(269) De Hoogduitse Joodse begraafplaats te Muiderberg is de oudste begraafplaats van de Hoogduitse-Joden in Amsterdam. De Hoogduitse gemeente in Amsterdam werd in 1636 gesticht. Zij kochten in 1642 een terrein van ruim 17 ha. in Muiderberg, om hier hun begraafplaats aan te leggen. In 1660 kochten de Poolse joden, die in 1656 een eigen gemeente in Amsterdam hadden gesticht, een naastgelegen stuk grond. Bij de samenvoeging van de beide gemeenten werden ook de beide begraafplaatsen samengevoegd. Na uitbreidingen in 1738, 1780 en 1840 heeft het terrein thans een omvang van 21 hectare. Het noordelijk deel is aangelegd op de voormalige buitenplaats Hofrust met de overplaats Koggerbosch. Er liggen meer dan 6000 vrijwel aaneengesloten zerken.
Op de luchtfoto is te zien dat de begraafplaatsen nogal kaal zijn. Op het oudste deel (links van het midden) zien we een kale hoofdlaan en een met bomen beplante toegangslaan; op de ten noorden van dit oudste deel gelegen uitbreiding zijn solitaire bomen verspreid over de begraafplaats te zien naast ook weer een hoofdlaan en zijlanen daar loodrecht op. Eigenlijk zijn bomen niet toegestaan op een Joodse begraafplaats omdat ze onrein zouden zijn. De kohaniem (priesters) lopen over het hoofdpad en de zijpaden naar het metaheerhuisje (lijkenhuisje) en de graven. Deze laan en paden zijn meestal onbeplant zodat de kohaniem rein een graf kunnen bereiken.
Maar in Nederland is nogal eens afgeweken van die symbolische gedachtengang en ziet men toch her en der bomen aangeplant, misschien omdat op Nederlandse begraafplaatsen juist veel bomen, liefst coniferen te vinden zijn, die het eeuwige leven symboliseren.
Hoe nu met deze Joodse rituelen en Nederlandse symbolen om te gaan? Hoe een Joodse begraafplaats te restaureren, waarop bomen niet thuis horen, maar waar ze toch een belangrijke plaats innemen. Dat is een belangrijke vraag bij het restaureren van het groen op deze begraafplaatsen.
(267) Naar aanleiding van het vinden van de diner-menu-kaart van het vijftigjarig bruiloftsfeest van onze (bet)overgrootouders kwamen de volgende feiten boven water.
Onze (bet)overgrootvader Jan Ebbers (1842 -1923), 20 september 1865 getrouwd met Maria Wilkes (1841-1929) was in zijn tijd een bekende persoonlijkheid in Heemstede. In 1912 vierde hij volgens een bericht in het Haarlemsch Dagblad dat hij vijftig jaar apotheker was in Heemstede en korte krantenberichten en de bewuste menukaart (1890, 1905 en 1915) onthullen dat hij vijfentwintig, veertig en vijftig jaar gehuwd was met Maria Wilkes. Zie onderstaand artikeltje en advertenties en foto’s van de menukaart.
Volgens gegevens gevonden in het Noord-Hollands Archief was Jan op zijn huwelijksdag 23 jaar oud, geboren in Ede en apothecarsleerling (sic). Sinds 1862 was hij in opleiding op de apothekersschool in Haarlem. Maria was 24 jaar en geboren in Haarlem. De ouders van de bruidegom resp. bruid waren Frans Willem Ebbers (kleermaker) getrouwd met Aaltje Roelofs en Johannes Wilkes (koopman, geboren 1799 te Breukelen) getrouwd met Anna Catharina Kools.
Helaas staat de locatie van het bruiloftsdiner op bovenstaande menukaart niet vermeld, maar naar wij mogen aannemen is dat in Heemstede geweest. De meest voor de hand liggende adressen zijn Hotel Restaurant ‘Het wapen van Amsterdam’ (tegenwoordig adres Fonteinlaan 11 Haarlem) of ‘Het Wapen van Heemstede’ (adres Wilhelminaplein Heemstede, sinds 2013 in eigendom van de Mij. Stadsherstel Amsterdam en verbouwd tot 9 woningen).
