er op neer dat ontwerpen etc. worden opgenomen als ze wel in een zekere verhouding staan met de Springer Collectie. Zijn  de ontwerpen qua tijd voorafgaand of opvolgend aan de ontwerpen van Springer, vullen zij hiaten in de Springer Collectie op, zijn de ontwerpen van tijdgenoten van Springer of zijn ze getekend in dezelfde stijl of juist in een andere door Springer gehate stijl? Ook de locaties zijn belangrijk natuurlijk. Zijn de locaties vergelijkbaar met die waar Springer werkte of worden er juist regio’s belicht waar Springer niet werkte zodat ook hier weer van een aanvulling sprake is? Vormt de nieuwe collectie een tijdsbeeld of geeft het alleen herhalingen? Een optelsom van deze uitkomsten en nog andere (zie artikel) heeft mij als conservator altijd geholpen nieuwe collecties wel of niet aan te nemen. In het geval van de Bergmans -collectie werden de ontwerpen en documenten opgenomen in de Bibliotheek LH / Speciale Collecties en gingen de door Bergmans geschreven boeken en tijdschriftartikelen en kaartsystemen (op botanisch gebied) op verzoek van de botanicus dr. Onno Wijnands naar de vakgroep Plantensystematiek, omdat deze vakgroep dit materiaal vaker zou kunnen gebruiken.

De geschiedenis van de tuin- en landschapsarchitectuur is mede door de komst van de Bergmans-collectie (en later natuurlijk door veel meer andere collecties) duidelijk op de kaart gezet en de verzamelingen  op zichzelf zijn uniek voor Nederland te noemen.

Later in de jaren negentig (schat ik) werden in de Afdeling Speciale Collecties ook de verzamelde kwekerscatalogi (verzameld door het Instituur RIVRO) aangenomen als zijnde een meerwaarde voor de verzamelingen tuinontwerpen. Lang niet compleet (dat is onmogelijk), maar wel een rijke unieke collectie.  De collectie Abbing-catalogi is in Wageningen zeker niet compleet te noemen en daarom was het zo interessant dat Abbing jl. vrijdag speciaal voor deze gelegenheid een mooie tentoonstelling had gemaakt van al hun plantencatalogi. Het nu verschenen boek over John Bergmans behandelt overigens ook de door Bergmans in zijn ontwerpen voorgestelde bomen, heesters en vaste planten. Zij vormen een karakteristiek plantenbeeld uit zijn tijd.

Hieronder en hierboven een indruk van de catalogi die hangen in de kas (winkel) van Abbing en die u nog wel even kunt bewonderen.  Het adres is Odijkerweg 132-134 – 3709 JJ Zeist +31 (0) 343 513741.

IMG_0588.JPG

 

Het was beslist een levendige en interessante en goed verzorgde bijeenkomst. Dank aan Kwekerij Abbing.

MOOI GROEN 2019 GEWENST DOOR BUREAU BINNENSTAD & BUITENLEVEN / OLDENBURGERS.NL

BINNENSTAD & BUITENLEVEN VERHUIST

15 januari verhuist ons bureau met Juliet Oldenburger mee naar het Aalsmeerder Veerhuis, Sloterkade 21 te Amsterdam.

De Sloterkade vormde tot 1921 de grens tussen het oude dorp Sloten en de stad Amsterdam. Voor nadere adresgegevens en een huidige foto van het kantoorpand, zie de pagina Contact.

Tussen ongeveer 1515 en 1908 lag voor de deur van het Aalsmeerder Veerhuis (1634) de overtoom (overhaal) – van 1908 tot 1842 schutsluis – tussen de Hollandse waterschappen Amstelland en Rijnland. De open vaarverbinding tussen de rivier de Schinkel (tussen de Nieuwe Meer en de Overtoomse sluis) en de Kostverloren Vaart was op last van het provinciebestuur (de stad Haarlem) afgedamd omdat dit een sluipweg was geworden om de tolheffing aan het Spaarne in Haarlem te ontduiken.  Wel mocht over die dam een sleepshelling of overtoom worden aangelegd voor kleine platte schuiten, waarvan de maten nauwkeurig waren vastgesteld. Op de gevelsteen boven de deur van het Aalsmeerder Veerhuis zijn behalve deze scheepjes ook het veerhuis afgebeeld – waar men kennelijk zijn dorst kon lessen, terwijl de schuiten over de sleephelling werden getrokken. Op de puibalk daaronder zien we  een os, die verwijst naar de naam van de herberg: de Bonte Os.
Tevens vertrok voor het huis de trekschuit tussen Amsterdam en Aalsmeer, van waar men verder kon reizen naar Leiden en Rotterdam.

