Kloostertuinen

De voormalige cisterciënzer vrouwenabdij Leeuwenhorst (1261-1573) te Noordwijkerhout, anon., eerste kwart van de 18de eeuw (coll. Museum Catharijneconvent)

Vanaf de vroege middeleeuwen zijn er in de Nedelanden kloosters gesticht, met bijbehorende hoven, tuinen en landerijen. Alle kloosterlingen volgen een leef- of kloosterregel, die niet alleen het gemeenschappelijk leven van de afzonderlijke leden ordent, maar ook het karakter van een kloosterorde of -congregatie bepaalt.* Deze regels zijn tevens van invloed op wat er in de tuinen gebeurt. Zo valt op dat we bij de zelfvoorzienende ordes bijvoorbeeld moestuinen, boomgaarden, veestallen en visvijvers vinden, terwijl plaatsen voor bezinning als Lourdesgrotten en kruiswegstaties vooral bij de meer actieve congregaties worden aangetroffen. De functie, vormgeving en beplanting van de (deel)tuinen hangen vaak samen met de specifieke eigenschappen van een kloosterfamilie.

Door de secularisatie en ontkerkelijking zijn er veel kloosters verdwenen en momenteel komen steeds meer kloosters leeg te staan. Daarbij verdwijnen ook de tuinen die daarbij zijn aangelegd, tenzij hiervoor een goede herbestemming kan worden gevonden.

Ons bureau doet onderzoek naar de geschiedenis van deze tuinen, geeft advies bij behoudskwesties en maakt restauratie- of herinrichtingsplannen op grond van de kenmerkende historie.

De moestuin van het klooster van de minderbroeders kapucijnen te Breda, omstreeks 1940

Voorbeelden

  • Heroverweging / Aanvullend onderzoek ‘Cultuurhistorie en waardestelling Tuin klooster O.L.V. ter Eem’ (2017). Opdrachtgever: gemeente Amersfoort
  • Inventarisatie van de architectuurontwerpen van Dom Hans van der Laan in het archief van de Abdij St.-Benedictusberg te Vaals (2010-heden). Opdrachtgever: Van der Laan Stichting
  • Eerste oriëntatie en beeldvorming Nederlandse kloostertuinen i.s.m. de werkgroep Kloostertuinen, de Konferentie Nederlandse Religieuzen (KNR) en de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) (2000-2005)
  • Medewerking aan het boek van Martin Hillinga en Hans Kroeze, De middeleeuwse kloostergeschiedenis van de Nederlanden. Deel II: Dagelijks leven, Zwolle 2011.

Zie voor artikelen over dit onderwerp onze Publicaties (zoeken met trefwoord kloostertuin)

* De bekendste kloosterregel in het westerse christendom is die van Benedictus van Nursia (circa 480-547). In de geest van Benedictus (‘ora et labora’) werden in Europa grote zelfvoorzienende kloostercomplexen gesticht. Vanaf de 11de eeuw ontstonden nieuwe kloosterorden, zoals de Kartuizers (1084), die als kluizenaars leefden, de Cisterciënzers (1098), verantwoordelijk voor vele ontginningen in ons land, en de Norbertijnen of Premonstratensers (1121), die zich i.t.t. de eerdergenoemde orden met zielzorg bezighielden en de regel van Augustinus volgden. In de 13de eeuw zijn de orden van zogenaamde bedelmonniken ontstaan,  die i.p.v. de individuele armoede de collectieve armoede belijden en (om die reden) veelal in de steden leefden: zoals de Franciscanen (1209/1223), Dominicanen (1215) en Karmelieten (1214/1230). De Franciscanen hebben zich vooral gewijd aan armen- en ziekenzorg, terwijl de Dominicanen zich in de eerste plaats toelegden op prediking, onderwijs en zielszorg. De religieuze congregaties (ontstaan vanaf halverwege de 16de eeuw) hebben veelal een charitatief karakter.

BewarenBewaren

BewarenBewaren

BewarenBewaren