Jan en Maria hebben deels op de Binnenweg (nr.11) in het dokters-en apothekershuis en deels in het winkelpand Raadhuisstraat (nr.92) gewoond. Het pand in de Raadhuisstraat (bij de IJzeren brug) stond bekend als het oudst bekende adres voor levensmiddelen, op naam van Jan Ebbers, maar de winkel werd gedreven door drie van zijn dochters, Wilhelmina, Maria en Jeanette, samen met hun jongste broer Gustaaf Adolf. Het was meer dan een kruidenierswinkel, zoals ook duidelijk omschreven in de hieronder geplaatste advertentie uit 1934 , waarin ook de verkoop van Delicatessen, Boter, Kaas en Comestibles (tegenwoordig zouden we zeggen een Deli-winkel of traiteur) werd aangeprezen.
Tenslotte nu een overzicht van het gezin van apotheker Jan Ebbers, omdat de kinderen ook worden vermeld als ‘Hunne dankbare kinderen’. Onze (over)grootvader Jan Ebbers, de eerste zoon en het vierde kind van de apotheker, heeft in 1899 Heemstede verlaten en is vertrokken naar Amsterdam om daar een zelfde winkel te beginnen met Kruidenierswaren, Comestibles en Delicatessen. Deze was gevestigd in de splinternieuwe Kinkerbuurt, in de Da Costastraat (35) / hoek Potgieterstraat. Zij bleven hier wonen tot 29-08-1924, de dag dat zij verhuisden naar de Pieter Langedijkstraat (42 III).
Gezin van Jan Ebbers en Maria Wilkes:
Jan Ebbers (apotheker), *31-05-1842 te Ede
X Maria Wilkes, *21-09-1841 te Haarlem
Kinderen (cursief de kinderen die de winkel in de Raadhuisstraat beheerden):
Wilhelmina Alida Ebbers (1861-1953), *16-11-1867 te Heemstede, tante Mina.
Anna Wilhelmina Ebbers (1866-Utrecht 1924), *05-01-1866 te Heemstede X (1910) Hendrikus ten Raa (Kampen 1860 – Driebergen-Rijsenburg 1946).
Maria Jeanette Ebbers (1873-1952), *11-01-1873 te Heemstede, tante Marie.
Jan Ebbers (1874-1954), *14-03-1874 te Heemstede X Carolina Sophia Vogelesang (1872-1954), (over)grootouders van Juliet Oldenburger en Carla Oldenburger-Ebbers.
Johan Wilhelm Ebbers (1876-1946), *18-05-1876 te Heemstede, oom Willem X Hilligje de Boer (Avereest 1867- Heemstede 1957), tante Hilda.
Jeanette Everdina Ebbers (1879-1962), *07-07-1879 te Heemstede, tante Net.
Gustaaf Adolf Ebbers (1881-1943), *12-04-1881 te Heemstede, oom Dolf X Johanna Granneman (1884-1949).
Everdina Ebbers (1883-1938), *04-01-1883 te Heemstede, tante Eef X Gerlof Hendrik Hospes (1887-1927).
(265) Zuid-Hollands Landschap heeft de ruimte gekregen om te onderzoeken of het mogelijk is Buitenplaats De Voorde, gelegen in de Rijswijkse Landgoederenzone, over te nemen van de gemeente Rijswijk. In 2022 wordt een plan uitgewerkt om van deze vervallen plek weer een groene parel te maken. Dat zou heel mooi zijn en we hebben meteen aangeboden te helpen met een klein onderzoekje (quickscan).