DE NERING IS HIER GOET GODT LOF – MEN DRAECHT HET BIER HIER OP EN OF. Op de puilijst onder de gevelsteen staat een afbeelding van ‘de Bonte Os’ – de historische naam van de hier gevestigde herberg.

Als herinnering aan het toeziend oog van Haarlem op het overhalen van schepen van de juiste afmetingen toont het schilddragende leeuwtje op de geveltop van het veerhuis het wapenbord van de stad Haarlem.

Het wapen van Haarlem op de top van de gevel  van het Aalsmeerder Veerhuis

Verder zien we op de historische foto (boven) nog dat in het pand omstreeks 1910-1915 de aardappelen- en groentenhandel van W.A. Schevenhoven was gevestigd. Een grote stapel zakken met aardappelen ligt tussen de twee linker souterrainvensters. Links van het huis was een steegje (nu een gesloten poortje) naar de ‘biertuin’. Voor het huis stond een linde. Tegenwoordig staan langs de Sloterkade, tussen de Andreas Schelfhoutstraat en de Surinamestraat een aantal iepen met de naam Ulmus ‘Amsterdam’. Links van het Aalsmeerder Veerhuis staat een  Ulmus ‘Dodoens’, rechts ook een Ulmus ‘Amsterdam’. Deze laatste iepenvariëteit werd in de jaren ’80 van de vorige eeuw in de voormalige stadskwekerij vermeerderd als mogelijke opvolger van de Hollandse iep (Ulmus hollandica ‘Belgica’), maar bleek toch niet zo resistent tegen iepziekte.

Ook stonden voor het huis één grote en twee kleinere meerpalen, om de schepen te laten afmeren en de herberg vanaf het water te bevoorraden.  Op de foto anno NU (op de Contactpagina) is te zien dat het pand sinds de restauratie van 1965 weer zijn oorspronkelijke indeling heeft teruggekregen.

Het veerhuis is sinds 1921 in eigendom van de Vereniging Hendrick de Keyser. In het pand zijn verschillende monumenteninstanties gevestigd, waaronder de stichting Diogenes (hoofdhuurder), de stichting Claes Claesz. Hofje, de Vereniging Vrienden van de Amsterdamse Binnenstad, de stichting Vrienden van het Amsterdamse Bos, de Vriendenkring van de Van der Laan Stichting en de stichting tot Behoud van de Oude kerk.

Ook bureau Binnenstad & Buitenleven gaat hier dus vanaf het nieuwe jaar (2019) beginnen. Heerlijk om in zo’n mooi oud pand te mogen werken.

SLUIPMOORDENAAR DOOR DE TUINEN VAN HET LOO

DANIEL LIBESKIND EN ‘AARDSE ZORGEN’ IN DE TUIN VAN PALEIS HET LOO. WAAR BLIJFT DE KRITIEK OP DE NIEUWE TUIN-AANPAK?

Tuin Paleis Het Loo na de renovatie in 2015. Foto Paleis Het Loo

 

Tuinontwerp / Artist Impression Tuin  Paleis Het Loo 2019 / Daniel Libeskind. Copyright Studio Libeskind 

TUIN PALEIS HET LOO / NIEUWE STIJL                                                        Tuin Paleis Het Loo / Nieuwe Stijl is in voorbereiding.