In de Gids voor de Nederlandse Tuinarchitectuur (deel III, Noord- en Zuid-Holland) schreven we: “Ten zuiden van het Haagse Zuiderpark ligt in de gemeente Rijswijk het voormalige buitenplaatsencomplex Overvoorde, De Voorde en Steenvoorde, doorsneden door de Van Vredenburchweg. Oorspronkelijk maakten hier ook de buitenplaatsen Westvoorde, Oudshoorn en Nieuwvoorde deel van uit. Het woord ‘voorde’ betekent: doorwaadbare plaats. De buitenplaats De Voorde werd omstreeks 1800 gesticht door Jacob van Vredenburch en is daarmee de jongste buitenplaats in de reeks langs de Van Vredenburchweg. Het huis dateert uit 1800 en de tuinmanswoning uit 1806. Van Vredenburch bewoonde zelf de tegenover gelegen buitenplaats Overvoorde, zodat De Voorde meestentijds verhuurd is geweest. Bij een boedelscheiding in 1889 werd het omschreven als een herenhuis met stal en koetshuis, tuinderswoning, tuin, boomgaard, bos, wei en bouwland. De landschappelijke aanleg kent twee zichten vanuit het huis; één over een glooiend gazon en één over een beek. Sinds 1931 is het in bezit van de gemeente Den Haag. De achterzijde wordt verstoord door nieuwbouw. Het park maakt deel uit van het parkgebied De Voordes, dat tegenwoordig fungeert als recreatiegebied van de aangrenzende wijken en nader is ingericht voor wandelaars en fietsers, waardoor het oorspronkelijke padenpatroon is veranderd. Het huis wordt gebruikt als kunstenaarscentrum.
Dit is de eerste verkenning. We zijn bereid verder in detail te treden, maar dan moeten we eerst archieven raadplegen bij de gemeente Rijswijk en de gemeente Den Haag. De ontwikkeling van de buitenplaats is al heel aardig te volgen.
15 januari verhuist ons bureau met Juliet Oldenburger mee naar het Aalsmeerder Veerhuis, Sloterkade 21 te Amsterdam.
De Sloterkade vormde tot 1921 de grens tussen het oude dorp Sloten en de stad Amsterdam. Voor nadere adresgegevens en een huidige foto van het kantoorpand, zie de pagina Contact.
Tussen ongeveer 1515 en 1908 lag voor de deur van het Aalsmeerder Veerhuis (1634) de overtoom (overhaal) – van 1908 tot 1842 schutsluis – tussen de Hollandse waterschappen Amstelland en Rijnland. De open vaarverbinding tussen de rivier de Schinkel (tussen de Nieuwe Meer en de Overtoomse sluis) en de Kostverloren Vaart was op last van het provinciebestuur (de stad Haarlem) afgedamd omdat dit een sluipweg was geworden om de tolheffing aan het Spaarne in Haarlem te ontduiken. Wel mocht over die dam een sleepshelling of overtoom worden aangelegd voor kleine platte schuiten, waarvan de maten nauwkeurig waren vastgesteld. Op de gevelsteen boven de deur van het Aalsmeerder Veerhuis zijn behalve deze scheepjes ook het veerhuis afgebeeld – waar men kennelijk zijn dorst kon lessen, terwijl de schuiten over de sleephelling werden getrokken. Op de puibalk daaronder zien we een os, die verwijst naar de naam van de herberg: de Bonte Os.
Tevens vertrok voor het huis de trekschuit tussen Amsterdam en Aalsmeer, van waar men verder kon reizen naar Leiden en Rotterdam.
Als herinnering aan het toeziend oog van Haarlem op het overhalen van schepen van de juiste afmetingen toont het schilddragende leeuwtje op de geveltop van het veerhuis het wapenbord van de stad Haarlem.
Verder zien we op de historische foto (boven) nog dat in het pand omstreeks 1910-1915 de aardappelen- en groentenhandel van W.A. Schevenhoven was gevestigd. Een grote stapel zakken met aardappelen ligt tussen de twee linker souterrainvensters. Links van het huis was een steegje (nu een gesloten poortje) naar de ‘biertuin’. Voor het huis stond een linde. Tegenwoordig staan langs de Sloterkade, tussen de Andreas Schelfhoutstraat en de Surinamestraat een aantal iepen met de naam Ulmus ‘Amsterdam’. Links van het Aalsmeerder Veerhuis staat een Ulmus ‘Dodoens’, rechts ook een Ulmus ‘Amsterdam’. Deze laatste iepenvariëteit werd in de jaren ’80 van de vorige eeuw in de voormalige stadskwekerij vermeerderd als mogelijke opvolger van de Hollandse iep (Ulmus hollandica ‘Belgica’), maar bleek toch niet zo resistent tegen iepziekte.
Ook stonden voor het huis één grote en twee kleinere meerpalen, om de schepen te laten afmeren en de herberg vanaf het water te bevoorraden. Op de foto anno NU (op de Contactpagina) is te zien dat het pand sinds de restauratie van 1965 weer zijn oorspronkelijke indeling heeft teruggekregen.