Van 2 april 2019  t/m  29 september 2019 (en vervolgens nog meerdere jaren te zien) start een presentatie van tuinbeelden van Daniel Libeskind in de tuin van Paleis Het Loo, getiteld: 

THE GARDEN OF EARTHLY WORRIES

Vier imposante eigentijdse abstracte sculpturen naar ontwerp van de architect Daniel Libeskind zullen dan rondom de Venusfontein verrijzen, centraal geplaatst in de middelste vier parterres van de Benedentuin (zie afgebeelde Artist Impressions). Voor het eerst zal er hedendaagse kunst  in de tuin van Paleis Het Loo te zien zijn.

Artist impression Studio Libeskind (D), vanuit het zuidoosten.Copyright  Artist impression Studio Libeskind
Globe. Copyright Studio Libeskind

CONTRAST MET BAROK

De 17e-eeuwse paleistuin verbeeldt het paradijs, als een menselijke weerspiegeling van de perfecte natuur. De aarde verandert echter zienderogen onder invloed van het menselijk handelen. Met de vier beelden plaatst Libeskind een groot contrast in de barokke paleistuin. De beelden symboliseren de elementen ozon, distikstofmonoxide (lachgas), methaan en koolstofdioxide. Volgens de kunstenaar zijn deze gassen schadelijke bijproducten  van ons menselijk handelen en dragen ze bij aan de onbalans in de natuur, leidend tot onomkeerbare klimaatveranderingen met desastreuze gevolgen voor mens en natuur.

Libeskind geeft met zijn installaties een architecturale interpretatie van de barokke paradijstuin en verbindt hiermee de historische tuin met de hedendaagse werkelijkheid.

De presentatie is onderdeel van Paleis Het Loo BuitenGewoon Open. Andere kunstwerken van Daniel Libeskind in Nederland zijn  het Stadsmarkeringsplan Groningen (1990) en het Holocaust Namenmonument in Amsterdam (nog te realiseren). De kunstwerken van Daniel Libeskind worden gerealiseerd door Volumina in Turijn (It.).

(Artist Impressions en tekstdelen overgenomen van de website van Paleis Het Loo).

EN WAT VINDEN WIJ ERVAN?

We hebben niets tegen het idee van Libeskind om aandacht te vragen voor de ‘earthly worries’ die velen van ons delen met elkaar.  Maar is dit de plaats waar deze zorgen moeten worden gedeeld? Met de rijk beplante tuinen van Het loo is juist geprobeerd de schoonheid en rijkdom van de aarde te laten zien en de zorg van de mens voor deze; en moet die schoonheid en rijkdom en zorg juist op deze plaats nu weer gedeeltelijk worden afgebroken door de inbreng van, ongetwijfeld voor velen, onbegrijpelijke beelden? Natuurlijk zal er een bordje verschijnen waarop de symboliek van  ozon, distikstofmonoxide, methaan en koolstofdioxide zal worden uitgelegd, maar helaas,  slechts weinigen zullen het lezen, terwijl ook velen geschokt en verwonderd zullen zijn en, ik hoor het kunsthistorici al zeggen, dat is nu precies het doel van moderne kunst.

Die schok over de tuin van Paleis Het Loo had ik al in 2018 ervaren. De Tuin Nieuwe Stijl bleek ook een nieuw beplantingsplan in te houden. Ik wist van de op handen zijnde veranderingen in het kleurenschema, maar de veel kleuriger beplanting (waarmee ik het in principe eens was, want ook de interieurs zijn veelvormig en veelkleurig) deed mij beslist schrikken. En dat was niet onterecht. Het nieuwe beeld is niet realistisch. Het is te vergelijken met een 17-de eeuws of 18-de eeuws rijkgekleurd bloemstilleven, waarvan we weten dat het niet realistisch is omdat die bloemen nooit in dezelfde tijd in die ene vaas hebben kunnen staan. En in de tuin is nu hetzelfde aan de hand. De planten (bloemen) dateren nu (vanwege een nieuw kleuriger beplantingsplan) uit de 17-de en 18-de en 19-de eeuw en hebben nooit in dezelfde tijd in die ene tuin kunnen staan.

Met de verandering in kleurenschema met niet-realistische beplantingsgevolgen en de toevoegingen van de symbolische beelden voor  ozon, distikstof-monoxide, methaan en koolstofdioxide van Libeskind, zie ik een sluipmoordenaar de tuin in komen en ik vraag me af hoeveel hij ‘stilletjes aan en met goede bedoelingen’ nog meer zal ‘vermoorden’. Dat laatste is toegestaan, want de tuin is geen monument, maar of het wenselijk is, is de grote vraag. We hebben nu voor jaren geen zuivere (neo)-baroktuin meer in Nederland.

Schiedam: Van buitenplaats (Bokkenburg) tot R.K. begraafplaats

Hoofdas van de begraafplaats
De R.K. begraafplaats aan de Vlaardingerdijk in Schiedam is van oorsprong een kleine buitenplaats, genaamd Bokkenburg.
Ons bureau deed in 2016 onderzoek naar de geschiedenis en ontwikkeling van deze begraafplaats, gevolgd door een restauratieplan in 2017 (nu grotendeels uitgevoerd) en een beheerplan waar op dit moment aan wordt gewerkt. 
Graag verwijzen we de lezers allereerst via een link naar het rapport  en naar het ontwerp.
* Carla en Juliet Oldenburger/Binnenstad en Buitenleven, Van buitenplaats Bokkenburg in de Nieuwlandse Polder tot RK begraafplaats, Amsterdam, 2016.
* Ontwerp Restauratieplan R.K. begraafplaats Schiedam, 2017 hieronder:
Restauratieplan R.K. begraafplaats Schiedam (Juliet Oldenburger, 2017)
We troffen de begraafplaats in grote verwaarlozing aan.  De eerste opgave was op zoek te gaan naar het oorspronkelijk ontwerp van de plaats, zowel op papier als in het veld: hoofdstructuur van de paden,  verharding van de paden, boombeplanting langs het water, functie van de bouwwerken (de kapel, het doodgravershuis, de sacristie en het lijkenhuisje staan op de monumentenlijst), leeftijd van de bomen, ontwerpers en kunstenaars van kapel, hekwerken en beelden (o.a. van de H. Filomena). 
Tenslotte was een belangrijke vraag in verband met het beheerplan, welke bomen (‘opschot’) wel of niet van de graven te verwijderen en hoever in te grijpen in de natuurlijke begroeiing langs het water.
Opschot van bomen op graven deels verwijderen
Achter de kapel liggen de graven ‘1ste klasse’

2019: jaar van Rembrandt en de Gouden Eeuw

2019 is het jaar van Rembrandt en de Gouden Eeuw. Aanleiding is de 350ste sterfdag van de beroemde Hollandse Meester op 4 oktober 2019. Het hele jaar zijn er tal van activiteiten in onder meer Den Haag, Leiden, Leeuwarden en Amsterdam. (Inter)nationale bezoekers kunnen het Nederland ervaren in de tijd van Rembrandt in de Gouden Eeuw met bijzondere tentoonstellingen in onder andere: Museum De Lakenhal, het Fries Museum, Het Mauritshuis, Museum Het Rembrandthuis en het Rijksmuseum.

Rembrandt en de Gouden Eeuw 

Ook na zijn overlijden blijft Rembrandt de wereld fascineren met zijn leven en werk. Elke generatie heeft zijn favoriete ‘Rembrandt’, onderzoekt zijn schilderijen en ontdekt nieuwe details en verhalen. De 350ste sterfdag van Rembrandt in 2019 is aanleiding om aandacht te vragen voor Rembrandt als kunstenaar, als persoon en als inspirator. Het Rembrandthuis, Het Mauritshuis, het Fries Museum, Museum De Lakenhal en het Rijksmuseum eren Rembrandt met grote tentoonstellingen. Ook andere musea en locaties in het hele land staan in het teken van de Gouden Eeuw van Rembrandt en zijn tijdgenoten.

Economische waarde
Themajaren bieden goede aanknopingspunten om (inter)nationale bezoekers te spreiden door Nederland. Tentoonstellingen en evenementen, passend binnen zo’n themajaar, vormen een aanleiding voor bezoekers om ook de minder bekende plekken en regio’s van ons land te bekijken. Na het succesvolle Mondriaan tot Dutch Design jaar, lanceert NBTC Holland Marketing in samenwerking met musea en andere partners komend jaar het nieuwe thema: Rembrandt & de Gouden Eeuw.
Een mooie gelegenheid om het rijke erfgoed van de Nederlandse gouden eeuw aan de hand van tentoonstellingen die in dat jaar worden georganiseerd, bekend te maken bij buitenlandse bezoekers. Behalve het spreiden van bezoekers, wordt er ook ingezet op segmenten met een bovengemiddeld bestedingspatroon zoals cultuurtoerisme. De cultuurtoerist besteedt gemiddeld zo’n 850 euro per persoon per verblijf tegenover zo’n 470 euro die een gemiddelde toerist uitgeeft per verblijf.

Overzicht Rembrandt en de Gouden Eeuw tentoonstellingen

Amsterdam

  • Rembrandt Privé, Stadsarchief Amsterdam, 7 december 2018 – 7 april 2019
  • Rembrandt’s Social Network, Rembrandthuis, 1 februari – 19 mei 2019
  • Alle Rembrandts, Rijksmuseum, 15 februari – 10 juni 2019
  • Inspired by Rembrandt, Rembrandthuis, 7 juni – 1 september 2019
  • Laboratorium Rembrandt, Rembrandthuis, 21 september 2019 – 16 februari 2020
  • Hollandse meesters uit het Israel Museum, Joods Historisch Museum, herfst 2019 – winter 2020
  • Rembrandt-Velázquez, Rijksmuseum, 11 oktober 2019 – 19 januari 2020

Delft

  • Pieter de Hooch, Museum Prinsenhof, 11 oktober 2019 – 16 februari 2020

Dordrecht

  • Werk, bid, bewonder, Dordrechts Museum, november 2018 – mei 2019

Haarlem

  • Frans Hals en de Modernen, Frans Hals Museum, 12 oktober 2018 – 10 februari 2019

Hoorn & Enkhuizen

  • Koele Wateren, Westfries Museum, 26 oktober 2019 – 26 januari 2020

Leiden

  • Jonge Rembrandt, Museum de Lakenhal, 3 november 2019 – 9 februari 2020

Leeuwarden

  • Rembrandt en Saskia: Liefde in de Gouden Eeuw, 24 november 2018 – 7 maart 2019

Middelburg

  • Rondleiding Gouden Eeuw, Zeeuws Museum, 1 januari – 31 december 2018

Den Haag

  • Rembrandt in het Mauritshuis, 31 januari – 15 september 2019
  • Nicolaes Maes, Mauritshuis, 17 oktober 2019 – 19 januari 2020

Kennismaking met kunst in het Huis der Provincie (GE)

Kunst/Familie Hendriks uit Doesburg/Botanische schilderijen

Kraaien (merels?). Elli Slegten. Nu te zien in Huis der Provincie, Arnhem. Foto Carla Oldenburger

Enige tijd geleden maakte ik kennis met Marten Hendriks en Elli Slegten, een kunstenaarsechtpaar uit Doesburg. Marten heeft nu (t/m 13 januari 2019) een uitgebreide tentoonstelling in Museum Boymans, ‘Time Slip’, werk van zijn hand ontstaan in de afgelopen 55 jaar.

Afgelopen week zag ik op de tentoonstelling ‘Familieportret’  werk van het hele gezin Hendriks, vader Marten, moeder Elli, dochter Rosemin en zoon Lieven. Stuk voor stuk bijzondere werken. Marten’s werken probeer je meteen te analyseren (complex en subtiel), Elli sprak mij aan vanwege haar botanische onderwerpen, Rosemin’s (zelf)portretten waren  fors en krachtig en detaillistisch tegelijk en Lieven’s doeken waren echt ongelooflijk subtiel.  Opgeteld hadden ze alle iets verfijnds en natuurlijks, zonder een zoetige of romantische bijsmaak op te roepen.